woensdag 30 april 2025

ROADBURN Dag 4

 

En dan is nu de vierde en laatste dag aangebroken. We zijn donderdag goed van start gegaan met een ijzersterke show van Xiu Xiu en hebben de afgelopen dagen genoeg mooie dingen gezien om wederom te spreken van een zeer geslaagde editie. Al het moois dat nu nog voorbijkomt is bonus. En die bonus, die gaan we krijgen.

Het jaarlijkse praatje van Walter en Becky slaan we even over. Ik vertrouw er op dat dit op de één of andere manier nog wel ergens online opduikt. In plaats daarvan begeven we ons richting The Terminal om de eerste show van Vuur & Zijde te aanschouwen die hun debuutplaat Boezem integraal gaan spelen. Vuur & Zijde vindt zijn oorsprong in de rijke Utrechtse black metal scene en bestaat dan ook uit leden van o.a. Laster, Terzij De Horde en Witte Wieven. Boezem is een zeer genietbaar plaatje dat vooral geschikt is voor mensen die de ‘zachte’ black metal van bands als Amesoeurs en Alcest kunnen waarderen. Het optreden is prima, zeker voor een debuutshow. Hier en daar lijkt de zang wat onvast te klinken maar dat is misschien omdat die niet helemaal lekker in de mix ligt. Al met al een zeer genietbaar begin van de dag maar het voelt nog wat onaf wat deze band doet. We geven ze het voordeel van de twijfel. Er wordt immers zeer competent gemusiceerd en het potentieel voor grootse dingen is zeker aanwezig.

Mij lijkt het dan wel leuk om de meer van-dik-hout-zaagt-men-planken-black metal van het Belgische Bacht’n de Vulle Moane te gaan bekijken maar dat idee hebben meer mensen want er staat alweer een enorme rij. Gaan we niet doen. Is niet heel erg want over een klein anderhalf uurtje spelen Swans-leden Michael Gira en Kristof Hahn in de kleine Next Stage. Swans heeft een soort goddelijke status in de Roadburn-wereld en ook vrouwlief en ondergetekende zijn groot fan. Het zou best eens druk kunnen worden in dit kleine zaaltje dus wellicht is het verstandig om hier tijdig bij aanwezig te zijn.

“Zouden die het nou gezellig hebben op tour?” vraagt vrouwlief zich af terwijl de kwaaie koppen van de heren Gira en Hahn ons vanaf de backdrop op het podium aankijken. Tsja, goeie vraag. Ik sluit de mogelijkheid niet uit dat ze onderweg vooral vieze moppen tappen. En een medeburner die we vandaag spraken heeft naar eigen zeggen ooit een biertje met Michael Gira gedronken en zei dat het een heel aardige kerel was. Dat zou je niet zeggen als je de goede man bezig ziet tijdens de soundcheck. Hij foetert tegen het licht- en geluidspersoneel en lijkt zich hardop af te vragen met wat voor onbenullen hij vandaag weer moet werken. De heren Hahn en Gira soundchecken om beurten. “Do you wanna play something together?” vraagt de geluidsman. “No!” is het stellige antwoord van dhr. Gira. “You’ll just have to figure it out yourself”.

Goed, een klein half uurtje later betreedt Kristof Hahn als eerste het podium en legt met zijn pedal steel een mooi melancholisch klanktapijtje neer. Na 10 minuten komt Michael Gira erbij zitten, met een gezicht als een onweersbui, wellicht omdat hij er al spelende achter komt dat zijn gitaar niet helemaal zuiver lijkt staan? Wie zal het zeggen? De heren hebben duidelijk woorden tussen de nummers door maar zetten de show onversaagd voort. De setlist bestaat louter uit Swans-materiaal. Michael Gira’s gitaarspel is rudimentair en wordt mijns insziens prachtig aangevuld door de toevoegingen van Kristof Hahn. Iets waar dhr. Gira gezien zijn vuile blikken richting dhr. Hahn heel anders over lijkt te denken. Ik heb echt met dhr. Hahn te doen. Het is jammer dat dhr. Gira even daarvoor heeft verzocht hun mobieltjes weg te laten. Het rood aangelopen hoofd met puilogen van dhr. Hahn zou een prachtige poster zijn voor Roadburn 2026.

Wanneer het precies gebeurt weet ik niet maar wanneer ze hun versie van de nieuwste Swans-track I Am a Tower spelen, gevolgd door een aangrijpende versie van ouwetje God Damn The Sun realiseer ik me dat hier Kunst met een grote K bedreven wordt. Hoe ze dat voor elkaar krijgen is me eigenlijk een raadsel. De sfeer op het podium is onaangenaam, Michael Gira doet ronduit onbeschoft naar zijn medemuzikant en het zaalpersoneel, het lijkt alsof de twee heren het allemaal ter plekke bedenken en volstrekt ontevreden zijn met het resultaat maar toch slagen ze er in het gebodene naar een hoger plan te tillen en is het enige wat ik kan denken: “Verdomme, wat is dit goed!” Michael Gira eindigt in zijn eentje met het voordragen van het gedicht You Will Pay en laat de zaal volkomen flabbergasted achter. We zijn zojuist getuige geweest van het hoogtepunt van Roadburn 2025. Dit is geen redifining heaviness. Michael Gira himself definieert heaviness.

Ondertussen zijn onze magen een beetje aan het rommelen. Het is allemaal best lekker, dat festivalvoer, maar het is maar de vraag of we hier heel veel voedingsstoffen van binnen krijgen. We besluiten de Korte Heuvel op te gaan, op zoek naar eten dat bereid is in een heuse keuken. In het eettentje dat we bezoeken blijken ze van het speciale Roadburn-menu nog precies twee vegetarische oesterzwamburgers te hebben, en die zijn dus voor ons. En lekker dat ze zijn! Aldus opgeknapt begeven we ons richting Next Stage waar we nog een erg fraai staartje meepikken van de set van Toby Driver. Vrouwlief en ik zijn fan van Toby’s band Kayo Dot maar wat ik tot nu toe van zijn solowerk meegekregen heb kon me niet heel erg boeien. Dit is echter verrassend mooi. Ik hoor 70’s progrock, ik hoor ouwe Roxy Music, misschien moet ik toch eens een luisterbeurtje wagen aan zijn meer recente werk. De man brengt tenslotte nogal wat uit en het gaat kennelijk vele kanten op.

Maar de band waar we eigenlijk voor gekomen zijn is het Italiaanse Ponte del Diavolo. Ik heb ze nog niet heel goed beluisterd maar heb het idee dat dit wel eens heel erg in mijn straatje zou kunnen passen. En dat blijkt te kloppen. Het intro van de show is Édith Piaf’s vreemd toepasselijke Non, je ne regrette rien en de band barst los. Stilistisch gezien is dit vrij makkelijk te duiden. Occulte rock waar fans van Mansion, Jex Thoth en onze eigen The Devil’s Blood een hoop plezier aan kunnen beleven, al zijn de teksten van Ponte del Diavolo merendeels in het Italiaans en voegen ze er ook nog een prettige scheut black metal aan toe. Een heel apart element aan de muziek van Ponte del Diavolo is het feit dat ze twee bassisten en één gitarist hebben. Dit geeft de muziek zowel zwaarte als definitie, beter kan ik het niet uitleggen. Het luistert heel lekker weg, laten we het daar maar op houden. Ergens halverwege de show ontsteekt de zangeres in een spoken word-intermezzo met hier en daar hoog satanisch klinkend gegiechel. Mijn Italiaans is wat roestig maar ik heb stellig de indruk dat hier geprobeerd wordt het geluid van een door de duivel bezeten iemand te emuleren. De speech komt ten einde en vrouwlief fluistert in mijn oor: “En zo maak je dus ravioli”.

Had ik U al eens verteld dat ik met een heel grappige vrouw getrouwd ben? Maar ik zal mijn giechelproest even moeten inhouden. Dat zou ongepast zijn bij deze duistere muziek en bovendien wordt er voor het laatste nummer van de set iemand op het podium uitgenodigd van de eveneens Italiaanse band Shores of Null voor een bijna onherkenbare versie van Nick Cave’s The Weeping Song. Wat een goeie band is dit. Nog snel naar de merch stand om hier een plaatje van te scoren en een drankje te doen in de Spoorzone. Vrouwlief wil nog even terug naar de grote zaal om Haunted Plasma te zien. Die waren erg leuk tijdens Roadburn Redux, de online corona-editie. Het is een onderhoudende afsluiter maar we hebben duidelijk al muzikaal gepiekt vandaag dus begeven we ons nog even naar de foyer voor de afterparty. Helaas heeft men vandaag besloten de rock helemaal achterwege te laten en krijgen we louter hiphop, rave en andere dansplaatjes. Het is verder heel gezellig, we babbelen nog even wat na met diverse bekenden, ik bedank Walter voor wat weer een schitterende editie was maar in muzikaal opzicht zit het feestje er op. Roadburn bedankt, je was weer prachtig!

En nu ben ik alweer een paar dagen thuis, heb er zelfs al diverse werkdagen opzitten en ben deze editie mede met behulp van deze verslagjes een beetje aan het verwerken. Ik heb inmiddels ook de Q&A met Walter en Becky kunnen beluisteren en het is duidelijk; Er is nog helemaal NIETS geboekt voor de volgende editie. Zero. Nul. Niente. Zip. Nada. En verder was dit de duurste editie ooit. Bands worden steeds moeilijker te betalen, ook bands die voor Roadburn interessant zijn.

In een interview dat ik las met Walter vraagt hij zich af hoe bezoekers zouden reageren op een eventuele schaalverkleining van het festival. Want ook voor de bezoekers wordt het steeds duurder. De harde realiteit is dat sommige mensen het zich gewoon niet kunnen veroorloven om naar een festival als Roadburn te gaan. En dat is pijnlijk, zeker voor een festival dat de underground zo hoog in het vaandel heeft staan.

