woensdag 30 september 2020

TE GEKKE TENT HIER! - It’s The End Of The World As We Know It (en da’s best k*t)

 

Bar American gaat sluiten. Het enige echte hardrock-café in Zeeland en omstreken is er straks niet meer. Potdomme nog an toe! Er zijn door de jaren heen wel vaker kroegen en zaaltjes dichtgegaan, en soms vond ik dat vervelend en soms liet het me volkomen Siberisch. Toen De Pompe van eigenaar veranderde verloor het veel van zijn oude glans. En dat Café De Vrijbuiter dicht ging was jammer maar gezien de staat van het pand ook wel een beetje onvermijdelijk. Maar het idee dat er straks geen Bar American zal zijn, ja dat doet me wel wat. Het feit dat ik er niet heel vaak meer kom verandert daar niets aan.

Ik weet het nog goed, de allereerste keer dat ik in Bar American kwam. Ik zal een jaar of 15 geweest zijn. Natuurlijk had ik het uitgaansleven daarvoor al een beetje ontdekt. Elke zaterdag ging ik met het fietsje vanuit Wolphaartsdijk naar de Soos in Kapelle. Op de MAVO zat een jongen, Drieks, die in Kapelle woonde en net als ondergetekende een spijkerhesje droeg met emblemen van hardrockbands. Een soortgenoot dus! Hij raadde me aan om een keer naar zijn plaatselijke dorpssoos te komen want daar waren hardrockers en er werd soms hardrock gedraaid.

Zo gezegd, zo gedaan. Drieks was daar ook en stelde me voor aan de rest van de gang. Na een hele avond gesprekken over onze favoriete muzieksoort terwijl er op de achtergrond alleen maar suffe Top 40-zooi werd gedraaid was het moment daar. “Hey, wordt er niet meer geheadbangd!?” riep iemand toen de openingsriff van Black Sabbath’s Paranoid klonk. Er werd een grote kring gevormd en we stonden allemaal wild te luchtgitaren en te headbangen. Paranoid werd gevolgd door Iron Maiden, de live-versie van Drifter met het Yo Yo Yo-meezingstuk. Meer dan dat was het niet en zoals ik het nu opschrijf komt het wellicht wat banaal over maar voor deze snotneus was dit echt een ding, een gróót moment. Hardrock/heavy metal was een wereld uit blaadjes en radioprogramma’s die ik tot dan doe alleen deelde met mijn beste maat Frank (die ik al spoedig wist over te halen mee te komen) en die was nu een stukje echter geworden. Ik had er in één avond een heleboel vrienden bij gekregen.


Maar goed, dit stukje gaat over Bar American. Ergens in maart 1985 werd in Middelburg het Earthquake-festival gehouden, georganiseerd door het toen erg hippe Belgische heavy metal-label Mausoleum Records, waar de bands Hazzard, Lion’s Pride, Steelover en Crossfire zouden optreden. Het was niet mijn eerste hardrock-concert, aangezien mijn vader (lees zijn blog!) me al had meegenomen naar BruPop in Bruinisse (waar de Pat Travers Band afsloot), naar KISS in de Groenoordhallen (met een opkomend Brits bandje genaamd Iron Maiden in het voorprogramma) en naar een oorverdovend concert van Accept in diezelfde Middelburgse veilinghallen waar ik nu ook naar toe ging. Dus stapte ik in Goes op de trein, mijn matties uit Kapelle zaten er al in.


Maar we waren nog vroeg dus moest er natuurlijk eerst even gestopt worden in dat beruchte Middelburgse hardrock-café. Nou, dat was me een ervaring! Een heus hardrock-café waar hardrockmuziek gedraaid werd en waar allemaal hardrockmensen rondliepen. Ik keek mijn ogen uit, leunde tegen de flipperkast en zei tevreden knikkend: “Ja, te gekke tent hier”. Dit tot grote hilariteit van m’n matties Drieks en Doesje die me dit in de jaren daarna nog regelmatig onder de neus zouden wrijven (“Hey Fred, te gekke tent hè, hahaha”).

