zondag 17 december 2023

Het live-muziekjaar 2023

 


Het is weer die tijd van het jaar waarin er lijstjes en overzichten gemaakt worden dus dan kan ik niet achterblijven natuurlijk. Ik dacht eens te beginnen met een kleine terugblik doen op het concertjaar 2023. Ik heb volgens mij wel eens drukkere jaren gehad in dat opzicht. Hoe dat komt weet ik zelf eigenlijk ook niet. Ik vermoed dat allerlei drukke zaken privé en op het werk hier iets mee te maken hebben gehad maar al met al heb ik nog best veel mooie dingen gezien. Een kleine greep:

6 januari: Heilung + Lili Refrain, 013 Tilburg

We startten concertjaar 2023 voortvarend met Heilung, die ik al eens eerder had gezien op Roadburn 2019. Ik had er toen helemaal niet zulke hoge verwachtingen van, had ze een beetje ingeschat als Wardruna-wannabees maar ik was verrast over hoe gaaf ik het live eigenlijk vond. Ze geven duidelijk een eigen draai aan het zogenaamde pagan folk-genre en gaan net iets verder in het ritualistische gedeelte dan de meeste van hun stijlgenoten in dit inmiddels wat overbevolkte hoekje. Ik heb er inmiddels zelfs twee plaatjes van in de kast staan, die ik echter zelden tot nooit draai. Heilung’s combi van stampende folk en ritualistische performance-art komt pas tot z’n recht als je het zelf ziet, beleeft en ondergaat. Nee, een musical is het zeker niet maar er wordt met behulp van zang, dans en aankleding wel een soort verhaal verteld. En dat een deel van het publiek zich ook in dierenhuiden en allerhande Viking-parafernalia hult doet ook wel iets met de totaalbeleving (“hoe zou het met Kovacs zijn?” vroeg vrouwlief toen we een mevrouw met berenmuts op het hoofd passeerden). Het is natuurlijk makkelijk om er schamper over te doen (en dat gebeurde ook gelijk toen ik er iets over op facebook postte) maar ik heb genoten van deze buitengewoon bezwerende, opzwepende in een apotheose van totale gekte culminerende show.

Ook een eervolle vermelding voor openingsact Lili Refrain. Dit sympathieke Italiaanse bosheksje zette met behulp van wat rudimentair instrumentarium en een loopstation een zeer aanstekelijke set neer. Ik ben fan!

25 Februari: Complexity Fest, Patronaat Haarlem


In december kregen vrouwlief en ondergetekende van de Sinterkestpersoon (ja, wij vieren thuis Sinterkerst) een kaartje voor Complexity Fest, een hartstikke leuk festivalletje in Haarlem gewijd aan (zoals de naam al aangeeft) ‘moelijke’ muziek. De voornaamste reden voor dit kadootje was de aanwezigheid van de bands Neptunian Maximalism en Kayo Dot. Dat waren achteraf bezien niet eens de beste bands op de bill. Kayo Dot bleek zelfs een behoorlijk zware dobber. Ze speelden integraal Choirs Of The Eye, hun debuut uit 2003. Dat is niet de meest toegankelijke plaat die ooit gemaakt is, en nauwelijks te vergelijken met de complexe maar zoetgevooisde art-rock die ze tegenwoordig maken. Eerlijk is eerlijk, live was het met al zijn meanderende improvisaties gewoon niet om door te komen. Jammer maar helaas. Openingsact Oats deed het wat dat betreft een stuk beter. De gemiddelde leeftijd van deze band is volgens mij nog geen 20 maar wat een energie en wat een strakheid! Ook erg genietbaar was Iron Jinn, de gloedjenieuwe band van gitarist Oeds Beydals (The Devil’s Blood, Death Alley) met hun ambachtelijke psychedelische classic rock. Tribulation en Author & Punisher hebben we al vaker gezien en die leverden degelijke sets af. Het als black metal-band uitgedoste tweetal Zetra was zelfs op dit festival een vreemde eend in de bijt met hun mierzoete edoch aanstekelijke synthpop. Het absolute hoogtepunt was echter het Franse Birds In Row met hun werkelijk knoeperharde en furieuze post-hardcore. Oef! Wat een retestrakke band is dit. Het was ook gelijk het hoogtepunt van dit sympathieke kleine festivalletje. Het gabberfeestje dat Klakmatrak in de kleine zaal bouwde lieten we dan ook aan ons voorbij gaan, niet alleen omdat er niets meer over Birds In Row heen zou gaan maar ook omdat onze benen en voeten niet meer wilden. Dat wordt straks nog wat, vijf dagen Roadburn…

11 Maart: Terneuzen On Fire, Podium In Terneuzen Terneuzen (duh!)

Wat een leuk festivalletje is dit in de Terneuzense popzaal Podium In Terneuzen. Naast het hoofdpodium voor de bands-met-drumstel had men in de andere hoek van de zaal een kleiner podium neergezet voor het meer elektronisch georiënteerde beukwerk. Ik heb geen slechte band gezien maar bij de laatste vier kwam het voor mij pas echt op gang. Het geluid bij de lekker boze industrial van het Zeeuwse Designer Violence was af en toe wat dunnetjes maar dat werd ruimschoots gecompenseerd door de intense, naar performance art neigende presentatie van de dames. Toffe band. Gelijk maar de CD gekocht (met de geniale titel We Gave Peace a Chance). Peter Speedrock van Elderen zag ik iets meer dan een half jaar geleden nog met Fire Horse en nu stond ie hier weer met wat anders. In hoeveel bands speelt die man eigenlijk? Nou ja, ‘t is wel iedere keer goed, ook de aanstekelijke garage-hardrock van dit Tankzilla. De donkere techno van BHPL bleek een eveneens erg aanstekelijke combi van een headbangende Bart Jan (wie kent ‘m niet?) en een gruntende meneer die af en toe op een olievat stond the hengsten. Lekker hoor. En dan ALKERDEEL, wat moet men daarover zeggen? Op de laatste Roadburn had ik ze gemist omdat ik heel erg graag Green Lung wilde zien dus ik was blij met deze herkansing want vuiger, smeriger en zompiger wordt black metal simpelweg niet. Kolere, wat is deze muziek vies. Een zeer overtuigende afsluiter, en dat met een invalzanger. Al met al een topavond gehad. Laten we hopen dat dit festival een blijvertje is.

7 April: Stockholm Symphony Orchestra plays The Empire Strikes Back, Waterfront Stockholm

In april togen we met heel het gezin een weekje naar Stockholm, en op zoek naar leuke dingen om te doen stuitten we op een affiche van dit. Science Fiction in het algemeen en Star Wars in het bijzonder speelt op de een of andere manier een bijzondere rol in ons huishouden dus dit was een no-brainer. De zaal bleek niet heel makkelijk te vinden. Nadat de navigatie ons half Stockholm had doorgestuurd kwamen we net op tijd aan in de zaal, waar het zaalpersoneel ons verwelkomde in Star Wars-kostuums. Het Stockholm Symphony Orchestra ging dus live de soundtrack verzorgen bij The Empire Strikes Back. Den gehele film dus, inclusief stiltes en dialogen. Het orkest begon gelijk al met het thema van Universal Pictures, en een vreemde ontroering maakte zich van mij meester. Natuurlijk, filmmuziek heeft doorgaans een ondersteunend karakter dus als het al kunst mag heten dan valt het waarschijnlijk onder de noemer toegepaste kunst maar verdomd, wat zit het allemaal goed in elkaar en wat is het met momenten wonderschoon. Heel gaaf om dit eens meegemaakt te hebben. En ook wil ik nog vermelden dat we ons weekje Stockholm hebben afgesloten met een bezoekje aan het ABBA-museum (wat ook erg de moeite waard was maar natuurlijk geen concert).