Zolang de muziek maar voorop blijft staan zou ik er geen moeite mee hebben als er wat minder grote namen zouden staan en hierdoor het kaartje betaalbaar blijft. Maar goed, zelfs voor een festival dat zo’n begrip is als Roadburn kun je natuurlijk niet alleen maar hele obscure namen neerzetten. Dat lijkt me een hele lastige spagaat om in te zitten en ik ben blij dat ik het niet hoef te doen.

Goed, ik zit al heel lang niet meer in het programmeurswereldje en dat bevalt me prima. Ik heb dan ook echt totaal geen zicht op wat bands en artiesten kosten. Ik permitteer mezelf dus de vrijheid om een wensen- en suggestielijstje te plaatsen zonder daarbij rekening te houden met de eventuele haalbaarheid dus here goes:

Ik zou het leuk vinden als sommige artiesten die voor de jammerlijk gecancelde 2020-editie geboekt waren nog een keer in de herkansing zouden mogen. Ik denk hierbij aan Blanck Mass, Algiers, FACS, SRSQ en Dungen.

Ik denk dat Raven van Dorst een hele goeie curator zou zijn.

En Moor Mother een heel goeie artist in residence. Net als Richard Dawson. Of Colin Stetson.

Over laatstgenoemde gesproken, als we het hebben over muziek die toetert, blaast en dronet dan zouden Mario Batković en Brìghde Chaimbeul mooie toevoegingen zijn.

En folk natuurlijk. Ik denk zelf dat Stick In The Wheel heel goed op Roadburn zou passen. En Jozef van Wissem voor het wat meer ingetogen werk.

Altın Gün heeft natuurlijk de deur geopend naar niet-westerse psychedelica dus Mdou Moctar krijgt met gemak de tent op zijn kop aangezien die best hard rockt tegenwoordig.

En voor die o zo broodnodige voetjes van de vloer zou het leuk zijn als The Budos Band eindelijk eens de grote oversteek zou wagen.

Maar er kan natuurlijk niet alleen gedanst worden. Ook metal is nog steeds een onderdeel van Roadburn. Dus een show van The Lord Weird Slough Feg zou volgens mij door iedereen zeer gewaardeerd worden. En Castle Rat mag natuurlijk ook.

En de gemiddelde Roadburner krijgt ook graag films dus Jim Jarmusch met zijn bandje SQŰRL mag ook best komen opdraven. Of John Carpenter. Of anders Gunship voor het meer frivole werk.

En Alexander Hacke is opgestapt bij de Neubauten dus misschien heeft hij nu tijd om de plaat die hij met David Eugene Edwards heeft opgenomen integraal te komen uitvoeren

Overigens, totaal onrealistisch wensenlijstje full album sets:

-            At The Drive-InRelationship Of Command

-            Gazelle Twin & NYXDeep England

-            GorgutsFrom Wisdom To Hate

-            Mercyful FateDon’t Break The Oath

En als we dan toch onrealistisch bezig zijn, zou het niet leuk zijn als King Gizzard & The Lizzard Wizzard één van hun meer heavy albums integraal zou spelen? Liefst Nonagon Infinity. Veel te duur waarschijnlijk

Ik heb zo’n vermoeden dat Pigs Pigs Pigs Pigs Pigs Pigs Pigs inmiddels ook niet meer te betalen zijn voor Roadburn. Zeker niet nu ze een liedje hebben opgenomen met die gast van Run The Jewels.

Run The Jewels zou ook gaaf zijn maar die zijn natuurlijk helemaal onbetaalbaar, net als die andere hiphoppers Death Grips maar goed, dat dacht men in eerste instantie van clipping. ook en die wilden kennelijk zelf heel graag op Roadburn spelen.

Zou er met Slowdive te praten zijn over een schappelijk prijsje? Dat lijken me wel heel integere mensen, en misschien als er bij gezegd wordt dat hun vriend Neige ook al diverse keren op Roadburn heeft gestaan….

En verder gewoon bands natuurlijk: Djunah, Party Dozen, Tropical Fuck Storm, Descartes a Kant

Tenslotte vond ik het fijn om te zien dat mijn eigen Zeeland erg goed vertegenwoordigd was dit jaar. Broeder Dieleman stond er al voor het derde jaar op rij natuurlijk, en Grote Geelstaart en Designer Violence op OFFRoad. Ik hoop dat die nog eens de sprong kunnen maken naar één van de reguliere podia.

En dan nog een showcase erbij van Into It Records, Zeeuws cassettelabel dat alleen maar old school death metal uitbrengt, dan staan we pas echt op de kaart.

Wat er ook wel of niet neergezet wordt, ik ben er volgend jaar zeker weer bij. Tot dan allemaal! En Keep It Heavy! \m/

 


ROADBURN 2025 Dag 3

 

Goed, zoals gezegd, we moeten er vandaag bijtijds tegenaan want Witch Club Satan gaan al om 13.00 uur aan hun show beginnen. Er heeft zich bij The Engine Room al een bescheiden rij gevormd als we het terrein van De Spoorzone opstruinen.

De drie dames van Witch Club Satan (Johanna, Viktoria en Nikoline) komen uit Noorwegen, hebben elkaar naar verluidt leren kennen op een theateropleiding en hebben Witch Club Satan opgericht om hun vrouwelijke woede te kanaliseren. Ze omschrijven hun muziek als ‘feminist black metal’. Dat gegeven alleen al is genoeg om gatekeepende black metal-fanaten te doen gruwen maar mij persoonlijk boeit dat geen ene fluit. Purisme is stom en nieuwe invalshoeken zijn interessant. Dat gezegd hebbende, in muzikaal opzicht is zeker te horen dat ze goed naar hun beruchte Noorse voorgangers geluisterd hebben. En dat het met de beheersing van hun instrumentarium wel snor zit. Tijdens de eerste helft van hun show hebben ze zich gehuld in een soort gebreide bokkenpruiken en jurken die hun borsten ontbloot laten. Halverwege het optreden positioneren de dames zich naast elkaar om een gevoelig lied te zingen over een zeemeermin. Een man op de voorste rij moet zo smartelijk huilen dat hij door de gitariste getroost moet worden. De dames verwijderen zich even van het podium, keren vervolgens terug en hebben dan hun outfits omgeruild voor lange pruiken tot op de grond, en verder nagenoeg niets. Krijsend zetten ze hun set voort. Enig smetje op het gebeuren zijn de technische mankementen aan de bas. Een keur aan podiumpersoneel probeert het te verhelpen met snoertjes en wat al niet maar het mag niet baten. De bassiste verblikt of verbloost niet maar springt op den duur wel het publiek in, krijsend uiteraard. Al met al hebben we er goed aan gedaan de dag zo vroeg te beginnen. De pijn en de woede van dit gezelschap was bijna tastbaar. Zoals gezegd, de dames komen uit de theaterwereld dus misschien word ik hier wel gigantisch voor de gek gehouden. Maar ik denk het niet. Dit was een heerlijk heftig begin van de dag.

En dan kunnen we ons eenmaal buiten weer aansluiten in de volgende rij want een zaaltje verder gaat Dødheimsgard hun meest recente plaat Black Medium Current integraal spelen. Hier wordt ik geconfronteerd met een ander luxeprobleem dat ik wel eens heb op Roadburn: Het omslagpunt. Ik had het in 2009, toen ik na de duistere heavy metal van Angel Witch ineens moest schakelen naar de opgewekte powerpop van The Atomic Bitchwax. Ik had het twee jaar geleden toen ik heel graag de show van White Boy Scream wilde zien maar ik eigenlijk de fantastische show van Julie Christmas van even daarvoor nog aan het processen was. Vorig jaar na de heerlijke opgefoktheid van Benefits ben ik niet eens begonnen aan de serene hippieklanken van Darsombra die gelijk daarna in een zaaltje verderop speelden, al stonden die eigenlijk wel op mijn to-see-lijstje. Lang verhaal kort: Ik heb soms verwerkingstijd nodig. Wat Dødheimsgard hier neerzet is muzikaal van werkelijk torenhoog niveau. Ze hebben een keur aan gastmuzikanten meegenomen en er wordt hier gemusiceerd dat het een aard heeft. Maar na de emotioneel beladen show van Witch Club Satan is het ook veel om te behappen, deze frivole prog-metal-spielerij met een frontman in een gouden glitterjas. Daarnaast staan we ook nog eens helemaal achteraan en is er geen doorkomen aan dus hoewel ik weet dat het heiligschennis is zie ik deze show niet af.

We gaan eens in de Hall Of Fame kijken. Daar gaat Haatdrager zo aan hun show beginnen. Haatdrager is een projectje van studenten van het Eindhovense Rockinstituut. Een onderdeel van die muziekopleiding is The Metal Factory en die werken nu dus al drie jaar samen met Roadburn om daar ieder jaar iets neer te zetten. De kweekvijver-functie zeg maar. Dit is voor sommige mensen reden om hier schamper over te doen. Want bandjes, die worden toch gewoon gevormd door vrienden en leren het vak met vallen en opstaan? En heavy muziek, dat komt toch gewoon van de straat? Het zal allemaal wel. Zeker, genoeg praktijkvoorbeelden om aan te tonen dat geprefabriceerde bandjes negen van de tien keer zum kotzen zijn maar anderzijds, de Sex Pistols waren dat goed beschouwd ook, een geprefabriceerd bandje. En van dat ‘vroeger-was-alles-beter’-gezwam word ik persoonlijk ook niet heel vrolijk. Dus besluit ik om deze jongelui gewoon een kans te geven, ook omdat de beschrijving nieuwsgierig maakte.

En dat valt bepaald niet tegen. Met zes man en één vrouw sterk is het podium goed gevuld. Haatdrager combineert zompige sludge met elementen van Nederlandstalige hiphop. Je zou ze kunnen omschrijven als een soort Rage Against The Machine voorzien van een gezonde dosis Godflesh. Gierende synthesizers vormen een prettig contrast met de dikke gitaarmuren. Hier en daar een goed geplaatste tempoversnelling doet de rest. Dat ik van het geschreeuw en gerap van frontvrouw Roos Woertman amper iets versta (“mensen zien me staan/en weten dat ik me niet schaam” - ofzoiets) mag de pret niet drukken. Als er sprake is van plankenkoorts bij dit jonge gezelschap dan heeft ondergetekende daar niets van gemerkt. Ze zetten hier een zeer overtuigende set neer. Roadburn-baas Walter moest naar eigen zeggen huilen toen hij voor het eerste hoorde wat ze in elkaar gezet hadden. Ik denk niet dat dit tranen van ontroering waren, want er is niets ontroerends aan de muziek van Haatdrager. Ik vermoed dat dit vooral gekomen moet zijn doordat deze jongelui het zo goed begrepen hebben. Ik weet niet of Haatdrager een blijvend dingetje gaat zijn maar zo ja, dan hebben we er in Nederland in potentie een leuke club- en festival-act bij.