Anyway, het Earthquake-festival dus. Opener Hazzard was vervangen door een bandje genaamd Three Pence waarvan ik me alleen het logo nog kan herinneren, Lion’s Pride was moddervet en we hebben met z’n allen bruut staan headbangen, van Steelover herinner ik me alleen dat de drummer in een kooitje zat en dat hij zijn Dracula-gebitje het publiek in gooide en Crossfire was volgens mij een prima afsluiter al kan ik me daar niet veel meer van herinneren. Wat ik nog wel weet is dat we daarna terug gingen naar Bar American en dat we daar op zeker moment met z’n allen Queensrÿche’s Deliverance stonden mee te zingen. Een waarlijk gelukzalig moment!


Nou, ik had het helemaal gevonden daar. Een paar weken later toog ik in m’n eentje naar Bar American, vanuit Goes met de trein. Ik had precies genoeg geld bij voor één biertje en was van plan daar gewoon een uurtje te gaan zitten en te genieten van hardrockmuziek. Klinkt belachelijk misschien, om zoveel geld te spenderen aan een treinkaartje om dan een uurtje met één drankje in een kroeg te gaan zitten maar zo belangrijk was dat hele hardrockgebeuren toen voor me (en trouwens, ik was 15 en dan doe je stomme dingen, laat me toch!). Maar toen ik daar binnenkwam was de eerste die ik daar zag Peter, die iets oudere jongen die in de soos van Kapelle wel eens een hardrockplaatje voor ons draaide. Hij was daar met wat vrienden van ‘m. Na mijn biertje gekocht te hebben ging ik even bij hem staan voor een praatje en kreeg even later van één van zijn vrienden een biertje in handen geduwd. En nog één. En nog één. Het hele rondjessysteem was nog nieuw voor me. Achteraf gezien vind ik het best knap van mezelf, dat ik niet alleen de trein heb gehaald maar dat het me ook is gelukt om op de fiets en zonder ongelukken terug in Wolphaartsdijk te komen.


Er zouden nog vele avonden volgen, alsook vele concerten want in het nabijgelegen zaaltje The Cavern, en toen The Cavern afbrandde in de Zippo, werden ook hardrock- en heavy metal-concerten gegeven. Heel wat memorabele shows gezien daar. Dark Wizard, Picture, Trance en Faithful Breath in The Cavern en Helloween en Agent Steel in de Zippo. 


En ook in Bar American zelf traden wel eens bands op. Op één van die avonden speelde de band Defender en maakte ik kennis met een jongen uit het dorpje Waarde genaamd Jaap. Het metal-genre was zich langzaam maar zeker aan het ontwikkelen naar hardere en snellere varianten met bands als Exodus en Slayer en Jaap en ik waren hier allebei erg van gecharmeerd. We zijn bij Defender echt starnakel dronken geworden en nadien op Station Middelburg stampten we op de maat van ons dronken schreeuwlied een reclamebord kapot. Per ongeluk weliswaar maar het leverde ons helaas toch een nachtje politiebureau op. En het begin van een lange vriendschap.


Zoals gezegd, metal werd extremer en dat zorgde hier en daar voor wat verdeeldheid bij de clientèle. De oudere garde moest weinig hebben van subgenres als thrash en speed metal terwijl de nieuwe generatie metalheads hun neus ophaalde voor de Scorpions en Led Zeppelin. Er werd wel eens een liedje van de Sex Pistols of The Ramones gedraaid in Bar American maar over het algemeen behoorden punkers en hardrockers nog tot verschillende kampen. Er begonnen echter steeds meer kruisbestuivingen tussen deze genres te komen en shirtjes van bands als G.B.H. en D.R.I. begonnen op te duiken onder de bezoekers. Zelf vond ik dat wel eens lastig, die verdeeldheid. Ik hield van bands als Kreator en Possessed maar Thin Lizzy was me net zo lief en ja, ik had ook punkvrienden waar ik muzikale tips opdeed. Ik had eigenlijk helemaal geen zin om me bij één kamp aan te sluiten.