19 - 23 april: Roadburn, 013 Tilburg

Jaja, ik ben zoals ieder jaar weer op muzikale bedevaartstocht geweest maar daar heb ik hier, hierhierhier en hier al uitgebreid over geschreven.

16 juni: Swans, Tivoli Utrecht


Vol goede moed begaven vrouwlief, vriend Frank en ondergetekende zich richting Utrecht voor een zittend concert van Swans in Hertz, een zaaltje in het Utrechtse Tivoli. Dat ik m’n oordopjes was vergeten leek me niet zo’n probleem. Zoals gezegd, het was immers een zittend concert dus Michael Gira (hij is Swans) zou vandaag vast z’n folky, ingetogen kant verkennen zoals op zijn soloplaten of zijn werk met Angels Of Light. Dacht ik. Nou, niet dus. Dit was mijn vierde keer Swans en dit was zondermeer de hardste, meest uitzinnige show van ze die ik tot nu toe gezien heb. Vanaf opener The Beggar wordt de toon langzaam maar zeker gezet. De muziek van Swans wordt wel eens aangeduid als post-punk of noise rock maar iedere poging om de sound van Swans te categoriseren is in feite zinloos. Van een rock-idioom is niet of nauwelijks sprake. Wat Swans brengt is pure existentiële en auditieve horror, met de woest gesticulerende dirigent Michael Gira als dreigend middelpunt. Gezeten op een stoel lijkt hij op de een of andere manier nog intimiderender dan tijdens de staande shows die ik van ze gezien heb. Het was apocalyptisch, groots en heel, echt heel erg hard. Eén van de shows van het jaar wat mij betreft. En ik ga echt nooit meer zonder oordopjes de deur uit.

16 augustus: Converge + Dying Fetus + Archspire, 013 Tilburg



Vriend Frank en ondergetekende werden door wat oude bekenden gevraagd om mee te doen aan een metalquiz in 013. Nou, dat lieten we ons natuurlijk geen twee keer zeggen dus wij 29 juni naar Tilburg. En nee, ik schep niet graag op maar het hoeft geen betoog dat we dit met al onze jaren metal-ervaring natuurlijk grandioos wonnen. Het concertkaartje naar keuze werd Converge, één van de weinig hedendaagse hardcore-bands waarvan ik mezelf fan durf te noemen. Maar eerst mocht het Canadese Archspire de boel opwarmen. Normaal gesproken ben ik niet zo van de ‘lollige’ bands, en lolbroeken zijn deze heren zeker. Er kwam zelfs een heuse Twister-mat aan te pas. De bruuskheid van hun death metal gecombineerd met onwaarschijnlijk strak spel dwong echter zeker bewondering af. Eveneens death metal was Dying Fetus, van het soort dat mij persoonlijk altijd een beetje Siberisch heeft gelaten, al werd er zeker een solide set neergezet. De band waar het voor mij allemaal om draaide was echter Converge, die eigenlijk alleen de heftigheid van hun muziek gemeen hebben met de voorgaande bands. Hun brute hardcore klinkt op het eerste gehoor chaotisch maar is dat niet, en op de één of andere manier zit er ook nog eens een behoorlijk emotionele lading in. Althans, dat meen ik er in te horen, en het gekwelde hoofd van de graatmagere, in een veel te grote slobberbloes gehulde frontman Jacob Bannon doet niets om die indruk te ontkrachten. Er werd gelukkig lekker veel gespeeld van mijn favoriete platen Jane Doe en You Fail Me. Fenomenale show van een fenomenale band!

2 september: Roosendaal Open Air, The Loods Roosendaal

Roosendaal Open Air is wat mij betreft één van de leukste lokale festivalletjes. Ik ga er nu inmiddels al weer een paar jaar heen en heb er zelf ook ooit wel eens gestaan met een bandje. Een beetje met de mannen bier drinken en naar metal luisteren, wat is er nou leuker dan dat? Beste band van de dag was voor mij het Britse Hellripper. Ik weet niet wat het is, Britten hebben een heel specifieke manier van herrie bedrijven. Rauw, primitief, gruizig en ietwat onvast maar toch vreemd catchy. Denk Venom, Amebix, Discharge, dat werk. Hellripper hoort voor mij ook in dit hoekje thuis. Ik vond ze dusdanig tof dat ik gewoon weer eens ouderwets de pit ingedoken ben. Dat doe ik niet zo heel vaak meer maar een mens moet af en toe z’n reserves laten varen, nietwaar? Wat je noemt een uitputtende topdag. Ik heb nu al zin in volgend jaar.

7 september: Future Islands, Maassilo Rotterdam


Vrouwlief en ik wilden Future Islands al heel lang live zien. Het was ook ooit bijna zover, volgens mij hadden we zelfs al kaartjes, maar iets gooide roet in het spreekwoordelijke eten. Werk? Corona? Ik weet het niet meer maar dit was onze herkansing. Dat parkeren bij de Maassilo een onmogelijke opgave is waren we even vergeten dus nadat we de halve stad hadden doorkruist op zoek naar een parkeerplaats kwamen we zowaar redelijk op tijd aan. Daar wachtte ons de volgende hobbel. Bij de bar werd ons te verstaan gegeven dat we muntjes nodig hadden, dus voegden we ons in de gangen van dit oude fabriekspand bij de andere verdwaasden die zich zichtbaar ook afvroegen waar je die krengen in vredesnaam moest halen. Enfin, dat lukte uiteindelijk dus konden we ons precies op tijd met onze drankjes in de zaal positioneren voor het grote gebeuren. En groots was het. Naast het melancholieke randje aan hun synthpop is het geheime wapen van Future Islands vooral frontman Samuel T. Herring, die naast een fijne snik in zijn stem ook beschikt over een podiumpresentatie waar menig hardcore-zanger een puntje aan kan zuigen. Hopsend, springend, dramatisch gesticulerend en zijn benen hoog opgooiend gebruikt hij vrijwel iedere centimeter van het podium, zich hierbij bedienend van een ietwat intimiderende oogopslag en hier en daar zelfs een incidentele death grunt. Dhr. Herring is eigenlijk zo aanwezig op het podium dat je bijna zou vergeten dat er ondertussen toch echt hele mooie muziek gemaakt wordt.