Na even iets te hebben gedaan aan de inwendige mens begeven we ons naar de Next Stage waar weer een damestrio zo aan hun set gaat beginnen. Het betreft hier de Welshe heksjes Tristwch y Fenywod hetgeen zoveel betekent als ‘het verdriet van vrouwen’. De band beschikt over een bassiste en een drumster en zangeres Gwretsien Ferch Lisbeth bespeelt een zither. Een instrument dat sommigen alhier wellicht zullen kennen als een Nepenenoyka of Russische tafelharp. Die kon je vroeger in elke speelgoedwinkel kopen en volgens mij hebben wij er ook nog een op zolder liggen. Slecht is hun muziek zeker niet. Het drumwerk is rudimentair, de bas galmend en zoals vrouwlief terecht opmerkt is de muziek behoorlijk schatplichtig aan het vroege werk van The Cure en Siouxsie & The Banshees. Wel merk ik dat het gebrek aan dynamiek en de eenvormigheid van het geluid me op den duur gaat tegenstaan. Vooral de snerpende klank van die zither is hier debet aan, na verloop van tijd gaat die bij mij echt ongemakkelijk in het gehoor liggen. De zaal kijkt gebiologeerd toe en vrouwlief vindt het ook mooi dus het zal ongetwijfeld aan mij liggen maar ik ga dit niet volhouden. Ik besluit me in de zaal alvast te posteren voor de set van Sumac & Moor Mother.

Stellen dat dichteres en woordkunstenares Camae Ayewa alias Moor Mother nogal productief is zou een understatement van jewelste zijn. De eerste keer dat ik met haar in aanraking kwam was tijdens een show van NAH, een drummer die met behulp van zijn drums en allerhande sample-apparatuur en sensortechnologie een soort eenmanspunkband vormt. Halverwege dat optreden stond er ineens een donkere mevrouw met enorme dreadlocks naast hem op het podium die “let’s fuckin’ do this!” riep, daar twee minuten volkomen Iggy Pop ging om vervolgens een snoekduik in het publiek te nemen en de rest van de avond spoorloos te verdwijnen. Dat bleek dus Moor Mother te zijn. Naast muziek onder haar eigen naam en als de helft van het duo 700 Bliss is ze ook nog lid van het freejazz-ensemble Irreversible Entanglements en is ze ook nog te horen op platen van zulke uiteenlopende artiesten als Show Me The Body, Eartheater en The Art Ensemble of Chicago. Ze stond trouwens al eens eerder op Roadburn met Zonal. En nu heeft ze dus een plaat opgenomen met SUMAC, en da’s dan weer de band van Aaron Turner, bekend van bands als Isis en Old Man Gloom en dus best wel een soort van grootheid in de Roadburn-wereld.

Dus als deze twee giganten samen iets maken dan moet dat ook wel iets gigantisch zijn, toch? Nou, ook dat is een understatement. Bij het tweede nummer merk ik dat combinatie van de traag slepende edoch melodieuze sludge-muren en de bezwerende, haast mantra-achtige voordracht van Moor Mother een vreemd soort ontroering bij me teweeg brengt. Als ik na een korte sanitaire stop terugkeer zit ook vrouwlief in tranen. “Moor Mother is mijn nieuwe totemdier” is haar commentaar en maakt de vergelijking met Anne Clark, één van haar tieneridolen. Die link had ik nog niet gelegd maar inderdaad, het maakt wel sense. “We had meaning!” roept Moor Mother met iets dat op vertwijfeling lijkt. Het is hartverscheurend en magisch. Het speciale soort magie dat echt alleen op Roadburn voorkomt. Hoogtepunt van de dag en de plaat is reeds besteld.

We blijven in de grote zaal voor de set van ØXN, en dat is dan weer de andere band van Lankum’s Radie Peat. Zo’n emotioneel hoogtepunt als de show van Lankum vorig jaar wordt dit niet. Daar is de muziek van ØXN dan weer net iets te duister voor. Onmiskenbaar folk maar dan wel van het experimentele soort, met industriële en triphopperige elementen in het geluid. En meer horror vooral. Lankum is natuurlijk al geen vrolijke muziek maar de horror die daar alleen nog maar gesuggereerd wordt vormt de hoofdmoot bij ØXN. Het zou een goeie soundtrack zijn bij een film over bloedoffers en duistere rituelen bij maanlicht. Je zou bijna vergeten dat de muziek van ØXN ook gewoon erg mooi is. Ik moest met momenten gewoon een beetje aan Portishead denken, maar dan de plattelandsversie.

Terwijl vrouwlief richting The Engine Room vertrekt voor de show van Doodseskader blijf ik hangen in de grote zaal. Ik ben namelijk erg benieuwd naar wat Altın Gün gaat doen. Naar verluidt is Roadburn-baas Walter al vijf jaar bezig ze naar Roadburn te halen maar wilde de band tot voor kort zelf nooit omdat ze dachten dat Roadburn niet het juiste festival voor ze zou zijn. Ergens wel te begrijpen. Het herinterpreteren van Turkse traditionals is natuurlijk niet het eerste waar men aan denkt bij een festival als Roadburn. Aan de andere kant, klassieke Turkse psychedelica van artiesten als Erkin Koray wordt ook door een deel van het Roadburn-publiek erg gewaardeerd en goed beschouwd is het niet zo’n heel grote stap van Altın Gün naar bijvoorbeeld een klassieke Roadburn-band als Colour Haze. Altın Gün is wel wat funkier en lichtvoetiger. Goed, wat voor stickertje men er ook op wenst te plakken, het Roadburn-publiek vreet Altın Gün als de spreekwoordelijke zoete koek. Op zeker moment staat iedereen om me heen met de heupen te wiegen. Zelf voel ik me niet zo danserig dus besluit ik me naar de bovenste trappen van de 013 te begeven en het gebeuren eens van bovenaf te bekijken. Altın Gün speelt zijn funky psychedelische grooverock en de hele zaal is een kolkend, dansend organisme. Erg leuk om te zien. Roadburn en Altın Gün blijkt een gouden combinatie. Hopelijk opent dit de deur naar nog meer niet-westerse psychedelica.

We sluiten het live-gedeelte in de grote zaal af met Chat Pile. Die hebben natuurlijk een nieuwe plaat uit en daarmee ook wat nieuw songmateriaal. Verder voelt de set van Chat Pile vooral vertrouwd aan. Ze spelen nog steeds een slepend soort vuilnisbakkenrock, frontman Raygun Busch ijsbeert rond op het podium als die ene licht benevelde buurman die je het liefst maar uit de weg gaat en oreert tussen de nummers door over boeken die we moeten lezen, filmregisseurs wiens werk we moeten bekijken en onrecht in de wereld waar we ons iets van aan moeten trekken. En natuurlijk spreekt hij zijn steun uit aan de mensen in Gaza. De muziek van Chat Pile mag dan lomp en horkerig zijn, van onverschilligheid kan je ze niet betichten.

Het wordt tijd om af te ronden voor vandaag. In de foyer pakken we nog een stukje afterparty mee. We komen binnen met I Got 5 On It van Luniz. Da’s nog wel een lekker nummer maar het wordt direct gevolgd door Club Tropicana van Wham! Moet dit nou echt? Gelukkig gaat de playlist hierna alle kanten op en wordt er af en toe ook fijn gerockt. The Hives, Iggy Pop, The Beastie Boys, lekker hoor. Bij Whiplash van Metallica komen de luchtgitaren tevoorschijn en raak ik op de dansvloer aan de praat met een Ier. Bijzonder toch, dat dit soort momenten altijd plaatsvindt als er ouwe metal gedraaid wordt. Hoe dan ook, het is allemaal erg gezellig maar we hebben afgesproken morgen pas stuk te gaan dus op tijd naar ons hotelletje it is. Morgen is er immers weer een dag.

En morgen, dan beleven we het absolute hoogtepunt van het festival en leren we hoe je ravioli maakt.


maandag 28 april 2025

ROADBURN 2025 Dag 2

 

Nog helemaal gaar van de drukke dag gisteren besluiten we het vandaag rustig aan te doen. De eerste absolute must-see van vandaag zijn De Mannen Broeders en die spelen pas om 16.00 uur dus dat kan gelukkig ook. Na een rondje langs de merch-stands te hebben gedaan stel ik voor om in ieder geval een deel van de show van Midwife in The Terminal te gaan bekijken. Ik vind de muziek van Midwife eigenlijk best mooi maar hoewel ze inmiddels best een aantal keer op Roadburn heeft gestaan is het met tot nu toe steeds gelukt haar te missen. Vandaag gaat ze Orbweaving integraal uitvoeren, de plaat die ze samen met Vyva Melinkolya heeft opgenomen. Deze plaat heb ik nog niet gehoord maar het blijkt een plezierig kabbelend begin van de dag te zijn. Sferische Americana die klinkt alsof een zusje van Chris Isaak onder begeleiding van My Bloody Valentine de soundtrack van een David Lynch-film verzorgt, zoiets.

We kunnen de show echter niet helemaal afzien want de set van De Mannen Broeders lonkt. Hier openbaart zich het luxeprobleem dat Roadburn soms kan zijn. Want op hetzelfde tijdstip zal Messa op de mainstage hun laatste plaat integraal spelen en in The Engine Room speelt de Amerikaanse hardcore-band Stress Positions die me ook heel interessant lijken. Decisions, decisions. We hadden echter vantevoren al besloten dat het De Mannen Broeders zouden gaan worden. Voor hen die het niet weten, De Mannen Broeders is het samenwerkingsproject tussen Broeder Dieleman en Amenra-zanger Colin H. van Eeckhout en de plaat die ze samen hebben opgenomen is ronduit prachtig. Mede vanwege de Amenra-connectie verwacht ik dat het wel eens erg druk zou kunnen zijn en dat blijkt een juiste inschatting. De zaal staat al behoorlijk vol als we binnenkomen en naar ik later begreep stond er een rij tot ver buiten de 013.