Eigenaar Kees Petiet was vaak zelf de DJ in Bar American en had een vrij brede kijk op wat er in een hardrock-café gedraaid kon worden. Mij sprak dat persoonlijk wel aan. Ik had na een tijdje obsessief alles van KISS verzameld te hebben andere hardrock leren kennen via het hardrock-radioprogramma Alfred Lagarde’s Beton (die er een soortgelijke brede kijk op na hield), de platencollectie van mijn vader (Led Zeppelin, Ten Years After, Deep Purple, dat werk) en een ander radioprogramma genaamd Hanneke Kappen’s Stampij, dat zich wat meer richtte op de toen opkomende NWOBHM. Natuurlijk werd er in Bar American Black Sabbath gedraaid, en Motörhead, Iron Maiden, Saxon, Judas Priest, noem het maar op. Maar ook Pink Floyd, The Rolling Stones en The Doors kwamen wel eens voorbij, Kees was absoluut niet puristisch. Ik ben ‘m nog steeds dankbaar dat ie me kennis heeft laten maken met Jason & The Scorchers (die in platenzaken nooit in de hardrockbakken stonden maar daar m.i. prima hadden gepast).


Maar de muzikale kloof tussen de klassieke hardrock/heavy metal en de extremere nieuwe geluiden werd op den duur wel erg groot. Zo groot dat Kees de liefhebbers van dat extremere werk hun eigen plekje gaf: Het Thrashkot. Wat ik over die periode moet schrijven weet ik eigenlijk niet want het was een leuke maar ook een wilde, chaotische en verwarrende tijd, met buitensporig veel bier, drank en stoute sigaretjes en in het geval van sommige mensen ook andere middelen, met alle gevolgen van dien. Niet iedereen is ongeschonden uit deze periode gekomen. Wat ik nog niet heb verteld is dat ik van mijn 16e tot mijn 18e in Middelburg en Vlissingen heb gewoond. In die tijd kwam ik praktisch elke dag in Bar American als het open was. Nu was ik inmiddels weer verhuisd naar Goes en hing ik wat meer rond in en om 't Beest en was ik mijn muzikale horizon wat aan het verbreden. In ’t Beest speelden ondertussen veel bands uit het hardere segment, vooral op de zondagmiddagen, en dan trok er een heel regiment Bar American-gangers naar Goes. Death, Bolt Thrower, Autopsy, Mucky Pup, Excel, Whiplash, Pestilence, ze hebben allemaal in ‘t Beest gestaan en wat dat betreft was het een zeer memorabele tijd.


Ook Zeeland bracht in die tijd zijn eigen bands voort. Naast Brainless uit Vlissingen waren er MOT en Sjølmord uit Goes. Bassist en oud-punker Jan-Chris van laatstgenoemde stapte op den duur uit die band (om vervangen te worden door ondergetekende maar dat komt nog wel eens aan bod in een ander blog) om zijn nieuwverworven belangstelling voor death metal bot te vieren in een band genaamd Leprosy, en die zouden later weer uitgroeien tot Gorefest. Dat is een verhaal wat bij iedere liefhebber van het hardere werk bekend zal zijn. In die zin was het in muzikaal opzicht ook een vruchtbare tijd. Bovengenoemde bands hebben ook allemaal in Bar American gestaan.


Het was ook een tijd die opeens voorbij was, van het ene op het andere moment leek het wel. Tot op de dag van vandaag kan ik er niet precies de vinger op leggen waar dat nou aan gelegen heeft. Er waren wel een paar dingen die heel erg nadrukkelijk niet leuk waren in die tijd. En waar ook Bar American spijtig genoeg niet helemaal aan ontkwam. Flyers van het extreemrechtse Jongerenfront en T-shirtjes van Skrewdriver werden op den duur wel erg populair, ook in Bar American helaas en nog erger, ook bij mensen waarvan ik zeker weet dat ze dit gedachtegoed helemaal niet aanhingen. Een dieptepunt was wat dat betreft een busreis van Bar American naar Dynamo Open Air, waar we met z’n tienen uit Goes de racistische zangkoren (“nigger, I hate your face, don’t try mess with the master race”) van de rest van de bus moesten verdragen. Een pijnlijk smetje op de geschiedenis van een tent waar ik zo van hield in die tijd.