9 september: ’t Beest Brult, ´t Beest Goes


Eigenlijk zouden we vandaag naar Baroeg Open Air gaan maar vrouwlief had wat onder de leden dus besloten we onze kaartjes maar op Ticketswap te zetten. Ik had natuurlijk best alleen kunnen gaan maar stiekem vond ik het niet heel erg. De seizoensopener van onze eigen plaatselijke poptempel is altijd een goede gelegenheid om wat bij te kletsen met vrienden en bekenden en bovendien is er ook een klein platenmarktje. Dus na daar wat spul gescoord te hebben (van o.a. Lou Reed, Iggy Pop en de totaal vergeten en obscure noiserock-band Happy Flowers) was het tijd om te bieren en bandjes te kijken. Er stond van alles wat. De eenmans-garagerock van Dead Elvis & His One Man Grave was platvloers op precies de goeie manier. Het Thoolse en piepjonge Grainbait speelde het soort oubollige bluesrock dat vrouwlief altijd liefkozend ‘ribbroekenrock’ noemt. Prima bandje verder hoor, al vraag ik me wel af hoe die blagen er dan bij komen om dit soort muziek te gaan maken. Teveel in de platencollectie van pa gegrasduind zeker? Ach ja, niks mis mee, dat deed ik vroeger ook. De band waar het vandaag echter vooral om draaide was het Kapelse Grote Geelstaart. Ik was hier erg benieuwd naar. Niet alleen omdat de zoon en wat neefjes van een goede vriend er in spelen maar ook omdat er nogal een buzz over ze gaande is in de wandelgangen. Het zou hier een bijzonder bandje betreffen. En dat bleek inderdaad het geval. Gehuld in witte overhemden en stropdassen bracht dit jonge gezelschap een uitzinnige, hysterische maar vooral strak gespeelde combi van mathrock, postpunk en nog een handvol van die onduidelijke genre-aanduidingen. Laten we het er maar op houden dat hun drukke stuitermuziek erg interessant is voor mensen die (laten we zeggen) black midi, King Gizzard & The Lizard Wizard of Nomeansno een warm hart toedragen. Naar ik me heb laten vertellen gaan de mannen in het nieuwe jaar op allemaal verschillende plekken in het land studeren. Laten we hopen dat dit ze er niet van gaat weerhouden om samen muziek te blijven maken. Dat zou zonde zijn van dit eigenzinnige bandje. Afsluiter van de dag was het lekker platvloerse dansfeestje van het Antwerpse Bokorov Bokorov. ’t Beest-seizoen is op een geslaagde manier geopend.

9 Oktober: David Eugene Edwards, De Spot Middelburg 

Als de frontman van 16 Horsepower en Wovenhand een kleine 20 kilometer verderop zijn nieuwe soloplaat komt promoten dan hoeven we daar natuurlijk niet over na te denken, ook niet als het op een doordeweekse maandagavond is. David Eugene staat niet helemaal alleen op het podium vanavond, een voor mij onbekende medemuzikant staat hem bij op elektronica, percussie en tweede stem. Een groot gedeelte van de set van vanavond komt van die nieuwe plaat, Hyacinth geheten, en die had ik op dat moment nog niet gehoord maar dat maakt voor de muziek van David Eugene niet zoveel uit. Er wordt wel wat werk van zijn bands ten gehore gebracht maar ook solo is zijn muziek nog steeds een duistere, onheilspellende combi van folk, Americana en post-punk waarin hij zijn Apocalyptische interpretatie van Het Geloof brengt. Nee, vrolijk is het allemaal niet maar wat maakt dat uit als het zo wonderschoon is? Simpele maar mooie visuals en een niet al te overdadig ingestelde rookmachine maken het geheel af en van de die o zo irritante Dutch Disease is vanavond weinig tot niets te merken. Logisch ook wel. Als David Eugene Edwards spreekt danwel zingt houdt een ieder zich respectvol stil, al is het maar omdat niemand zijn immer priemende blik op zich wil voelen.

12 oktober: Maiden uniteD 1980, ’t Beest Goes


Eigenlijk ben ik niet zo van de tribute-bands maar als originele Iron Maiden-gitarist Dennis Stratton deel uitmaakt van de line-up is het mijns insziens toch interessant genoeg om even een kijkje te nemen. Dat ze de eerste plaat (de enige waar Stratton op meespeelt) integraal gingen spelen was me reeds ter ore gekomen. De memo dat het een volledig akoestische show zou worden is even langs me heen gegaan. Op zang hadden ze Dougie White, iemand die zowel bij Rainbow als Michael Schenker gespeeld heeft en wel wat kan dus. Iron Maiden-baas Steve Harris heeft nooit onder stoelen of banken gestoken dat bands als Jethro Tull en Wishbone Ash tot zijn grootste invloeden behoren. En zo klonken de bewerkingen van het Iron Maiden-repertoire nu ook, als de meer folky momenten van Jethro Tull en Wishbone Ash. Met hier en daar wat vleugjes Moody Blues en ouwe Genesis. Grappig. Sommige interpretaties van het Maiden-werk waren zeker genietbaar. Prowler werd gezongen door Dennis Stratton zelf en die bleek zowaar over een aangenaam stemgeluid te beschikken. Ook leuk was de bamboleo-versie van Sanctuary en de vrolijke Ierse jig die ze van Transylvania hadden gemaakt. Minder te spreken was ik over hun bewerking van Phantom Of The Opera, zo´n beetje mijn favoriete Maiden-nummer maar met deze slome keutelbewerking kon ik persoonlijk niet veel. Vervolgens waagden ze zich nog aan later Maiden-werk, wat natuurlijk hartstikke leuk was al vroeg ik me wel af wat dan de meerwaarde van Dennis Stratton nog was, die daar immers helegaar niets meer mee te maken heeft gehad. Ach, wat maakt het ook uit? Het was een drukbezochte donderdagavond, kennelijk zit de liefde voor Maiden bij veel mensen diep en dat is een fijne constatering.

4 November: Årabrot + Jaye Jayle + Karin Park , Stroomhuis Eindhoven

Fijn dat ze nog bestaan, zaaltjes als Het Stroomhuis. Ze worden immers steeds zeldzamer, dit soort lekker krakkemikkige oude punktenten. We zijn hier vanavond voor het Noorse Årabrot, een bandje waar vrouwlief en ondergetekende erg gecharmeerd van zijn en wiens laatste werkje Of Darkness and Light veel gedraaid wordt hier in huis. De avond word geopend door Karin Park (tevens in hoofdact Årabrot) met een mooie maar m.i. wel ietwat te korte set sfeervolle en duistere electronica. Gelijk gevolgd door Jaye Jayle, het alias van de Amerikaanse singer-songwriter Evan Patterson. Zijn sombere en zwaar dronende mompelcore is op plaat erg mooi maar eerlijk gezegd kan het vanavond m’n aandacht niet echt vasthouden. Waarschijnlijk was ik gewoon ongeduldig voor hoofdact Årabrot, bestaande uit frontman Kjetil Nernes, zijn echtgenote Karin Park en een anonieme huurling op drums. Boven het podium hangt een groot, lichtgevend kruis en beide echtelieden hebben zich gehuld in outfits die ergens het midden houden tussen glamrock en pastorale kledij. Yep, we zijn hier aanwezig bij een soort veredelde kerkdienst en de muzikale omlijsting hierbij is een opzwepende en unieke mix van (post-)punk, noise, metal en gospel. Ofzoiets. Het geluid stond wel ietwat eigenaardig afgesteld. Zodra frontman Kjetil zijn pedaal intrapte verzoop de zang in een ondoordringbare geluidsbrij – dat soort grappen. Het mocht de pret echter niet drukken. Toen we Het Stroomhuis weer verlieten was dat met een brede glimlach op onze gezichten. Daar kon zelfs het ontluisterende beeld van het grote aantal daklozen dat in de nabijgelegen parkeergarage bivakkeerde niets aan veranderen.

10 november: Montis, Goudsmit & Directie, ’t Beest Goes

Organist Frank Montis, gitarist Anton Goudsmit en drummer Cyril Directie behoren tot het spreekwoordelijke neusje van de zalm van de Nederlandse jazz-scene. Dat weet ik van mijn zwager die lange tijd hun geluid heeft gedaan. Als ze dan een showtje komen doen bij het plaatselijke poppodium komen moet dat natuurlijk wel even gezien worden. Goed, jazz dus. Of nou ja, officieel heet dit jazz maar wat ikzelf vooral hoorde was vet groovende funk, en dan van het soort zoals dat vroeger in New Orleans werd gemaakt door artiesten als The Meters en Dr. John. Naast eigen materiaal werd er druk geciteerd uit werk van o.a. The Beatles, Stevie Wonder en Ray Charles en er werd zelfs ergens een koppeling gemaakt tussen John Coltrane’s Giant Steps en Rod Stewart’s Do Ya Think I’m Sexy. Best gewaagd eigenlijk. Het geheel werd kundig aan elkaar gebabbeld door drummer en ADHD-er Cyril Directie die er zowaar in slaagde het grotendeels oudere en zittende publiek aan het klappen en zelfs heel voorzichtig aan het dansen te krijgen. Al met al een zeer geslaagd avondje muzikantenmuziek.