Goed, De Mannen Broeders dus. Zoals gezegd, hun plaat Sober Maal is prachtig. Sacrale muziek, traag en meditatief en met een minimum aan middelen uitgevoerd. Het Amerikaanse Relapse Records, normaliter leverancier van doom, stoner en sludge metal, vond het in ieder geval interessant genoeg om uit te brengen. Zo gek is dat misschien ook niet, deze muziek is immers ook ‘heavy’, zij het dat we het hier dan vooral over thematische en emotionele zwaarte hebben. De heren hebben een heel koor meegenomen en zij luiden het optreden in. Er is begeleiding van een mevrouw achter een vleugel. Colin van Eeckhout bespeelt zijn draailier. Broeder Dieleman speelt banjo en draagt voor uit werk van 18e-eeuwse dichters en lijkt halverwege het optreden zelf even vol te schieten van de boodschap van saamhorigheid en inclusiviteit die hij verkondigt. Het is allemaal van een betoverende schoonheid maar ik merk dat ik het moeilijk vind iets te schrijven dat recht doet aan wat hier gebeurt. Het stukje duiding moet dan maar komen van het daverende applaus uit de zaal aan het eind van het optreden. Ha fijn, het hoogtepunt van de dag is al achter de rug. Dan kunnen we het de rest van de dag rustig aan doen.

Maar na al deze traagheid lijkt het me wel lekker om even wakker geschud te worden dus stel ik voor richting The Terminal te gaan waar The HIRS Collective zo aan hun set gaat beginnen. Een band waar ik niet heel veel van af weet. In de basis een duo, veel samenwerkend met andere muzikanten uit de metal- en hardcore-scene en hierdoor dus een soort constant muterend en fluctuerend project, met kennelijk al meer dan 50 releases op hun naam. Vandaag treden ze gewoon op als duo. Zangpersoon Jenna Pup oogt als een ietwat corpulente jongeman met een joekel van een rode skullet maar kondigt zichzelf als volgt aan: “I’m queer, I’m trans, free Palestine, whatever”. OK helder. Wat volgt is een reeks korte en brute thrash metal- en hardcore-erupties, afgewisseld met flarden Cyndi Lauper, Deee-Lite en Shania Twain. Een links-geëngageerd bandje dat zichzelf niet al te serieus neemt, da’s ook wel eens leuk. Ik moet onwillekeurig een beetje aan Tenacious D denken, al kunnen we The HIRS Collective duidelijk niet afdoen als een joke band. Daar is het allemaal weer net iets te goed voor. Maar goed, we zijn wakker!

Een zaaltje verder gaat Pygmy Lush aan hun set beginnen. Ik had een paar liedjes gehoord van hun plaat Old Friends en dat klonk niet verkeerd maar nadat ze twee liedjes hebben gespeeld voel ik dat ik niet in de stemming ben voor deze kabbelende Americana. Dat ligt niet aan de band, soms kan muziek gewoon even verkeerd vallen. In de Next Stage gaat de Britse syntersizermuzikant Gordon Chapman-Fox die optreedt onder de naam Warrington Runcorn New Town Development Plan zo beginnen aan zijn commissioned piece getiteld Instrustrial Growth en dit lijkt me voor nu een interessantere optie. Op naar de Next Stage en we zijn precies op tijd. Ja, dit komt een stuk beter binnen. De muziek valt grofweg ergens te plaatsen tussen Kraftwerk ten tijde van Autobahn en een John Carpenter-soundtrack, en de jaren 70-beelden van Britse landschappen en situaties werken lekker sfeerverhogend. Terwijl vrouwlief even gaat relaxen in de foyer blijf ik nog even staan. Wensend dat dit een zittend concert was, dat wel. Je voelt je voeten toch een stuk minder snel als de muziek ook een beetje energiek is. En deze muziek is weliswaar mooi maar statisch.

Er zijn vervolgens een paar interessante opties (The Body in de grote zaal en Zombie Zombie in The Terminal) maar nee, we besluiten om even een pauze in te lassen en in de Spoorzone een comfortabel zitplekje te zoeken. Zo, dat is even lekker. Drankje erbij en chillen maar. Een beetje mensen kijken en babbelen over shows die we gezien hebben met bekenden die voorbijkomen. We hebben dit duidelijk even nodig en na een uurtje zijn we dan ook helemaal bijgetankt. En dat is maar goed ook want in The Engine Room gaat Human Impact zo aan zijn show beginnen.

Human Impact is een New Yorks gezelschap met ex-leden van bands als Cop Shoot Cop, Unsane and Swans. En ze klinken precies zoals je zou verwachten van een band met deze referenties. Dissonante noise-rock, kil en industrieel, met momenten opeens verrassend melodieus. En eerlijk gezegd ook een beetje gedateerd. Er was een tijd, zo’n beetje de periode dat ik zelf in een hardcore-bandje zat en veel met punkmensen omging, dat ik heel erg op zoek was naar bands die dit soort grimmige klanken voortbrachten. Helmet, Chrome, Killing Joke, Prong, tot op zekere hoogte ook Voivod en Ministry, dat werk. Ik vond het allemaal intens spannende muziek die beelden opriep van horror, dystopische landschappen en Lynchiaanse nachtmerries. De muziek van Human Impact sluit perfect aan bij wat ik hierboven allemaal opnoem maar heel veel spannend kan ik het niet meer noemen. Eerder degelijk en vertrouwd, bijna knus. Ik weet niet of dat aan de band ligt of aan mij en het feit dat mijn muzikale referentiekader drie decennia verder is. Er is ook verder niks mis mee, Human Impact is gewoon een prima band en ik zie de show helemaal af. Maar ik ervaar er nu vooral een gevoel van gezelligheid bij waar dat voorheen bij dit soort muziek een prettig soort van verontrusting was. ik weet niet of dat goed is. Laten we er maar van uit gaan dat het aan mij ligt.

Inmiddels hebben we via de Timesquare-app een push-melding gekregen dat Chat Pile een verrassingsshow gaat spelen in de Skate Hall. Zodra we buiten komen staat hiervoor al een enorme rij. Gezien onze ervaring met Agriculture vorig jaar gaan we hier niet aan beginnen. In de nabijgelegen Hall Of Fame gaat Genital Shame zo aan hun set beginnen, en we hebben nog geen black metal gezien deze editie dus kiezen we voor deze optie. Genital Shame is het slaapkamerproject van Erin Dawson die voor de gelegenheid een heuse band om zich heen heeft verzameld. Om de een of andere reden pakt het live wat minder lekker uit dan op de plaat. Chronic Illness Wish is een zorgvuldig samengesteld geheel waarin furieuze black metal wordt afgewisseld met akoestische passages en sfeervolle ambient. Dat gaat allemaal een beetje verloren in deze set die vooral bruusk, bonkig en een beetje rommelig is. Kan ook door het niet al te lekkere geluid komen. Erin Dawson is een innemende frontpersoon en ik heb een zwak voor artiesten die er een eigengereide aanpak op na houden maar deze show is het net niet.

Eenmaal buiten krijgen we een appje van een vriend die er wel in geslaagd is binnen te komen bij Chat Pile. Er staat echter nog steeds een flinke rij bij de Skate Hall dus we gaan het niet eens proberen. Er moet nu een harde keuze gemaakt worden. Ik zou in principe Bambara in The Engine Room nog wel willen zien maar dan wordt het wel erg laat. We willen morgen heel graag beginnen met Witch Club Satan maar die hebben het onzalige plan opgevat om dan al om 13.00 uur te beginnen. We besluiten dus om toch maar bijtijds naar ons hotel te gaan. In muzikaal opzicht gaat deze dag dus een beetje uit als de spreekwoordelijke nachtkaars maar wat we dan nog niet weten is dat de echte muzikale hoogtepunten nog moeten komen.

Morgen doen we de blijde constatering dat de jeugd de toekomst heeft, gaan we ons wat meer bezighouden met de grote zaal die we tot nu toe een beetje veronachtzaamd hebben en ervaren wij het jaarlijkse moment van ontroering.

vrijdag 25 april 2025

ROADBURN 2025: Dag 0 en Dag 1

 

Jawel, we mochten weer! De jaarlijkse muzikale hoogmis in het Tilburgse zit er weer op, en het was wederom een prachteditie. Ik zeg geloof ik ieder jaar dat dit de beste editie ooit was maar eigenlijk heeft het geen zin om edities met elkaar te vergelijken omdat het ieder jaar weer anders is. Anders maar ook hetzelfde. Muziek ontwikkelt zich en Roadburn ook.

Traditiegetrouw begin ik alvast op de woensdagavond met de pre-party genaamd The Spark (vrouwlief zal me een dag later komen vergezellen), al moet ik eerlijk bekennen dat ik de line-up hiervan in eerste instantie niet eens zo interessant vond. Gelukkig ga ik nog verrast worden, zowel in positieve als in  minder goede zin.

Eenmaal in Tilburg haal ik mijn bandje en programmaboekje op, begeef ik me richting 013 en ervaar zoals ieder jaar weer een gevoel van thuiskomen. Ik kom de eerste bekenden tegen en één van de eersten is zowaar Roadburn-baas Walter die me weet te vertellen dat het weer een ware beproeving is geweest om het programma van dit jaar samen te stellen. Nou, dat is ‘m toch weer mooi gelukt.

Van opener Temple Fang verwacht ik eerlijk gezegd niet al te veel aangezien ik die al een paar keer eerder gezien heb en ze ondanks de competente muzikanten m’n aandacht niet wisten vast te houden. Op de één of andere manier lukt het ze vanavond wel. Ik kan er de vinger niet helemaal op leggen maar hun psychedelica, hoewel nog steeds lang van stof, bevat vandaag de contouren van heuse liedjes en wat plezierige dub-invloeden, althans zo meen ik te ontwaren. Het ligt allemaal erg lekker in het gehoor en ik ben opeens erg nieuwsgierig geworden naar die nieuwe plaat die er kennelijk aan zit te komen.