Terwijl de thrash- death- en whatever-periode in volle gang was en ook toen ie reeds over was hield ik me op den duur vooral bezig met bands die een wat andere twist aan de hardere genres gaven. Faith No More, King’s X, Masters of Reality, Jane’s Addiction, Living Colour, dat werk. Maar toen kwam de stroming die ze ‘grunge’ noemden. In het begin was dat OK. Bands als Soundgarden en Nirvana kende ik al voordat ze bekend werden en daar was niks mis mee. Ik vond het zelfs wel leuk dat dit soort muziek nu mainstream leek te worden. Maar die pret was van korte duur. Het werd niet de gehoopte doorbraak van alternatieve muziek, integendeel, de industrie ging zijn eigen ‘alternatieve’ muziek maken. En wat was dat verschrikkelijk! Bandjes als Live, Bush, Creed, The Spin Doctors, Everclear, Meredith Brooks, Nickelback, die verschrikkelijk stomme Stone Temple Pilots, dat blaartrekkende gekweel van Kane, af-grij-se-lijk! Wat had ik ongelooflijk de takkeschurft aan al deze halfbakken niksrock! En over dat misbaksel dat ‘nu-metal’ heet wil ik het helemaal niet hebben. Korn? Limp Bizkit? The last fuckin’ straw!

Die spaarzame keren dat ik nog wel eens in Bar American kwam werd dat soort shit daar nu dus ook gedraaid. En als ik een rockblad opensloeg stond daar het druilerige huilhoofd van Dinand Woesthoff me aan te loenzen. Bah! M’n eigen genre had me verraden. Gelukkig was daar een nieuwe uitvinding genaamd het internet. Ik heb de rock en de metal nooit helemaal losgelaten maar ben wel veel ‘vreemdgegaan’. De triphop van Portishead en Massive Attack en het electronische geweld van Atari Teenage Riot zorgden voor de duisternis die ‘gewone’ rock en metal zo miste op dat moment. En verder heb ik in mijn nieuwe online-bestaan eens flink gegrasduind in jazz, garagerock, psychedelica, funk & soul, kazige easy listening, krautrock en ondertussen ook ontdekt dat The Beatles toch eigenlijk wel heel erg geniaal zijn. Uitendelijk brachten sites als stonerrock.com en Roadburn mijn innerlijke hardrocker weer naar boven.

En hoe zit het nu met Bar American? Ik ben er door de jaren heen met tussenpozen geweest. Ik heb er zelf een paar keer gestaan met mijn bandjes The Hollow Men en Harbour of Souls. En ik ben er nog een paar keer als bezoeker geweest, gewoon omdat ik toevallig in de buurt was of omdat ik er gewoon zin in had. En dat voelt toch altijd een beetje als thuiskomen, dat je dat donkere hol binnen komt gelopen onder de klanken van Journey’s Lights of eender welk nummer van Rory Gallagher of AC/DC. Dat heeft toch een speciale magie die niet uit te leggen valt, daarvoor moet je een ouwe hardrocker zijn denk ik. Dat het geen zin heeft om iets van Kyuss, Danzig of Monster Magnet aan te vragen en ik me ook wel eens een hedendaags flutdeuntje moet laten welgevallen van de Guano Apes of iets dergelijks dat geeft verder niet, dat hoort erbij en ik begrijp de afkeurende blikken van die ouwe hardrockers van weleer nu veel beter, als er weer eens een bruut thrashnummer voorbij kwam.


Dat ik er nauwelijks meer kom heeft ook verder niets met Bar American zelf te maken. Ik was maar wat graag naar het 40-jarig bestaan geweest maar dat kon niet doorgaan vanwege werk. Nee, ik kom sowieso nauwelijks nog in kroegen. Dat interesseert me gewoon niet meer zo veel. Ik probeer nog wel regelmatig naar concerten te gaan (nou ja, vóór de Coronatijd deed ik dat) en dan naast buurman ’t Beest m.n. in zalen en zaaltjes als 013, Little DevilBaroeg en Trix. Daar heb ik nu mijn netwerkje van vrienden en bekenden opgebouwd. Maar ik heb ook een drukke baan met onregelmatige werktijden en als ik vrij ben vind ik het oprecht lekker om gewoon thuis te zijn. Burgerlijk hè?