19 november: Perturbator + Carpenter Brut + Ho99o9, 013 Tilburg

De rode draad vanavond is Horror. Sterker nog, de eerste band heet gewoon zo. Ja, je schrijft het als Ho99o9 maar dat spreek je dus uit als Horror. Hun punkerige hiphop is lekker lomp en klinkt als een wat viezig amalgaam van Urban Dance Squad en The Prodigy. Op zich een prima opener al contrasteert het nogal met de wat meer verfijnde klanken die zullen volgen. Carpenter Brut had ik vanwege het relatief hoge handjes-in-de-lucht-gehalte van hun muziek als headliner ingeschat maar die stonden dus als tweede op de bill. Geeft verder niks, hun combi van techno-beats en filmmuziek met een vleugje heavy metal was wederom ijzersterk en gewoontegetrouw werd er afgesloten met een massaal meegezongen versie van Michael Sembello’s 80’s-klassieker Maniac. Wel vroeg ik me af hoe de meer duistere en onvriendelijke klanken van Perturbator het zouden doen na al dit feestgedruis. Een deel van het publiek zag ik inderdaad vertrekken na Carpenter Brut maar dat was their loss, om het eens op zijn Engels te zeggen. Op zijn laatste langspeler Lustful Sacraments (uit 2021 alweer) heeft James Kent a.k.a. Pertubator het kille stampwerk deels ingeruild voor meer etherische postpunk- en new wave-achtige klanken. En dat is ook de kant die hij en zijn drummer vandaag verkennen. Toen we ze een paar jaar geleden in de kleine zaal van 013 zagen was het nog vooral beuken. De set van vandaag was spannend, afwisselend, gelaagd en met momenten werkelijk wonderschoon. Zondermeer één van de shows van het jaar.

1 december: Smudged & Staatseinde, ’t Beest Goes

Over het Rotterdamse Smudged is momenteel nogal wat te doen. Ze zouden op onnavolgbare wijze krautrock, noise-punk, elektro-pop en techno combineren. En dan verven ze ook nog eens hun gezichten groen en dragen ze Victoriaanse pruiken. Maken ze de hype waar? Ach, het is zeker een leuke band. De muziek zou ik eigenlijk gewoon als garagerock willen definiëren. Met drums uit een doosje dus vooruit, met dance-invloeden dan. Behalve op de momenten dat zanger en spring-in-‘t-veld Bart Hoogvliet achter de drums plaatsneemt, dan is het ineens gewoon weer garagerock. Het wordt allemaal lekker energiek en brutaal gebracht. Het doet me eigenlijk wel een beetje aan Aux Raus denken. Kent iemand dat nog? Kan iemand er nog een liedje van reproduceren? Nee, precies. Niettemin, een heel goeie festival-act denk ik. Dit soort stuitermuziek komt het best tot z’n recht bij een kolkende mensenmassa die al een paar biertjes achter de kiezen heeft. Maar ach, daar kwam ik ook eigenlijk helemaal niet voor. Het ging mij het voorprogramma, het Utrechtse duo Staatseinde. De twee heren hadden zich met hun keyboards en andere apparatuur voor het podium geposteerd. Met hun Star Trek-achtige outfits, het matje met snor en jaren ’80-bril van de zanger en hun overduidelijk aan Kraftwerk en DAF referende stamp-electro had het alles in zich om te verworden tot platte en flauwe retro. Maar dat gebeurde niet. Staatseinde heeft gewoon echt goeie nummers, brengt hun Neue Niederländische Welle met een lekker rauw punkrandje en ondanks de hoge dansbaarheidsfactor is het echt niet allemaal één en al vrolijkheid. Songtitels als Grauw en Wir Sind Allein zeggen wat dat betreft genoeg. Kort samengevat: Eén van de leukere Nederlandse bands van dit moment, met een prima naprogramma.

2 december: Descartes a Kant, Ancienne Belgique Brussel

Een goede vriend attendeerde vrouwlief op dit opmerkelijke Mexicaanse bandje en enig online speurwerk leerde dat ze in de buurt speelden. We besloten er gelijk maar een cultureel dagje van te maken. In Brussel was immers ook de tentoonstelling Tim Burton’s Labyrinth gaande. We waren jaren geleden in Genk al naar eens naar de expositie The World of Tim Burton geweest, en sindsdien hangt er een groot schilderij van hem boven ons bankstel (een reproductie overigens). We hebben dus wel iets met de man en zijn werk. Waar genoemde expositie vooral ging over zijn kunst richtte deze tentoonstelling zich vooral op Tim Burton de filmmaker en schrijver. Het was eigenlijk een soort reis langs diverse kamers die allemaal respectievelijk inzoomden op bepaalde aspecten en terugkerende thema’s en archetypen in ’s mans film- en schrijfwerk. Zeer de moeite waard, met veel mogelijkheden tot het schieten van leuke plaatjes (wat we natuurlijk ook hebben gedaan), maar niet zo indrukwekkend als die expositie van een paar jaar geleden.


Toen moesten we nog iets aan de inwendige mens doen natuurlijk. Onze spontane ingeving om iets te gaan eten in een klein restaurantje genaamd La Plume bleek een goeie (mocht je nog eens naar Ancienne Belgique gaan, dit restaurantje is vlakbij en bij deze van harte aanbevolen) dus vervolgens op naar Ancienne Belgique. Nu is dat nogal een complex met meerdere zalen dus het duurde even voor we het juiste zaaltje hadden gevonden. Descartes a Kant bleek dus te spelen in de Witloof Bar, oftewel de kelder. Erg druk was het niet en dat is jammer, dit bandje verdient m.i. best wat meer aandacht. De pauze-DJ zette gelijk al een toepasselijk sfeertje neer door klassieke elektronica te draaien van artiesten als Mort Garson en Jean-Jacques Perrey. Dat sloot mooi aan bij het retro-futuristische concept van Descartes a Kant, een band bestaande uit twee dames, twee heren, allemaal in identieke overalls, en als vijfde bandlid een computer uit het Chriet Titulaer-tijdperk. Uit de bandnaam valt al af te leiden dat het hier een filosofisch ingesteld gezelschap betreft. Hun laatste plaat After Destruction wil ons van alles vertellen over zaken als zaken als depressie, sociaal isolement en de ongemakken van een hyper-individualistische samenleving. Zware thematiek dus maar rockend gebracht. In muzikaal opzicht komt dit neer op een combinatie van de hoekigheid van Devo met de gespierde riffs van Queens Of The Stone Age. Ik moest persoonlijk zelfs een beetje denken aan 70's weirdo progrockbands als Max Webster en Crack the Sky maar dat zal ongetwijfeld aan mij liggen. Anyway, da’s dan alleen nog op plaat. Live komt daar dan nog een lekker rauw punkrandje bij. Vooral frontvrouw Sandrushka Petrova heeft een ronduit venijnige uitstraling en springt op zeker moment tussen het publiek om daar op de grond te gaan liggen kronkelen en rollebollen. Een zeer memorabel concert, maar hoewel ik het ze van harte gun acht ik de kans klein dat deze band ooit groot wordt. Daar zijn ze gewoon een beetje te raar voor ben ik bang.