Naar de tweede band, het Amsterdamse Rattenburcht, ben ik eigenlijk het meest benieuwd maar daar blijk ik in de praktijk dus niet zoveel mee te kunnen. Van punkers die black metal spelen verwacht ik natuurlijk geen muzikale hoogstandjes, en dit gezelschap is duidelijk meer Crass of Flux Of Pink Indians dan Darkthrone maar zelfs naar die maatstaven klinkt dit wel heel erg primitief. Een rudimentaire polkabeat en gegil, veel meer dan dat is het eigenlijk niet. ’t Is best vermakelijk, en op één of ander kraakpunkfeestje met een provisorisch podium en slecht bier zou ik hier best een dansje op wagen maar dit is Roadburn. De lat ligt hoog.

Ik besluit me maar naar de foyer te begeven, klets wat bij met bekenden en raak onder andere aan de praat met een aangeschoten IJslander die wil weten of ik er bij was in het jaar van de vulkaan (natuurlijk was ik dat) en een balorige Deen die graag een middelvinger-selfie met me wil maken. Het is allemaal erg gezellig waardoor ik het optreden van afsluiter Thou grotendeels mis maar die staan sowieso niet heel hoog op mijn prioriteitenlijstje dit weekend. ’t Is een leuke band maar ik weet het nu wel een beetje en er staat gewoon teveel moois tegenover.

Tot mijn teleurstelling moet ik constateren dat er vanavond geen afterparty is dus begeef ik me tijdig richting hotel. Het wordt morgen tenslotte een lange en volgeplande dag.

Dag 1

Vandaag ga ik vrouwlief van het station afhalen. Na ons daar tegoed te hebben gedaan aan zo’n lekker vegetarisch kroketje van Smullers (een traditie inmiddels) gaan we ook haar bandje plus boekje ophalen en begeven we ons richting The Terminal waar Xiu Xiu het festival zo gaat openen. Die traden vorig jaar op als duo in de Next Stage en daar waren we erg van gecharmeerd. Dit jaar hebben ze een drummer bij zich en terwijl we ons in de rij bij The Terminal voegen zie ik een keurig in pak gestoken meneer op leeftijd met lang grijs haar verwoede pogingen doen langs de security naar binnen te komen. “Volgens mij is dat de drummer van Xiu Xiu zeg ik tegen vrouwlief. Ik meen hem te herkennen van de live-filmpjes die ik opgezocht heb op YouTube en inderdaad, dit blijkt het geval als we ons vooraan bij het podium gestationeerd hebben en Xiu Xiu aan hun set begint. Gelukkig is iemand zo vriendelijk geweest hem binnen te laten.

Erg goeie drummer trouwens, en het lijkt de overige twee Xiu Xiu-leden Jamie Stewart en Angela Seo de ruimte te geven om de reserves die ze als duo nog hadden nu helemaal te laten varen. Bij het derde nummer It Comes Out As A Joke zet Jamie Stewart één van zijn percussie-instrumenten (een soort groot formaat rammelaar) op zijn hoofd, gaat ermee rondjes rennen op het podium en doet karatetrappen, koprols en handstands. Het zal het eerste vervreemdende moment zijn van vele. Contact met het publiek wordt er niet gemaakt, geen gezellige stage banter tussen de nummers door, het enige wat er valt te horen is het gehijg van beide frontpersonen als ze even daarvoor helemaal uit hun spreekwoordelijke pannetje zijn gegaan, want ook de immer onderkoelde toetseniste/percussioniste Angela Seo zal het af en toe flink op een gillen gaan zetten. Pas bij aanvang van het laatste nummer trekt Jamie Stewart een grimas die waarschijnlijk voor een heuse glimlach moet doorgaan, zwaait hij ons allen toe en bedankt ons dat we allemaal zijn gekomen. Wat een schitterend optreden was dit! We hebben al vaker sterke openers gezien op Roadburn maar zoals Xiu Xiu de toon zet wordt hij maar zelden gezet.

Na deze geweldige show die het hele weekend nog regelmatig in onze gesprekken zal opduiken begeven we ons naar de foyer zodat vrouwlief een attribuut kan aanleveren voor de expositie Archiving Heaviness. Een student van de Reinwardt Academy heeft namelijk het idee opgevat om een Roadburn-archief aan te liggen en heeft hiervoor spullen en verhalen nodig van bezoekers door de jaren heen. En vrouwlief heeft dat. Toen ze in 2017 voor de derde keer mee ging naar Roadburn bleef ik zelf achter in de grote zaal voor de show van Magma en besloot vrouwlief met een vriendin de Zwitserse black metallers Schammasch te gaan bekijken in Het Patronaat. En dat was naar verluidt een erg goeie show. Toen we aan het eind van die dag terugliepen naar ons logement raakten we onderweg aan de praat met een Zwitserse jongeman genaamd Tom die ook de show van Schammasch gezien had en er zelfs in geslaagd was een drumstok te vangen. Vrouwlief is in een lollige bui en zegt: “What? Really? You should give it to me!” Tom verblikt of verbloost niet, zegt: “you know what? I think I will”, trekt zijn tas open en overhandigt vrouwlief de drumstok in kwestie. Goed verhaal, toch?

Goed, terwijl vrouwlief dit kleinood gaat afgeven begeef ik me naar de Next Stage waar Lane Shi zojuist aan haar set is begonnen. In het dagelijks leven is Lane Shi zangeres bij de soort-van-metalband Elizabeth Colour Wheel, een bandje waar ik erg gecharmeerd van ben zoals ik elders op dit blog al eens geschreven heb. Vandaag doet ze het echter alleen, gezeten achter een piano. En slecht is het zeker niet. Ze heeft zich voor de gelegenheid prachtig uitgedost, kan een aardig potje wegpingelen en heeft een krachtig stemgeluid dat met het grootste gemak van hoog snerpend naar diep grommend gaat. Vooral door dit laatste doet ze me meer dan een beetje aan Diamanda Galás denken. En die stond al eens op Roadburn, in 2016. Mijn hemel, wat een show was dat. Mevrouw Shi kan er natuurlijk ook niks aan doen dat ik hierdoor een beetje nostalgisch wegmijmer. Dat is denk ik de tol van een Roadburn-veteraan zijn. De lat ligt hoog. Maar ach, Lane Shi is een zogeheten Triennium Artist In Residence (oftewel ze gaat ook op de komende twee edities acte de présence geven) dus ik twijfel er niet aan dat ik haar op één van de komende edities nog wel een keer ga zien.

De voornaamste reden dat ik echter de show niet geheel afzie is dat ik heel graag Buñuel wil zien, en die gaan zo beginnen in The Terminal. Buñuel is de nieuwe band van Eugene S. Robinson, en dat is dan weer de voormalige zanger van Oxbow, die we ooit een hele mooie show zagen spelen op Roadburn, en afgelopen jaar nog als support van Mr. Bungle. Helaas is Oxbow niet meer, naar het schijnt omdat hun gitarist zich grensoverschrijdend zou hebben gedragen richting een vrouwelijke fan. Buñuel is natuurlijk een andere band maar met zo’n markante frontman is het onvermijdelijk dat er toch vergelijkingen gemaakt gaan worden. Wat beide bands met elkaar gemeen hebben is dat ze niet veel lijken op te hebben met standaard songstructuren, al komt Buñuel een klein beetje meer in de buurt van een conventioneel rockgeluid. Met de nadruk op een klein beetje. Dat komt voornamelijk door de gitarist die zich bedient van de welbekende rockposes en iets meer Black Sabbath in zijn spel lijkt te hebben. Wel een lekker smerig geluid trouwens. Eugene is natuurlijk groot van zichzelf, daar kan hij ook niks aan doen, maar hij is vandaag niet de intimiderende podiumpersoonlijkheid zoals we hem van Oxbow kennen. Nee, Eugene heeft het zichtbaar naar zijn zin, maakt grapjes, verfrommelt setlists tot propjes die hij het publiek in gooit en laat met momenten horen dat hij eigenlijk best wel mooi kan zingen. Al met al een prima optreden. Mooi ook, die ode aan de onlangs overleden Al Barile, gitarist van hardcore-band SSD en een goede vriend van Eugene.

Terug onderweg naar de 013 maken we even een kleine pitstop in The Engine Room om een stukje te bekijken van de show van LustSickPuppy. Ik heb het al eerder gezegd, ik ben maar een zeer zijdelingse hopper maar de hiphop die men op Roadburn programmeert vind ik vaak wel interessant. De show van dälek in 2017 is tot op de dag van vandaag één van de beste shows die ik daar ooit zag. LustSickPuppy is echter heel andere koek. Met niet meer dan een laptop en een microfoon produceert LustSickPuppy een soundje dat even kleurrijk is als haar kapsel, haar outfit en het gigantische clownsbeeld dat als backdrop dient. Op een kakofonisch bedje van digital hardcore, gabberbeats, bliepjes, piepjes en gemuteerde R&B rapt en brult LustSickPuppy over haar issues met het leven en de dingen, en dat zijn er veel. Eigenlijk is het gewoon hartstikke punk wat ze doet, dus volkomen logisch dat dit op Roadburn staat.

We willen echter naar de Next Stage want daar gaat Ex-Easter Island Head zo aan hun show beginnen. Ik hoorde dit gezelschap voor het eerst op één van de wekelijkse Roadburn-playlists. Daar komt altijd verschrikkelijk veel voorbij maar dit was één van de dingen die bij mij bleef hangen. Het is lastig om de grotendeels instrumentale muziek van dit bijzondere ensemble te omschrijven. Het klinkt een beetje als muziek die in een laboratorium gemaakt wordt en zo ziet het er ook uit. De vier in een halve cirkel staande heren bedienen zich wel van gitaren maar die hebben ze plat voor zich liggen, als ware het een tafelblad, en die bespelen ze met stokken en andere attributen. Niet zozeer redefining heaviness als wel het herdefiniëren van gitaarspelen dus. En dat is slechts één van de dingen die ze een beetje anders doen. Vrouwlief kon er naar eigen zeggen niet zo veel mee maar ik vond de sferische klanktapijtjes van dit unieke gezelschap erg lekker en met momenten ronduit oorstrelend, al was het misschien nog beter geweest als we in het midden hadden gestaan (want we stonden nu links vooraan waardoor we af en toe niet hoorden wat er rechts gebeurde).