Maar nu gaat het boek dus echt definitief dicht. Ik neem me al jaren voor om er nog eens een keertje heen te gaan om eens een avondje flink door te halen maar ja, da’s makkelijk praten als je denkt dat iets er altijd zal zijn. Hoe moet het ooit nog goed komen met de wereld als ook Bar American niet het eeuwige leven heeft?

Dus wat zal ik eens doen? Er nog een keertje heengaan of de herinnering mooi houden zoals ie is? Speaking of which, hier is een playlistje met een paar van die fijne herinneringen.


Bar American, bedankt voor alles!! \m/

 

 

 

dinsdag 29 september 2020

Chevals de Troie dans l'armoire à disques

 

We gaan het zo over muziek hebben hoor. Eerst nog even dit..

Eén van de redenen dat ik ben gaan bloggen is dat ik gewoon geen zin meer heb in al die oeverloze non-discussies op smoelenboek en andere sociale media. Vooral de momenteel nogal actuele racismediscussie is wat dat betreft een fijne trigger, en nu met de feestdagen in het vooruitzicht wordt het me alweer zwaar te moede.

Kijk, het maakt mij niet uit als iemand een andere mening heeft dan de mijne, maar onderbouw ‘m op z’n minst. Kom met fatsoenlijke argumenten i.p.v. lauwe dooddoeners als “is tradiesie” of “hullie doen ut ook” of “linkse hoax”. Laat deze alinea dus maar gelijk dienen als een kleine disclaimert: Op de meetlat links-rechts neigt blogger dezes naar ietwat linksig. Het kan maar duidelijk zijn.

Maar goed, de aanleiding voor dit specifieke blogje is eigenlijk de nieuwe release van het verder niet zo heel erg interessante Oostenrijkse soort-van-black metal-groepje Harakiri For The Sky. Op deze release staan enkele gastbijdragen, waaronder eentje van de zangeres Audrey Sylvain.

Of stónd eigenlijk, want de mannen hebben onder druk van hun label en management besloten deze bijdrage te verwijderen.

Een bijzondere gang van zaken wel. Kennelijk waren de mannen niet op de hoogte van mevrouw’s politieke voorkeuren. Of als ik het goed lees, eigenlijk kan het ze gewoon niet zoveel schelen, het is vooral het label en het management dat bang is voor onwillige distributeurs en dito zaaleigenaren.

Nu moet ik zeggen dat ik dat ook niet wist, dat mevrouw Sylvain er dergelijke standpunten op na schijnt te houden. Er is ook weinig over te vinden, aangezien ze haar meeste uitlatingen schijnt te doen via haar zorgvuldig afgeschermde persoonlijke facebook-pagina maar het schijnt allemaal niet fraai te zijn.

Deze mevrouw Sylvain is dus ook lid geweest van Peste Noire, een op z’n zachtst gezegd nogal omstreden Frans gezelschap waar we het verder wat mij betreft verder niet al te uitgebreid over hoeven te hebben. Oprichter en enig vast bandlid Famine heeft niets met Hitler maar des te meer met Mussolini, beschrijft zichzelf als nationalistisch anarchist, vindt Noorse black metal-pioniers als Darkthrone en Mayhem maar een stelletje mietjes, profileert zich niet als een racist maar een ethnopluralist en draagt dit gedachtegoed ook allemaal uit in zijn muziek. Het schijnt in muzikaal opzicht echt een fantastische band te zijn, en dhr. Famine is naar ik heb begrepen ruimdenkend genoeg om ook rap-invloeden in zijn muziek te verwerken, maar ik heb tot nu toe nooit de zin gehad me nou eens lekker in hun oeuvre te gaan verdiepen.

Anyway, van deze mevrouw Sylvain bleek ik dus werk in de kast te hebben staan, aangezien dit dezelfde Audrey Sylvain is die zingt en speelt op de eerste en enige langspeler van Amesoeurs, een werkelijk prachtige plaat die een zeer aanstekelijke combi van shoegaze en black metal bevat en die nog regelmatig rondjes draait in huize Dutchman.