Goed, dat was dus concertjaar 2023 in een notedop. Nou ja, niet helemaal want aanstaande vrijdag is er nog een leuk new wave-kerstbal in ’t Beest met de Belgische new wave-tributeband Wegsfeer maar dat beschouw ik meer als een feestje dan als een heus concert.

De plannen voor 2024 zijn vooralsnog bescheiden. Natúúrlijk is het kaartje voor Roadburn al in de pocket. Daar staan in ieder geval al gave dingen als Khanate, Lankum, HEALTH, Richard Dawson en Blood Incantation en nog veel meer dus daar verheug ik me nu al op. En we hebben kaartjes voor Mr. Bungle met special guests Oxbow en Spotlights. Over Judas Priest in de AFAS moeten we nog even nadenken.

Wellicht dat ik het in een volgend blogje over de beste platen van 2023 ga hebben, en andere culturele highlights.

zaterdag 14 oktober 2023

De lol van ouwelullenhardrock

 

Schrijver Martin Popoff houdt van hardrock en heavy metal. Allemachtig, wat houdt die man daarvan. Hij houdt er zoveel van dat ie er echt al een heleboel boeken over heeft geschreven. Echt achterlijk, onbeschoft, idioot veel boeken. Waarvan er hier ook een paar in de kast staan.

Wat ik plezierig vind aan de schrijfsels van Martin Popoff is dat het hem echt om de muziek zelf te doen is. Hij is geen Greil Marcus die muziek vooral gebruikt om diverse zaken in een brede maatschappelijke danwel sociologische context te plaatsen. En ook niet iemand die vooral wil laten zien hoe belezen en cultureel onderlegd hij eigenlijk wel niet is. Nee, Martin Popoff is primair en to-the-point. Tussen de regels door valt overigens te lezen dat hij wel degelijk een aardige koffer aan culturele bagage bij zich draagt maar dit gebeurt doorgaans terloops. Martin Popoff vindt in de eerste plaats dingen van muziek zelf en je kunt er zeker van dat hij alles wat hij beschrijft danwel recenseert ook daadwerkelijk aandachtig heeft beluisterd.

En sinds kort ben ik de gelukkige bezitter van zijn boek The Collector’s Guide to Heavy Metal volume 1: The Seventies. Ik ben altijd erg gesteld geweest op hardrock en heavy metal zoals het in de jaren 70 gemaakt werd. Dat komt natuurlijk deels doordat ik al vroeg in het genre geïnteresseerd raakte, en om die reden de platenverzamelingen van mijn vader en andere volwassenen in mijn leven doorspitte en uitpluisde om te kijken wat er nog meer was naast KISS. Wat ik echter het fijnste vind aan deze periode is dat bands eigenlijk zomaar wat deden. Er was nog geen sprake van rigide formats zoals we dat in de jaren 80 zouden krijgen, toen hardrock langzaam maar zeker verwerd tot metal. Niet dat er in die periode geen goeie muziek gemaakt is. Ik ben er tenslotte mee opgegroeid. Maar het starre purisme van de die-hard metalscene, de scheve blikken als je opperde dat je op z’n tijd ook graag eens naar (laten we zeggen) Pink Floyd, The Doors of The Sex Pistols luisterde, dat heeft me altijd een beetje tegengestaan.

Maar daar hadden de bands in de jaren 70 geen last van, dat purisme. Dus Judas Priest die een gevoelige pianoballade speelt, Lone Star die zich bedient van zoetgevooisde Beatles-achtige samenzang, Deep Purple die uitstapjes doet richting funk en Thin Lizzy en Led Zeppelin die platen uitbrengen die stilistisch alle kanten opgaan zonder dat het iets afdoet aan hun eigen herkenbare geluid, het kon allemaal in de ongeformatteerde jaren 70. Begin jaren 80 scoorde KISS een wereldhit met een disco-nummer en werden ze nog jaren na dato beticht van hoogverraad. Toen ze vier jaar daarvoor een hit scoorden met het zoetsappig kwelende Beth viel niemand daarover. Kennelijk was er iets veranderd. In de verzuilde jaren 80 was een band die zich hardrock of heavy metal noemde nooit weggekomen met muzikaal interessante gekkigheid als dit:

Max Webster is de naam van dit bandje. En dat is nog iets wat ik zo fijn vind aan Martin Popoff. Hij vindt net als ik Max Webster één van de beste bands aller tijden. Doorgaans levert mijn bewondering voor deze obscure en vergeten band (waar ik zelfs een T-shirt van heb) me alleen maar lege blikken op maar het is fijn om te weten dat ik in ieder geval één medestander heb op deze wereld. Wat overigens niet wil zeggen dat ik het eens ben met alles wat dhr. Popoff schrijft. In tegenstelling tot dhr. Popoff vind ik Stormbringer van Deep Purple en Sinful van Angel best fijne platen. Hij laat er echter geen spaan van heel. Tegelijkertijd ga ik absoluut niet mee in zijn tomeloze bewondering voor bands als Foghat en The Heavy Metal Kids, want die laten mij dan weer tamelijk Siberisch.

Maar goed, ik was dus helemaal blij met dit naslagwerkje, waarin zelfs wat bands bleken te staan waar ik nog nooit van gehoord had (Bel Ami, Christ Child, Jambalaya, Peter Rabbitt). Groot was dan ook mijn ontzetting toen ik ontdekte dat bladzijden 233 en 234 ontbraken. Tussen Narita van Riot en het titelloze debuut van The Runaways gaapt gewoon een grote, onthutsende leegte! Aangezien er op de website van dhr. Popoff een email-adres staat besluit ik dan ook de stoute schoenen aan te trekken om dhr. Popoff van dit onheuglijke feit op de hoogte te brengen. Hij mailt me vrijwel gelijk terug (Greeaaaattt… sorry about that – here ya go!) met de ontbrekende inhoud. Kijk, dat is nog eens service. De ontbrekende reviews bleken voor platen van Road, Roadmaster, Rockets, Rockicks, Rockin’ Horse, Rock Rose, Uli Jon Roth, Rough Diamond en Rumplestiltskin. Ach ja, Roadmaster, ook al zo’n leuk bandje:


Opvallend is wel de aanwezigheid van redelijk wat punk in dit boek. In het muzikale klimaat waarin ik opgroeide waren punk en hardrock, ondanks de wel degelijk aanwezige muzikale raakvlakken en zelfs wat bands die beide kampen bedienden (Motörhead, The Dictators), nog twee tegengestelde werelden. Punkers vonden hardrock commerciële rommel, hardrockers vonden punkers amuzikale onbenullen, zo waren de rollen verdeeld. Dhr. Popoff wil daar echter niets van weten. Wat hem betreft is punk ‘a form of hard rock’ dus naast de eerste en inderdaad erg goeie plaat van The Boomtown Rats (“punk rock my ass” schrijft ie) komen we ook platen tegen van o.a. The Lurkers, Eater, The Saints, Iggy Pop, The Dead Boys, The Damned, The Vibrators alsook die fantastische eerste plaat van The Suicide Commandos. Dat ie maar een karig zeventje krijgt doet daar verder niets aan af.

Aan het eind van het boek heeft dhr. Popoff nog diverse appendixen toegevoegd. Appendix 1 heet Not Heavy en bevat omschrijvingen van bands en artiesten waarvan bijvoorbeeld het artwork, het logo, de bandnaam of een stoere bandfoto de indruk zouden kunnen wekken dat het hier hardrock of heavy metal betreft maar dat is dan dus niet het geval. Om daar achter te komen hoeven we niet meer te luisteren (“I performed that odious task for you”, aldus dhr. Popoff). In dit overzichtje komen we op zich niet oninteressante artiesten tegen als Arthur Brown, Comus, Goblin, Quicksilver Messenger Service en Silver Apples. Meest opvallende naam in deze lijst is The Cats. Je zou deze Volendammers met hun lange haren en grote snorren inderdaad zomaar per ongeluk voor een ruige rockband aan kunnen zien, in plaats van “horrible, Dutch country-rocking retro-bubblegum pop” zoals ze hier volkomen terecht worden omschreven.