In de grote zaal pakken we een stuk mee van de show van The Body & Dis Fig. Ik ben blij dat ik mijn dopjes in heb want ik voel mijn broekspijpen letterlijk fladderen. Wat we zien is zondermeer erg goed en ik zou het best graag afzien maar een zaaltje verder gaat The Ex zo aan zijn show beginnen en ik ben erg benieuwd hoe dit gaat uitpakken binnen de Roadburn-context. De heren en dame hebben zojuist een nieuwe plaat uitgebracht en zanger/gitarist Arnold de Boer kondigt gelijk aan dat ze die helemaal gaan spelen. Oerlid Terrie Ex (70 alweer) slaat met een drumvel een Bo Diddley-beat op zijn gitaar en ze zijn los. The Ex is niet zozeer heavy als wel lawaaierig. Gitaren worden bespeeld met artikelen uit de ijzerwarenwinkel en over monitors geschuurd, de leden hotsen en botsen vrolijk tegen elkaar en alle ingrediënten voor chaos zijn aanwezig, maar daar steekt de retestrakke drumster Katherina Bornefeld een stokje voor. Of twee eigenlijk (haha). Halverwege de show zal ze naar voren komen om zichzelf begeleidend met twee schud-eitjes (ik weet niet of ze echt zo heten) het mooie ingetogen Wheel te zingen, een aangenaam rustpuntje in een zee van aanstekelijke klereherrie. The Ex en Roadburn blijkt een prima combinatie te zijn.

De zaal verlatend hoorden we een of ander roepkoor vanuit het publiek. Het bleek iets met ‘Free Palestine’ te zijn. Het zou komend weekend niet de laatste keer zijn dat we iets dergelijks te horen kregen, zowel vanuit het publiek als vanaf het podium. Het is een sentiment dat ik verder van harte onderschrijf trouwens (en nee, ik ben niet pro-Hamas en ook geen antisemiet) maar voor mij wringt het wel eens een beetje, dit soort luidop beleden activisme. Kennelijk ontkomt ook een plaats waar men even weg wil zijn van de echte wereld niet aan die echte wereld.

En dan is er keuzestress. FOMO is geen goede eigenschap op een festival als Roadburn. Want wat nu te doen? Gaan we voor het industriele stampwerk van het Spaanse Dame Area of de speciale set met oud materiaal van Gilla Band? Het feit dat het een speciale set is geeft de doorslag, we gaan voor de laatste. Ik ben eigenlijk nauwelijks bekend met het werk van deze Ieren maar ben niettemin nieuwsgierig, ook omdat het een ietwat atypische band is voor Roadburn (als er überhaupt nog zoiets bestaat als een typische Roadburn-band natuurlijk). Het begint maar tammetjes. De zanger oogt en klinkt ietwat apathisch en ik vraag me heel even af of dit wel een goed idee was maar naarmate het lawaai toeneemt maakt die lijzige zang ineens een stuk meer sense. Ook deze band heeft zo’n idioot strakke drummer, begint een beetje een thema te worden vandaag. Zodra de kolkende rave-beat van ‘hitje’ Why They Hide Their Bodies Under My Garage wordt ingezet ontstaat er vlak voor onze neuzen een gezellig hupsende moshpit. Dat er daarbij een paar keer over onze tenen wordt gehupst nemen we maar even voor lief. Deze lawaaierige postpunk is een leuke afsluiter voor de dag.

Ja, ik zei afsluiter. We kunnen ons in de grote zaal natuurlijk nog even murw laten pompen door de pulserende bassen van The Bug maar we kiezen nu even voor ons hotelbedje. We hebben vandaag vooral veel gelopen en gestaan en onszelf weinig rust gegund dus dat gaan we morgen helemaal anders doen.



dinsdag 6 augustus 2024

De wenteltrap zag eruit als de kont van een robot: Een blogje over spannende boeken

 

Elk jaar kijk ik er weer naar uit, de Detective- en Thrillergids van Vrij Nederland. Als iemand die opgegroeid is met de boeken van James Herbert, Clive Barker en Stephen King hou ik nog steeds van een spannend boek op z’n tijd. Nu zijn dit allemaal schrijvers die vooral bekend zijn geworden met hun horrorwerk en daar zijn de recensenten van deze gids maar zeer zijdelings in geïnteresseerd: Genre-overschrijdende boeken behandelen we mits ze genoeg thriller zijn. We behandelen geen (onversneden) horror, fantasy, science fiction, oorlogsboeken en avonturenromans, valt onder andere te lezen in de selectiecriteria.

En dat vind ik verder prima. Hoewel ik nog steeds een voorkeur heb voor duistere fictie hoeft daar voor mij niet het etiketje ‘horror’ op te zitten. Ik durf te zeggen dat ik heel veel in het horrorgenre gelezen heb en daar zeker een aantal favoriete auteurs aan heb overgehouden maar laten we wel wezen, het overgrote deel van het genre is troep. Niet dat troep geen amusementswaarde kan hebben. Iedereen die geïnteresseerd is in geschreven horrorfictie kan ik Grady Hendrix’ naslagwerk Paperbacks From Hell aanbevelen, en anders wel zijn online recensie-overzicht. Ik heb serieus een paar boeken hieruit gelezen puur gebaseerd op een van zijn hilarische besprekingen.

Maar ik wil natuurlijk niet alleen lezen om een beetje te lachen. Af en toe wil ik ook iets soortgelijks ervaren als toen ik voor het eerst James Herbert’s Het Rattenleger, Stephen King’s It of H.P. Lovecraft’s The Call of Cthulhu las. En ik ben er al lang achter dat je daarvoor niet binnen afgepaste genre-kadertjes hoeft te blijven. Horror is geen genre, horror is een gevoel. En dat gevoel is ook heel nadrukkelijk te vinden in Cormac McCarthy’s briljante western Blood Meridian. In Jerzy Kosinski’s hallucinante oorlogsroman The Painted Bird. In Toni Morrison’s Beloved, een uiterst naargeestige spookvertelling die zich afspeelt in de tijd na de burgeroorlog. In de hard boiled misdaadfictie van James Ellroy en dan met name in het intens grimmige The Big Nowhere. In de korte verhalen van Paul Bowles en de dystopische fictie van J.G. Ballard. En ook in de wereld van de literatuur. Veel duisterder dan Sylvia Plath’s The Bell Jar of Albert Camus’ De Vreemdeling wordt het geschreven woord niet.

Dus ja, hoewel ik tegenwoordig van alles lees is er af en toe nog steeds weinig dat zo lekker is als een ordinaire page-turner. En dan biedt dus de Detective- en Thrillergids van Vrij Nederland ieder jaar weer uitkomst. Nu staan daar ook voldoende dingen in die ik skip. Whodunnits dat is me allemaal te simpel en te kneuterig dus dingen als Baantjer sla ik sowieso over. Met spionage en advocatuur heb ik ook niks dus geen Tom Clancy of John Grisham voor mij. En voor dat gedoe met archeologen en tempeliers dat sinds dat verschrikkelijk overgewaardeerde kloteboek The Da Vinci Code zo in zwang is hoef je me ook niet wakker te maken. Maar dan blijft er met 387 gerecenseerde titels nog voldoende over dat wel interessant is. Verhalen over psychopaten, seriemoordenaars, mysterieuze verdwijningen, samenzweringen, enge sektes, enge buren, de maffia en andere misdaadkartels of gewoon lekker ouderwetse hard-boiled fiction met door het leven getekende detectives en de bijbehorende femme fatales, ik hou d’r van. En ik heb een zwak voor Scandinavische moordmysteries. Ik weet niet wat ’t is, die mooie en schone landen met z’n vriendelijke inwoners en dan allemaal van die narigheid die zich onder de oppervlakte afspeelt, het heeft gewoon wel iets.


De keuze voor VN-thriller van het jaar is gevallen op Jordan Harper’s Stad Der Engelen (oorspronkelijke titel: Everybody Knows). Nu is de selectie van Vrij Nederland niet altijd een garantie voor succes. Een paar jaar geleden viel de keuze op Paula Hawkins’ Het Meisje in de Trein en tot op de dag van vandaag begrijp ik niet wat er nou bijzonder of zelfs goed zou moeten aan dit suffe Hitchcock-derivaat. Ik ben er dus wat voorzichtig mee maar de beschrijving van dit boek sprak me voldoende aan om het eens te proberen.

En dat viel bepaald niet tegen. Het verhaal speelt zich af in Los Angeles en ons hoofdpersonage heet Mae Pruett. Zij is een zogenaamde ‘fixer’, hetgeen er in de praktijk op neerkomt dat het haar taak is om misstappen van beroemdheden voor het grote publiek recht te trekken, glad te strijken dan wel helemaal weg te moffelen teneinde eventuele schandalen te voorkomen. Iemand als Ali B. had zo’n persoon heel goed kunnen gebruiken zeg maar. Mae is goed in haar werk en hoewel het vaak niet fraai is waar ze allemaal mee te maken krijgt heeft ze geen last van gewetenswroeging. Nog niet. Het andere personage dat we volgen is Chris Tamburro, een ex-agent die tegenwoordig beveiliger is voor diverse schimmige zakenlui, en ook nog eens de ex-geliefde van Mae. Als de baas van Mae wordt doodgeschoten gaat ze zelf op onderzoek uit en komt erachter dat haar baas misschien wel eens betrokken geweest zou kunnen zijn bij zeer onfrisse zaken waarbij een Jeffrey Epstein-achtige viespeuk aan de touwtjes lijkt te trekken. Tijdens haar onderzoek komt ze ook Chris weer tegen en ze besluiten de klus samen voort te zetten. Ze komen er langzaam maar zeker achter dat de dingen nog veel erger zijn dan ze in eerste instantie al leken. Het eerste wat opvalt aan het boek is dat het echt heel mooi geschreven is. De ene na de andere prachtige zin waardoor ik af en toe gewoon de neiging had om hardop te gaan lezen. Dit is echt zo’n boek waarbij je zowel kunt genieten van de plot als van de schoonheid van de taal. Wat me echter het meest is bijgebleven is de ontwikkeling van de hoofdpersonages. Mae en Chris reageren volkomen plausibel op alle gebeurtenissen. Ze raken daadwerkelijk getraumatiseerd door alle dood en verderf waar ze mee te maken krijgen. Het besef dat er geen weg terug meer is, dat ze zelf misschien wel hebben meegewerkt aan het in stand houden van alle vuiligheid en hun zeer invoelbaar beschreven wanhoop hierover maakt het boek gaandeweg steeds meer tot een soort existentiële hellevaart. Ja, dit boek is zijn vijf sterren meer dan waard. Lees het!