Een ander lid van datzelfde Amesoeurs, die toevallig ook een bijdrage heeft geleverd aan diezelfde Harakiri For The Sky-plaat maar wiens bijdrage dus niet is verwijderd is een zekere Stéphane Paut, bij de liefhebbers beter bekend als Neige van de momenteel best wel bekende band Alcest, een gezelschap dat eveneens ruim vertegenwoordigd is in ondergetekende’s platenkast. 


En ook Neige heeft een verleden in de band Peste Noire maar hij heeft dit altijd afgedaan als een jeugdzonde en zich in interviews openlijk gedistantieerd van enige extreemrechtse sympathieën. En dat wil ik graag geloven als Neige dat zegt, zelfs al zou uit het recente Harakiri-relletje blijken dat hij veel langer bij Peste Noire gespeeld heeft dan hij tot nu toe heeft aangegeven, zoals sommige boze tongen nu beweren.

Om even een klein zijspoor in te slaan: Een ander figuur uit de heavy muziekscene die onlangs nog voor enige reuring zorgde was Rob ‘The Baron’ Miller, voorheen van crustpunk-legende Amebix en tegenwoordig van Tau Cross. Toen de laatste Tau Cross-plaat van de persen rolde constateerde platenlabel Relapse Records dat dhr. Miller o.a. de beruchte Holocaust-ontkenner Gerard Menuhin op zijn bedanklijstje had gezet. Het label schrok zich het spreekwoordelijke hoedje, besloot prompt de plaat niet meer uit te brengen en Miller’s mede-bandleden wisten niet hoe snel ze het hazepad moesten kiezen. Miller zelf gooide in interviews nog wat olie op het vuur door al even controversiële figuren als Ursula Haverbeck en Sylvia Stolz aan te halen.


Naast de samenzweringstheorieën waar hij kennelijk in is gaan geloven was de rode draad in diverse interviews die volgden dat Miller zich verraden en geslachtofferd voelde door de alternatieve muziekscene waar hij altijd deel van uit had gemaakt. Onafhankelijk denken was daarin altijd een pré geweest maar nu hij een afwijkende mening verkondigde werd hij voor de leeuwen gegooid, aldus een verbitterde Miller. In een tamelijk venijnig facebook-bericht gaf hij aan dat al zijn tegenstanders die destijds Amebix-platen hadden gekocht deze maar weg moesten gooien en hun tattoos moesten laten verwijderen. Ze hadden er niets van begrepen. 


Nu ben ik zelf één van die Amebix-fans dus ik dacht leuk te zijn door hierop te reageren met een flauw grapje. Het verrassende gevolg was dat The Baron himself me een persoonlijk bericht stuurde. Een heel vriendelijk bericht eigenlijk, waarin hij aangaf dat hij nu eenmaal achter ‘bepaalde waarheden’ was gekomen en dat hij het daar zelf ook niet makkelijk mee had. Er ontrolde zich een kort maar keurig gesprek waarin we het inhoudelijk niet eens werden maar waarvan de conclusie “let’s agree to disagree” was. Ik had niet het idee dat hier een haatzaaier of antisemiet aan het woord was, gewoon een keurige meneer met een bepaalde levensvisie die expliciet aangaf niemand enig kwaad toe te wensen. Of we ook echt nader tot elkaar kwamen weet ik eigenlijk niet aangezien dhr. Miller op een level lijkt te redeneren waar helemaal geen plek is voor aardse begrippen als ‘links’ of ‘rechts’ (of zelfs ‘goed’ en ‘slecht’). Maar hoe verschillend we ook over de dingen bleken te denken, het is me tijdens onze korte uitwisseling niet gelukt dhr. Miller onsympathiek te gaan vinden.

Maar goed, om nog eens terug te komen op de aanleiding van dit blogje, mevrouw Sylvain dus. De reden dat het bericht me in eerste instantie zo frappeerde is dat ik dacht dat het hier dezelfde artieste betrof die optreedt onder de naam Sylvaine en dit jaar zou spelen op Roadburn 2020 als dat was doorgegaan. En die ik in mijn Roadburn-spoorboekje had aangevinkt als mogelijke optie om te gaan zien. De muziek die deze mevrouw maakt is niet alleen stilistisch erg verwant met Alcest, ze heeft ook met hen getourd en Neige speelt ook mee op één van haar platen. O, en ze heeft getourd met Harakiri For The Sky. Kon bijna niet missen, toch?