Appendix 2 heet Very, Very Occasionally And Slightly Hard Rocky, en zoals de titel al aangeeft worden hier een paar hardrock-grensgevallen aangestipt. Want wat is nou hardrock en wat niet? Dat bands en artiesten als Be Bop Deluxe, City Boy, Eloy, Horslips, Jethro Tull, Manfred Mann’s Earth Band en Joe Walsh niet heavy genoeg worden bevonden voor een eigen plekje in dit boek vind ik best te billijken, al zijn ze zeker interessant voor de ruimdenkende rocker. Anderzijds vind ik dhr. Popoff hier en daar wel een beetje te streng. Wat mij betreft horen Cosmic Dealer, Crack The Sky, The Good Rats, Kansas en Wishbone Ash gewoon in dit boek thuis. Zelfs Heart wordt door dhr. Popoff te licht bevonden, iets wat in mijn optiek neigt naar heiligschennis maar goed, hij geeft in ieder geval toe dat dit nummer een klassieker is:

De overige appendixen bestaan voornamelijk uit lijstjes en dat is wat mij betreft het minst interessante gedeelte van het boek. Dus wijsneuzerig als ik ben wil ik dit blogje afsluiten met een eigen lijstje van platen die in dit boek ontbreken maar er wat mij betreft best in hadden gemogen:

Attila – Attila (1970)

Babe Ruth – First Base (1972)

Boomerang – Boomerang (1971)

Centaurus – Centaurus (1978)

Medusa – Medusa (1978)

No Dice – 2-Faced (1979)

Plus – The Seven Deadly Sins (1970)

Ramatam – Ramatam (1972)

Walter Rossi – Walter Rossi (1976)

Sorcery – Stunt Rock (1978)

Stiff Little Fingers – Inflammable Material (1979)

Stingray – Stingray (1979)

Tantrum – Rather Be Rockin’ (1979)

Various Artists – Michigan Rocks (1977)


Inmiddels is ook het vervolg op de mat beland, The Collector’s Guide to Heavy Metal volume 2: The Eighties. Het tijdperk van de NWOBHM en waarin allerlei subgenres als speed, thrash, black en doom metal zich aandienden dus da’s weer heel andere koek. Wellicht dat ik daar later nog eens een blogje over schrijf.







zaterdag 30 september 2023

Alsof de kerst al aangebroken is

 


Zo, daar ben ik weer. En ik ga hier de komende tijd wat vaker zijn. Een beetje lekker van me af schrijven. En Facebook alleen nog maar gebruiken voor het posten van het plaatje dat ik op dat moment aan het draaien ben. Ik weet 't niet, ik heb momenteel gewoon niet zo'n goeie mindset om me bezig te houden met social media. Er gebeurt gewoon teveel in de echte wereld om dat er nog eens bij te hebben.

Wat er de afgelopen tijd het meest heeft ingehakt is het overlijden van onze kat Skittels. Hij is in onze straat doodgereden. Skittels was ons kleine wondertje. 10 dagen waren we hem kwijt, en toen vonden we hem terug bij De Hollandse Hoeve, een kleine 1,2 kilometer van ons huis, ietwat vermagerd maar nog wel gezond en levend. Dat was voor ons niets minder dan een mirakel, dus het is belachelijk dat hij dan vervolgens op zo'n stomme manier aan z'n einde komt. Ik denk dat dat is hoe ik er momenteel in sta. De wereld is maar stom. Ofzoiets. Vrouwlief zei het laatst nog. "Je kijkt alsof de kerst al aangebroken is". Ach ja, misschien is dat het ook wel. Gewoon vervroegde feestdagen-blues.

Maar ach, het is niet allemaal kommer en kwel. Een tijdje geleden heb ik met wat oude bekenden meegedaan aan de Metalquiz in Tilburg en deze hebben we glorieus gewonnen. Verder mooie concerten gezien van o.a. Swans, Converge en Future Islands en er staan nog veel meer toffe shows op de planning (David Eugene Edwards, Årabrot, Perturbator). En ja, ook ik als gelukkig getrouwde man ga nog wel eens met 'de mannen' op stap dus daarmee leuke feestjes gebouwd op festivals als Roosendaal Open Air en 't Beest Brult en binnenkort gaan we een avondje bezoeken van een organisatie die zie zich Make Middelburg Metal Again noemt. Yay!

En een kennis van me heeft gevraagd om mee te doen aan zijn nieuw op te richten shamanistische folkband. Een genre waar ik op zich graag naar mag luisteren maar ik heb 't nog nooit zelf gemaakt dus het zal mij benieuwen.

Al met al veel leuke dingen en vooruitzichten in het echte leven dus. Waardoor ik er even niet aan hoef te denken dat de wereld in brand staat en dat de helft van de mensheid sinds het coronagebeuren gewoon hartstikke knettergek geworden is. Ik neem het allemaal voor kennisgeving aan tegenwoordig en ga de online discussies hierover verder maar uit de weg. Heb wel wat anders aan mijn hoofd. En daarnaast gaat het werk ook nog gewoon door.

Ondertussen zijn vrouwlief, bonuszoon en ondergetekende natuurlijk onlangs wel weer naar het asiel geweest en hebben daar twee mooie kittens uitgezocht. Dus dat wordt weer één en al ooeeeh en aaaah en vertederde blikken zodra ze hier geplaatst worden. En doodsangsten uitstaan zodra ze groot genoeg zijn om naar buiten te gaan. Waarom doen we dit onszelf toch aan? "Grief is the price we pay for love" zei een wijs iemand ooit, dat zal het wel zijn. Maar wie weet, misschien gaat het dit keer wel gewoon goed.

Goed, daar wil ik het dan even bij laten voor vandaag maar zoals gezegd, jullie gaan weer veel van me horen op dees' plaats. In het kader van de leuke vooruitzichten wil ik nog even vermelden dat de artiest die voorheen bekend stond als Lingua Ignota inmiddels haar artiestennaam heeft veranderd in The Reverend Kristin Michael Hayter en in die hoedanigheid een nieuw plaatje heeft aangekondigd. Het behoeft geen betoog dat ik deze alreeds gepre-ordered heb.




dinsdag 2 mei 2023

ROADBURN 2023 Dag 4

 

En dan is vandaag echt de laatste dag aangebroken van deze prachtige laatste editie. Het was een geslaagd feestje gisterenavond dus ietwat katerig kruipen we ons tentje uit en gaan we om beurten het blubberige pad over naar de doucheruimtes. Hoe mooi het festival zelf ook is geweest de afgelopen paar dagen, dat klammige kampeergebeuren in combinatie met het druilerige weer is voor ons duidelijk echt een gepasseerd station. Ik opper dat ik het prima zou vinden om vanavond na Cave In ons boeltje in de auto te gooien en terug naar het Zeeuwse te rijden. Vrouwlief vindt dit ook. Volgend jaar doen we weer lekker een hotelletje. Dan maar duur.