Van een heel andere orde is dan weer Karen Slaughter. Ik wilde deze populaire thrillerschrijfster nog eens een keer een kans geven. Ik had ooit wel eens eerder iets van haar gelezen. De titel weet ik niet meer. Wat ik nog wel weet is dat er sprake was van romantische verwikkelingen tussen een mannelijke en een vrouwelijke politieagent. En dat die werkten aan één of andere zaak waarbij veel, echt heel veel bloed en geweld kwam kijken. En dat ik deze combi niet helemaal kon plaatsen. Ik merk bij dit boek met de titel Mooie Meisjes dat ik weer tegen hetzelfde aanloop. Deze roman gaat over een familie die uit elkaar gevallen is door de mysterieuze verdwijning van de één van de drie dochters. We volgen de twee overgebleven zusters die na 18 jaar vervreemd te zijn geweest elkaar door omstandigheden weer tegengekomen. Er wordt veel gehuild en geknuffeld, er wordt spijt betuigd over verloren jaren, er worden uitingen van liefde en genegenheid gedaan. Er wordt gemijmerd over de warmte van een gezin. Het is wat lievig, zoetig en sentimenteel allemaal.

Maar het is ook een thriller over een sadistische seriemoordenaar, en het beschreven geweld is zo expliciet en bruut en bloederig dat het m.i. nogal detoneert met de weeïgheid van de rest van het boek. Het plot is eigenlijk ook vrij makkelijk samen te vatten: Alle personages in dit boek lopen gewoon voortdurend tegen elkaar te liegen, zowel de goeden als de slechten als degenen waarvan dat nog niet helemaal duidelijk is. Soms met de beste bedoelingen maar liegen doen ze, allemaal. Kijk, aan zo'n seriemoordenaar in je directe omgeving doe je natuurlijk weinig maar diverse personages hadden zich heel wat ellende kunnen besparen als ze gewoon vanaf het begin hadden gezegd waar het op staat. Goed, dat gezegd hebbende, Slaughter heeft met momenten wel humor. Ik moest in ieder geval hardop lachen om passages als De wenteltrap zag eruit als de kont van een robot en De bewegingssensoren hingen als teelballen naar beneden. Maar de uiteindelijke conclusie is toch  dat Karin Slaughter niet helemaal aan mij besteed is. De combinatie van huilerig familiedrama en brute martelhorror voelt gewoon niet lekker aan. Wat deze twee op het oog totaal verschillende elementen in Slaughter’s universum met elkaar gemeen hebben is dat het allebei plat is. Primair en onderbuikig. Je kunt het verloop van het verhaal ook al zo'n beetje uittekenen. De op het oog onoverwinnelijke psychopaat zal bruut en bloederig aan zijn einde komen door dezelfde vrouwen die hij zo wreed heeft geterroriseerd. Het brute geweld dat de overlevende personages hebben doorstaan zou bij de meeste mensen garant staan voor een flinke portie PTSS en jaren van intense traumatherapie maar in de wereld van mevrouw Slaughter zullen de familiebanden en een stevige groepsknuffel ("dit is wat vader gewild zou hebben") alles overwinnen. Dynasty meets Hostel, meer kan ik er niet van maken. Ik begrijp de populariteit van mevrouw Slaughter en het is haar verder ook gegund maar mijn ding is het duidelijk niet.

Dus bij wijze van palate cleanser ben ik maar weer eens iets van Don Winslow gaan lezen. Ik heb het op dit blog wel eens eerder over Winslow gehad, de man is een ware gigant in schrijversland wat mij betreft. Zijn romans over corrupte politiemannen, gewelddadige wise guys en surfende privé-detectives lezen stuk voor stuk als de spreekwoordelijke trein. In The Winter Of Frankie Machine volgen we een gezellige ouwe knar genaamd Frank Macchiano die zijn dagelijkse ochtendritueel doet. Douchen, bakje koffie, ontbijtje, z’n favoriete opera luisteren, van de zonsopgang genieten. En dan onderweg naar het winkeltje met aas en andere visbenodigdheden dat hij runt. Vervolgens naar het strand om een potje te surfen. Een lunchafspraak met z’n dochter. Er is nog niets gebeurd en toch word je als lezer al helemaal meegesleept in het verhaal. Dat is echt de kracht van Don Winslow, de man is een rasverteller. Gaandeweg komt de lezer er achter dat deze Frank Macchiano alias Frankie Machine ooit een moordenaar voor de maffia was. En niet zomaar een moordenaar, neenee, zo’n beetje de meest gevreesde en efficiënte moordenaar ooit. En iemand uit zijn verleden wil hem dood hebben dus van die rustige ouwe dag komt opeens niets meer. Maar wie, dat is de vraag. Wie wil onze Frankie zo graag dood hebben? Terwijl hij de ene na de andere aanslag op zijn leven overleeft en zich aldus genoodzaakt ziet zelf ook wat slachtoffers te maken blikt hij terug op zijn leven om na te gaan wie het op hem voorzien zou kunnen hebben. En dat blijken nogal wat mensen te zijn. Frankie’s levensgeschiedenis is op z'n zachtst gezegd kleurrijk en bewogen, en tussen alle vluchtpogingen van Frankie in het heden door wordt de lezer dus ook deelgenoot gemaakt van dit verhaal. En o wat leest dit lekker. Mensen die van films als Goodfellas en A Bronx Tale houden zouden dit boek echt moeten lezen. Ik ga dit blogje nu dan ook afronden want ik zit er nog middenin en ik wil weten hoe het afloopt. Laters!


vrijdag 21 juni 2024

“Als ie begint te vloeken dan ben ik zo weg” – Een blogje over cultuur

 

“En wat gaan we hierna eens voor cultureels doen?” vroeg vrouwlief in de auto. We waren zojuist naar Black Sabbath – The Ballet geweest, een balletvoorstelling over (jawel) de band Black Sabbath, uitgevoerd door het Birmingham Royal Ballet. Dat was best een bijzonder iets om mee te maken dus laten we dat eerst even nader bekijken.

Dat er een balletvoorstelling over Black Sabbath was gemaakt, dat was me al reeds bekend. En toen ik hoorde dat hij ook in Rotterdam een paar keer uitgevoerd zou worden wist ik zeker dat ik erheen wilde. Black Sabbath is niet alleen één van mijn favoriete bands aller tijden, hun enorme invloed op de muziekwereld valt niet te ontkennen, al hebben critici door de jaren heen hun best gedaan om dat wel te doen. Muzikant Chris Goss vertelde in een Loladamusica-special in 2002 dat hij zijn band Masters of Reality expres naar een Black Sabbath-plaat had vernoemd ‘to piss off the inteligentsia’ (“believe me, Black Sabbath in 1982/1983 were not respected as they are right now”). De ronduit vernietigende recensie die Rolling Stone schreef van Black Sabbath's debuutplaat uit 1970 is inmiddels een soort van legendarisch, en de kritiek vanuit de gehele muziekpers zou er in de jaren daarna niet milder op worden. De muziek van Black Sabbath was lomp, platvloers en lelijk en weldenkende mensen hoorden hier niet naar te luisteren.

Maar ondertussen deden de mensen dat wel en Black Sabbath verkocht platen en concertkaartjes bij de vleet. En veel van die mensen die wel van Black Sabbath hielden zouden later zelf muziek gaan maken. Laten we wel wezen, die hele zogenaamde grunge-golf die in de jaren 90 zo beeldbepalend was hing aan elkaar van gerecyclede Black Sabbath-riffs. Onder musicerende Black Sabbath-adepten komen we verder uiteenlopende types tegen als Henry Rollins, Mark E. Smith (The Fall), Peter Hook (Joy Division/New Order), The Cardigans, Arctic Monkeys en die stomme Red Hot Chili Peppers. Ook buiten het rock-idioom is er waardering voor deze Birminghamse pioniers en ze zijn dan ook druk gesampled in werkjes van o.a. Daft Punk, Kanye West, Pop Will Eatself, The Beastie Boys en zo kan ik nog wel even doorgaan. Er zijn zelfs mensen die beweren dat Black Sabbath op hun dooie akkertje het hele heavy metal-genre zouden hebben uitgevonden.

Lang verhaal kort, Black Sabbath heeft dus inmiddels zijn welverdiende plekje in de muzikale canon veroverd. Maar dat ze ooit het lijdend voorwerp zouden worden in een heuse balletvoorstelling, dat had ik serieus niet aan zien komen. Eenmaal binnen in het sjieke Luxor-theater nemen we een  programmaboekje van de voorstelling mee (dat worden vast nog eens collector’s items) en worden we doorverwezen naar de foyer waar een inleidend praatje gegeven zal worden door Annette Embrechts, theater- en dansjournalist bij De Volkskrant. Haar eerste vraag is wie er is gekomen als balletliefhebber en wie als Black Sabbath-fan. De verdeling blijkt aardig fifty-fifty te zijn, met recht een gemêleerd publiek. Mevrouw Embrechts heeft zelfs speciaal voor deze voorstelling Tony Iommi geïnterviewd. Vantevoren heeft ze al aangegeven niet echt thuis te zijn in de wereld van de rock en de metal en dat is ook te merken, maar haar enthousiasme en belangstelling komen oprecht over.