Wel dus. De artieste die optreedt onder de naam Sylvaine is geen Française genaamd Audrey maar een in Noorwegen residerende Amerikaanse die eigenlijk Kathrine Shepard heet. Volgt U het nog? Ik, bedoel, dit is toch verwarrend? Had die Neige niet iets tegen haar kunnen zeggen als: “Yo Kat, je artiestennaam lijkt nogal op die van een mevrouw waar ik vroeger mee samengespeeld heb. Ik weet niet of je daar wel mee verward wil worden”.

Zou dat ook zijn wat er is misgegaan bij Harakiri For The Sky? Dat de ‘echte’ Audrey Sylvain bij hun de studio in kwam gewandeld en dat ze toen dachten: “Hey, die chick waar wij mee getourd hebben was toch blond? Heeft zeker d’r haar geverfd of zo. Goh, ze ziet er echt anders uit nu”. En dat ze er achteraf pas achter kwamen dat ze de verkeerde hadden uitgenodigd?

En ik ondertussen maar denken dat het mooiste en beste festival ter wereld (want dat is Roadburn namelijk) in een moment van onoplettendheid een heuse vrouwelijke Varg Vikernes had geboekt!

Nou mag iemand van mij best muziek maken en er daarnaast ook ietwat dubieuze opvattingen op na houden. Ik geloof niet dat de carrières van Eric Clapton en Phil Anselmo erg te lijden hebben gehad onder hun extreemrechtse tirades (al hadden de heren natuurlijk het excuus dat ze op dat moment stomdronken waren) en als ik in mijn eigen platencollectie kijk dan bevinden zich daar ook types als Ian Curtis, Peter Steele, Morrissey en zelfs die engerd van een Ted Nugent (weliswaar alleen een oud plaatje van The Amboy Dukes maar toch). Burzum of Skrewdriver zul je echter bij mij in de kast niet aantreffen. Bij propaganda trek ik de grens, da’s ook de reden dat ik er helemaal geen trek in heb om Peste Noire uit te checken (en mensen die vinden dat ik nu met twee maten meet omdat ik wel platen van Crass en Dead Kennedys heb verwijs ik graag naar de kleine disclaimer bovenaan dit blogje).

Maar goed, het vermeende luchtje dat nu aan de platen van Amesoeurs, Alcest, Amebix en Tau Cross zou kunnen hangen is voor mij niet sterk genoeg om ze de deur uit te doen dus ze mogen blijven. En wellicht komt er wat plaatwerk van Sylaine bij. Haar muziek is namelijk erg genietbaar.



 

 

donderdag 24 september 2020

The Horror, The Horror…

 



De eerste keer dat ik in aanraking kwam met Jerzy Kosinski’s oorlogsroman The Painted Bird was via Danse Macabre, Stephen King’s naslagwerk over de geschiedenis van het horrorgenre. Appendix 1 van dat boek was een lijst met de volgens King 100 beste horrorfilms uit de periode 1950-1980, en appendix 2 een zelfde overzicht maar dan met de volgens King 100 beste horrorboeken. 


 

Toen ik de Nederlandse vertaling De Geverfde Vogel tegenkwam in iemand’s boekenkast was ik geïntrigeerd. Een oorlogsboek? In een lijst met horrorromans? OK, je zou natuurlijk kunnen stellen dat er geen gruwelijker gebeurtenis is dan een oorlog maar toch, bij de term ‘horror’ zullen de meeste mensen niet direct denken aan zaken als kanonnen, slagvelden en wapengekletter.

 

Voor hen die niet bekend zijn met het verhaal, het speelt zich af tijdens de tweede wereldoorlog en gaat over de omzwervingen van een jongen door een niet nader genoemd Europees land (al zou het door schrijver Kosinski’s Poolse afkomst best wel eens Polen kunnen zijn) die in de diverse plaatsen die hij bezoekt de meest verschrikkelijke dingen beleeft. 