Net zoals vorig jaar zijn de verslagjes van de afgelopen dagen in zekere zin mislukt. Ik heb me vooral gefocust op shows die ik in zijn geheel heb gezien. Dat waren er nog best veel dus in die zin ben ik best tevreden. Maar door de overdaad van het programma is het natuurlijk onvermijdelijk dat er ook dingen zullen worden gemist. Van de flarden die ik heb meegekregen van de shows van John Cxnnor, White Boy Scream, David Eugene Edwards en Ossaert had ik best meer willen zien. Het is me op de één of andere manier gelukt om helemaal niets te zien van Oiseaux-Tempète en Sangre de Muèrdago, de twee artists in residence. Door de combinatie van het slechte weer, mijn pijnlijke voeten en het feit dat het best wel uit de richting lag heb ik ook het hele Paradox-programma wederom gemist. En ook Bo Ningen, Grift, France, Judasz & Nahimana, Jerusalem In My Heart, Bad Breeding, Sierra, Mütterlein en Mamaleek had ik best graag willen zien maar ja, ik kan mezelf nu eenmaal niet opsplitsen. Nog niet. Misschien ooit nog eens….

Maar dat zijn luxeproblemen. Dat speciale Roadburn-gevoel, ik heb het op mijn blogje van vorig jaar geprobeerd in woorden te vatten maar dat is me voor mijn gevoel nog steeds niet goed gelukt. Het samenzijn met medeburners, het jezelf als het ware vier dagen lang onderdompelen in muziek, ook tussen de bands door. Het is iets wat ik op geen enkel ander festival ooit ervaren heb, en ik ga letterlijk al bijna heel m’n leven naar festivals. Het is heerlijk om even tussen shows door te relaxen of ergens rond te lopen en muziek te horen van zulke uiteenlopende artiesten als Suicide en Silver Apples en Einstürzende Neubaten en Jawbox en Björk en Drab Majesty en Mazzy Star en Pixies of juist iets totaal onbekends, en om dan je Shazam aan te slingeren en erachter te komen dat het wellicht een goed idee is jezelf eens te verdiepen in de oeuvres van artiesten als o.a. Flyying Colours, Uboa, Songs: Ohia of Babe Rainbow. Het zal vast een nerdy dingetje zijn maar ik geniet er gewoon ontzettend van om rond te lopen op een festival waar muziek geen bijzaak is. Een beetje zoals een Trekkie met puntoren zich moet voelen op een Sci Fi Convention, dat gevoel. Tsja, wat kan ik zeggen? Ik ben een nerd en ik ben er trots op.

Maar Roadburn is nog niet klaar. Er staat ons vandaag ook nog het nodige moois te wachten. We beginnen echter educatief, of ik althans. Terwijl vrouwlief nog even chillt op de camping besluit ik de Q&A met Roadburn-organisatoren Walter Hoeijmakers en Becky Laverty te bezoeken. De terugblik over hoe deze editie tot stand is gekomen is tamelijk ontluisterend. Het kostte moeite om bands te krijgen. Bands waren niet beschikbaar, of opeens drie tot vijf keer zo duur, of konden om diverse andere redenen niets toezeggen. Die veertien bands die begin november werden aangekondigd waren weliswaar fantastisch (Deafheaven, Julie Christmas, Brutus, Wolves In The Throne Room), het waren ook letterlijk nog maar de enige namen die ze hadden. Het doorgaan van deze editie heeft letterlijk op losse schroeven gestaan en het mag een klein wonder heten dat ze er nog zo’n goed programma uit hebben weten te persen. Wel leuk om te horen dat ze kennelijk met The Jesus & Mary Chain in gesprek zijn geweest om o.a. Psychocandy integraal te spelen. Helaas ging de band toen zelf met sabbatical.

Ook de online backlash die Roadburn m.n. uit de stoner- en metalhoek heeft gekregen naar aanleiding van dit programma komt ter sprake. Roadburn zou met hun missie om ‘heaviness’ te willen herdefiniëren de metalwereld willen veranderen (“I don’t think we have that power” grapt Becky) en ze worden verraders genoemd of erger. Ik heb er zelf ook het een en ander van meegekregen, en in de Roadburners-groep op facebook af en toe ook gereageerd op enkele nogal venijnige berichtjes uit het puristische kamp. Omdat ik gewoon echt niet snap waar men moeilijk over doet. Roadburn is al jaren geen stoner- en doomfestival meer, als dat überhaupt al zo was. Folk, elektronica en andere moeilijk te definiëren muziek die nu onderdeel is van het programma is een ontwikkeling die al jaren gaande is. Ik denk dat ik wel weet waar ik het over heb te dezent want ik kom al sinds 2005 op dit festival. En als het je ding niet meer is, dan ga je toch gewoon niet meer? Hoe moeilijk kan het zijn? Gelukkig geeft artistiek leider Walter aan dat hij trouw aan zichzelf zal blijven en de experimentele lijn van deze editie zal voortzetten zonder zich iets aan te trekken van anderen. En dat lijkt me gezien deze editie alsook het enthousiasme van de aanwezigen goed nieuws. Dus alsjeblieft, ga zo door, Walter!

Maar goed, we komen hier uiteindelijk voor muziek. Ik besluit als eerste alsnog Elizabeth Colour Wheel te checken die vandaag hun commissioned project gaan spelen in samenwerking met Ethan Lee McCarthy (Primitive Man, Many Blessings). Veel bands op Roadburn beginnen hun optreden met een soort van drone, zo vaak dat het een beetje een cliché dreigt te worden. Elizabeth Colour Wheel doet het anders. Die openen met een korte grindcore-eruptie, met de Chinees-Amerikaanse furie Lane Shi Otayonii als snerpend middelpunt. Allemachtig, wat een stem heeft deze vrouw! Na dit brute openingssalvo neemt de band direct gas terug en laten ze zich van hun ingetogen en breekbare kant zien. Mensen die altijd zo hoog opgeven over de hard-zacht-dynamiek bij grunge zouden echt eens een show van Elizabeth Colour Wheel moeten bijwonen. Ik kan en wil er verder niet teveel over zeggen behalve dat het buitengewoon intens en razendknap is wat hier neergezet wordt. Kunst met een grote K. In een recent interview met Invisible Oranges heeft Lane Shi al aangegeven dat er sowieso een nieuwe plaat opgenomen gaat worden. Dat is voor mij reden tot grote blijdschap. 

In de grote zaal treffen vrouwlief en ondergetekende elkaar weer want hier gaat Imperial Triumphant zo aan hun show beginnen. Die sloten Roadburn een paar jaar geleden af in het inmiddels niet meer bestaande Patronaat en dat was toen best indrukwekkend. Imperial Triumpant speelt een drukke en complexe combi van death metal, progrock en jazz. Stilistisch verwante bands als Voivod en Gorguts klinken bijna poppy vergeleken met wat deze heren doen, en op plaat mag ik ze graag horen. Als bassist Steve Blanco echter het podium komt opgehuppeld blijkt dat zijn cape aan één van de hoorns van zijn duivelsmasker vastzit. Tijdens een moment dat hij tegenover gitarist Zachary Ilya Ezrin staat moet laatstgenoemde dit voor hem verhelpen. Dit alles oogt tamelijk koddig en dat contrasteert nogal met de kille, dystopische wereld die ze met behulp van de fraaie Metropolis-achtige animaties op het scherm achter ze proberen neer te zetten. Ze herstellen hier niet helemaal van. Een overbodige bassolo vanuit de zaal, een meneer met een schuiftrompet die tot twee keer toe mee komt jammen en het feit dat het geluid een wat gruizige brij is, het helpt allemaal niet om dit gevoel van koddigheid te verdrijven. Slecht wordt het overigens geen moment, het songmateriaal is en blijft ijzersterk, er wordt op hoog niveau gemusiceerd en we zien de show moeiteloos uit, maar het wordt niet de overdonderende progmetalnachtmerrie waar ik persoonlijk op gehoopt had.