En dan begeven we ons richting zaal waar het orkest al klaar zit in de orkestbak. Er zijn voor deze voorstelling namelijk speciale bewerkingen geschreven deels gebaseerd op bestaand Black Sabbath-materiaal. De voorstelling bestaat uit drie aktes en de eerste heet Heavy Metal Ballet. We horen de stem van Ozzy acapella War Pigs zingen en vanuit een inktzwarte achtergrond komen de eerste dansers naar voren. Het wordt al direct duidelijk dat het hier geen gezellige crossover betreft. Dit is écht ballet, en niet eens van het moderne soort, voor zover ik dat kan beoordelen. Het lastige aan dans is dat het nogal interpretabel is, en zodra War Pigs is overgelopen in een soort dance-beat mondt dit uit in een choreografie die op mij wat rommelig overkomt en de connectie met Black Sabbath ontgaat me een beetje, al hangen er aan het plafond wel wat ronde schijven met daarop iconische afbeeldingen uit de Black Sabbath-geschiedenis waaronder ook die van het Vertigo-label waar Black Sabbath zijn platen bij uitbracht. Dan voegt een heuse gitarist zich bij het gezelschap. Bij het inleidende praatje is ons al uitgelegd dat dit niet Tony Iommi moet voorstellen maar een soort ‘geest van de gitaar’. Fijn dat dit er bij gezegd is, gezien het nogal oeverloze gepingel dat deze man aan de Sabbath-riffs laat voorafgaan. Tony Iommi kan zeer verdienstelijk soleren maar is in de eerste plaats de meester van de volvette riff, geen pingelaar. Hoogtepunt van deze akte is de minutenlange kus tussen twee dansers, dit op een orkestrale bewerking van Solitude. Ze bewegen letterlijk alle kanten op en in allerlei lichaamshoudingen, maar hun lippen blijven aan elkaar gekluisterd. Echt ontzettend knap. Aan dit liefdesspel komt een einde als ze lijken te worden verzwolgen door een groep volledig in het zwart geklede dansers. De akte eindigt met een versie van Paranoid.


De tweede akte heet The Band, en die titel spreekt natuurlijk voor zich. We horen de dreigende tonen van het nummer Black Sabbath. Dat dit nummer zich goed leent voor een orkestraal arrangement is natuurlijk niet heel gek aangezien de heren zich voor dit nummer zelf lieten inspireren door The Planets Suite, een klassiek stuk van Gustav Holst. Op het achterdoek staan nu zes horizontale strepen geprojecteerd die ongetwijfeld gitaarsnaren moeten voorstellen. Er staan drie groepjes van vier dansers te dansen op een orkestrale bewerking van Orchid voorzien van audiofragmenten uit interviews met o.a. Ozzy Osbourne en Tony Iommi. Laatstgenoemde vertelt over het fabrieksongeluk waarbij hij twee vingertoppen verloor en hem werd verteld dat hij nooit meer zou kunnen spelen. Ik moet zeggen dat ik het idee van die audiofragmenten leuker vind dan de uitvoering ervan. Hoe groots hun muzikale verrichtingen ook mogen zijn, de heren Osbourne en Iommi zijn beiden slecht articulerende mompelaars dus dat maakt het qua geluid lastig om erin te komen. De immer snerpende Sharon Osbourne die ook nog voorbijkomt is dan weer wel goed te verstaan maar dan weer niet heel prettig om naar te luisteren. Op zeker moment zien we de contouren van een demonisch figuur rechts achter het podium terwijl links vooraan een zanger een paar regels uit Black Sabbath zingt (“Big black shape with eyes of fire/Telling people their desire”). De apotheose is een fraaie bewerking van Sabbath Bloody Sabbath. Al met al sprak deze akte mij persoonlijk meer aan dan de eerste maar vrouwlief zit naast me te knikkebollen dus die is het vast niet met me eens.

Akte drie heet Everybody Is A Fan en gaat over wat Black Sabbath voor veel mensen betekent. Het belangrijkste decorstuk is een omgekeerd autowrak met een demon erop die gedurende deze akte over het hele podium versleept zal worden. De muzikale begeleiding is een bijzondere en best wel meeslepende versie van Iron Man, voor de gelegenheid voorzien van een zevenmaats-ritme. De gitarist uit de eerste akte keert vervolgens weer terug en speelt Laguna Sunrise, één van de meer atypische nummers uit Black Sabbath’s oeuvre, en doet dit al dansend met een mededanser. De climax van het stuk (en daarmee de avond) is een versie van Paranoid waarbij alle dansers, gehuld in verschillende Black Sabbath-shirtjes vrolijk over het hele podium dansen en zelfs het publiek manen om een stukje mee te klappen. Paranoid is natuurlijk de grootste hit van Black Sabbath maar is verder nooit een persoonlijke favoriet van me geweest. Toch doet het me wel wat, dat iedereen zo vrolijk staat te dansen en te klappen op een nummer met zo’n ultiem droefgeestige tekst.

Wat me echter het meeste raakt is gewoon het stukje erkenning dat uit deze voorstelling spreekt voor m.i. één van de belangrijkste bands die de hedendaagse muziekgeschiedenis heeft voortgebracht. Ik hoorde ook mensen die eruit zagen alsof ze nooit een concert bezoeken zeggen hoe prachtig ze het vonden. Black Sabbath maakt nu dus ook deel uit van de bredere culturele canon en dat is een mooi iets. Nee, niet alles wat in deze voorstelling voorbij kwam sprak me aan maar het feit dat ie überhaupt bestaat vind ik al helemaal geweldig. Het was een bijzondere avond en ik ben blij dat ik geweest ben.

Maar om eens op de openingsvraag van dit blogje terug te komen: “En wat gaan we hierna eens voor cultureels doen?” Er is toch wel meer in het leven dan concertbezoek? Een museum wellicht? Da’s al een poosje geleden toch? Vrouwlief zou graag eens naar een Dr. Seuss-expositie gaan, en ik hoop nog steeds dat er een keer ergens een tentoonstelling komt met werk van Robert Crumb maar voor zover wij kunnen zien is van beiden momenteel nog geen sprake. Of nee, wacht, we zijn tijdens onze vakantie in Rimini (Italië) nog naar het Federico Fellini-museum geweest. OK jammer dan, museumbezoek valt af.

Ik weet ‘t. Freek de Jonge komt naar Goes. Da’s wel leuk, toch? Ik kijk nog maar zelden cabaret. Het kan me op de één of andere manier totaal niet meer boeien. Maar Freek de Jonge heb ik vroeger altijd erg grappig gevonden, en zijn conferences (oudejaars of anderszins) waren altijd heuse happenings bij ons thuis. Het zal wel komen doordat ik uit een PVDA-nest kom, de combinatie van harde grappen en maatschappelijk engagement konden mij als opstandig pubertje altijd wel bekoren (zie ook: Van Kooten & De Bie). Met zijn moralistische nakomelingetje Youp had ik dan weer helemaal niks. Ook stuiterballen als Bert Visscher en Guido Weijers verdraag ik slecht, echt horendol word ik van dat hysterische gedoe. Hans Teeuwen was even leuk maar zijn trucje bleek beperkt houdbaar en daarbij ontpopt hij zich m.i. tegenwoordig iets teveel als rechtse engnek. En die Theo Maassen heb ik überhaupt nooit leuk gevonden. Ja, Katinka Polderman vind ik met momenten erg grappig. Die brengt dingen met precies de juiste dosering understatement. Dat werkt bij mij persoonlijk beter dan hysterisch geblèr. Dat ze Zeeuws is heeft er verder niets mee te maken, echt waar!

Maar Freek komt helemaal geen cabaret doen. Freek komt voorlezen uit zijn nieuwste boek De Zeeuwse Jaren. We kennen Freek als begenadigd verteller dus dat wordt vast leuk. We vragen schoonvader mee, die moet wat ons betreft wat vaker de deur uit. Na enige aarzeling stemt hij in maar voegt er aan toe: “Als ie begint te vloeken dan ben ik zo weg”. Freek? Die vloekt toch niet zo veel? Of zou schoonpa in de war zijn met Youp? Die is wat meer van de krachttermen, toch? Nee, het wordt vast een leuke en beschaafde avond, en na afloop gaat Freek nog signeren ook. ’t Is dus maar te hopen dat ie niet gaat vloeken. Met m’n schoonvader wil je het echt niet aan de stok krijgen.

De dag daarna zullen we ons richting bioscoop begeven voor Ghost: Rite Here Rite Now, zoals de titel al aangeeft de concertfilm van één van de beste bands van dit moment (dit is doorgaans het moment dat hele puristisch ingestelde rockers en metalheads een beetje beginnen te mokken) waar kennelijk ook nog iets van een verhaallijn schijnt in te zitten. Ben reuzebenieuwd!

En dan is het wel weer even genoeg geweest met al dat cultureel verantwoorde gedoe en gaan we weer doen waar we het beste in zijn namelijk concerten bezoeken. Te beginnen deze maandag want dan gaan we Mr. Bungle zien in de 013 (al gaat vrouwlief vooral voor support-act Oxbow). Volgende week zaterdag komen de Amerikaanse horrorbilly-giganten The Pine Box Boys voor het eerst in jaren weer naar Goes om hun nieuwste plaatwerk te presenteren. Ik was in mijn programmeursdagen (borstklopperij-alert) de eerste die The Pine Box Boys in Zeeland neerzette en sindsdien hebben ze in deze contreien een kleine following dus ja, dit is wel een dingetje voor me. En omdat vrouwlief binnenkort jarig is heb ik alvast kaartjes gekocht voor de show van Julie Christmas in Tivoli, maar dat weet ze nog niet dus dat moet iedereen nog maar een beetje voor zich houden.



 

ROADBURN Dag 4

  En dan is nu de vierde en laatste dag aangebroken. We zijn donderdag goed van start gegaan met een ijzersterke show van Xiu Xiu en hebben...