We besluiten om nog wat aan de inwendige mens te doen en even een laatste rondje over het merch-gedeelte te struinen. De Roadburn-hoodies zijn helaas uitverkocht. Jammer maar begrijpelijk want erg leuk. We zien een gedeelte van de oerdegelijke black metal van Ossaert en pakken we eenmaal terug in de zaal nog even een stuk mee van de show Big Brave. De verrassing is er inmiddels wel een beetje af maar hun zware sleepmuziek luistert op zijn geheel eigen wijze best lekker weg. In de kleine zaal pakken we nog een stukje mee van de show van de in een poppenjurkje gehulde Nicole Dollanganger. Achter haar sferische fluisterpop gaat een wereld van perversie en duistere praktijken schuil. Voor de hand liggende referentiepunten zijn Lana del Rey, Cocteau Twins en volgens vrouwlief (die hier meer in thuis is) de Cranes. En natuurlijk kan ik ook niet om de associatie met Julee Cruise en de wereld van Twin Peaks heen, al is de naam Dollanganger een verwijzing naar iets heel anders namelijk een reeks horrorboeken van Virginia Andrews uit de jaren 80. Haar bedrieglijk lief klinkende liedjes zijn een aangenaam tijdverdrijf in afwachting van Zola Jesus.

Zola Jesus speelde in 2018 al op Roadburn. Het pakte me toen niet gelijk dus ik heb haar show toen niet afgezien maar ik heb sindsdien ontdekt dat ik haar op plaat erg goed vind. Ik wil het dus graag nog eens proberen maar dat pakt helaas niet helemaal goed uit. Waar haar muziek normaal gesproken elektronisch van aard is heeft ze nu een soort van rockband om zich heen verzameld, waardoor Lost (de opener van haar sterke laatste plaat Arkhon) nu voorzien is van een ronkend fuzzende baslijn. Dat heeft het nummer m.i. niet nodig maar soit, het staat een artiest vrij om haar eigen repertoire te interpreteren zoals ze dat wil natuurlijk. De technische problemen waardoor het geluid af en toe hapert, daar kan de band natuurlijk niets aan doen. En wellicht is dat deels de oorzaak van het onstrakke en onvaste spel van m.n. de ritmesectie maar dat maakt het hoe dan ook geen prettige luisterervaring. Als ik na een korte sanitaire stop terugkeer heeft Zola Jesus herself inmiddels plaatsgenomen achter de piano om het prachtige Desire te zingen maar ik heb er niet zo’n vertrouwen meer in en begeef me richting kleine zaal. Ik hoor later van vrouwlief dat de het laatste gedeelte van de set beter was.

Ik zag Circuit des Yeux ooit in het voorprogramma van Liturgy. Een jongedame achter een keyboard met een diepe en zware stem als een door het leven getekende oude vrouw. Dat is wat ik er nog van weet maar ik moet het destijds erg goed gevonden want ik heb wel de plaat gekocht die ze toen bij zich had (In Plain Speech). Tijdens de Q&A vanochtend kwam naar voren dat Haley Fohr (zoals mevrouw des Yeux in het echt heet) zelf heel graag op Roadburn wilde spelen dus ik ben benieuwd wat ze ons gaat brengen. Ze heeft vandaag een kleine begeleidingsband bij zich bestaande uit een drumster en een violiste. En vanaf de eerste noot pakt ze me volledig in. Haar duistere, ergens tussen Nico en krautrock laverende art-pop is ronduit beklemmend, met momenten wonderschoon en wordt met veel intensiteit gebracht. En dan die stem hè. Ongelooflijk dat er uit zo’n tengere dame zo’n diepe baritonstem kan komen. Hè fijn, op de valreep nog even de verrassing van het festival. 

En dan gaan we afronden. Op het grote podium speelt Cave In integraal hun fijne laatste plaat Heavy Pendulum. Het kreng duurt zo’n 70 minuten maar daar merk je helemaal niks van. Er staat niet één slecht nummer op en hun ambachtelijke heavy rock wordt retestrak en perfect uitgevoerd. Cave In is wat mij betreft één van de beste rockbands van dit moment en in een rechtvaardige wereld zouden ze minstens net zo groot moeten zijn als de Foo Fighters of Muse. Het kan maar gezegd zijn.

En dan is het tijd om te vertrekken. De koffers staan al ingepakt klaar op de camping. Die hoeven alleen nog maar in de auto gezet te worden. Ik zou best nog wel de zojuist aangekondigde verrassingsshow van Duma willen zien, of elektro-act Filmmaker in de Hall of Fame maar het is goed zo. Je moet een feestje altijd verlaten als het nog aan de gang is. Tijdens het verlaten van de zaal raak ik aan de praat met een bekende medebezoeker die aangeeft het leuk te vinden dat wij na al die jaren nog steeds komen, aangezien veel van de meer metal-georiënteerde oude garde is afgehaakt. Nu moet ik zeggen dat ik deze persoon ook altijd een beetje zo ingeschat had maar dat blijkt een vergissing. We zijn kennelijk allebei groot geworden met bands die een beetje aan de periferie van de harde genres opereerden (Warrior Soul, King’s X, Jane’s Addiction) en hij blijkt ook een liefhebber te zijn van oude hardcore en elektronische muziek. De reden voor hem om nog steeds naar Roadburn te komen is de avontuurlijke benadering van harde muziek. Op een recent festival dat hij met zijn vaste vriendenclub bezocht stond in werkelijk iedere zaal een stonerband te spelen. Dat dat op Roadburn niet het geval is zien we allebei als een positief iets, dus waarschijnlijk zien we elkaar volgend jaar wel weer.

En dan is het nu echt klaar en zit ik nu al een paar dagen thuis deze verslagjes te typen. De post-Roadburn-blues valt me erg mee momenteel. Ik neem Roadburn een beetje mee naar huis tegenwoordig en zit gewoon nog erg na te genieten. Ik vond het weer een voorrecht om bij deze muzikale hoogmis aanwezig te zijn, en mensen die vinden dat ik daarmee overdrijf zijn er gewoon nog nooit geweest.

Traditiegetrouw is het einde van een verslagje als dit een wensenlijstje dus bij deze zou ik op Roadburn 2024 graag zien:

Zulu, Xiu Xiu, Moor Mother, Algiers, Richard Dawson (al dan niet met Circle), Lankum, Stick In The Wheel, Sonja, Model/Actriz, Ragana, Fire-Toolz, Poppy, The Necks, Pigs Pigs Pigs Pigs Pigs Pigs Pigs, The Budos Band, Titan To Tachyons, Death Grips, Unto Others, Cult Leader, The Lord Weird Slough Feg, SQÜRL, Jozef van Wissem, DOOL, Mario Batkovic, John Carpenter, War on Women

Artists in residence: Colin Stetson, John Zorn, The Bug

Full album sets:

Colin Stetson & Sarah Neufeld - Never Were The Way She Was

Gorguts - From Wisdom To Hate

Mercyful Fate - Don’t Break The Oath

Voivod – Angel Rat

En ja, Swans, Backxwash, Brutus, Twin Temple, Carpenter Brut, Perturbator, HEALTH en Godspeed You! Black Emperor mogen wat mij betreft allemaal terugkomen.

Maar ik houd natuurlijk ernstig rekening met de mogelijkheid dat niets hiervan gaat uitkomen en dat er een programmering komt die helemaal niemand ziet aankomen. En dat is helemaal prima wat mij betreft.


 

See you all at Roadburn 2024!!

Het live-muziekjaar 2023

  Het is weer die tijd van het jaar waarin er lijstjes en overzichten gemaakt worden dus dan kan ik niet achterblijven natuurlijk. Ik dacht ...