Al lezende kwam ik tot de conclusie dat King’s keuze om dit boek op zijn horrorlijst te zetten eigenlijk zo gek nog niet is. Natuurlijk, de setting is WOII en het feit dat de jongen in kwestie donker haar en donkere ogen heeft (en dus wel eens voor een jood of zigeuner aangezien zou kunnen worden) is een belangrijk onderdeel van de plot, maar door de episodische verteltrant en het hoge naarheidsgehalte van de gebeurtenissen (incest, bestialiteit, ontoogdingen alsook ander bruut geweld en mensen die op diverse nare manieren doodgaan) doet het boek het ook prima als een soort macabere raamvertelling. Het hoofdstuk waarin uitgebreid wordt beschreven hoe een horde Kalmukken een heel dorp over de kling jaagt maakt het lezen van dit toch al taaie boek tot een ronduit traumatiserende ervaring.

En toch, hoe gruwelijk het boek ook is, het is meer dan alleen maar een uitzinnig geweldsfestijn. Het feit dat we alle gebeurtenissen met de aanvankelijk nog kinderlijk-naïeve blik van de jongen zien maakt het boek ook tragisch en ontroerend. Ik heb het boek door de jaren heen meerdere malen herlezen en dat is wat het boek voor mij zo sterk maakt, de ontwikkeling die de verteller doormaakt, meer nog dan het geweld en de gruwelen.

Maar goed, die gruwelen zitten er natuurlijk wel in. En nu bereikte mij onlangs het bericht dat de Tsjechische regisseur Váslav Marhoul het gewaagd had dit boek te verfilmen. En deze film draaide dus afgelopen vrijdag in het plaatselijke filmhuis. Daar ben ik natuurlijk heengegaan, zij het met enige reserve. Ik had de berichtjes al gelezen over weglopende bezoekers bij de vertoning ervan op diverse filmfestivals. Zou deze verfilming net zo’n beproeving worden als het boek?

Goed, ik heb de film in kwestie gezien en ik moet zeggen…. nou nee, ik ga niet zeggen dat het meevalt. Mensen die niet bekend zijn met het boek gaan dit waarschijnlijk nog steeds als een mokerslag ervaren. Ergens is het jammer dat het boek zo’n indruk op me gemaakt heeft. Onbevangen kijken is dan natuurlijk onmogelijk, en vergelijkingen met het boek onontkoombaar. Mensen die zich daaraan storen moeten nu misschien maar stoppen met lezen.

Anyway, de film duurt bijna drie uur, is geschoten in prachtig zwart/wit en heeft een prettig tempo. Vanaf het begin hakt het er gelijk stevig in, als we zien hoe de persoon die naar later blijkt de hoofdpersoon zal zijn door een groep jongens in elkaar wordt geslagen en de eekhoorn waar hij mee speelt levend in brand wordt gestoken. Deze scene is rechtstreeks afkomstig uit het boek maar uitleg of context ontbreekt en dat is gelijk één van de grootste verschillen met het boek. Er is geen verteller, de kijker moet al het werk zelf doen aan de hand van de beelden. Die beelden zijn prachtig trouwens. Een uitstekende keuze van de regisseur wat mij betreft. Als kijker krijg je al een hoop te verstouwen en een begeleidende voice-over had het geheel alleen maar erg vermoeiend gemaakt.

Dat geldt trouwens ook voor het geweld en de gruwelen. Die zijn er nog wel, maar hoewel er geen misverstand over bestaat wat er allemaal op het scherm plaatsvindt worden veel van de gebeurtenissen meer gesuggereerd dan daadwerkelijk getoond. Dat is op zich al voldoende zo bleek die avond dat ik de vertoning bezocht. Eén stel hield het tijdens de pauze al voor gezien en na de pauze, toen het scherm tussen een scene-overgang even een seconde op zwart sprong maar de film vervolgens verder ging klonk er ergens achter uit de zaal een ongeduldig gefluisterd: “Hij is nóg niet afgelopen!”.

Nee, een kinderfilm is het niet, maar zeker ook geen uitzinnig splatterfestijn. Heel goed dat de regisseur besloten heeft dat het verhaal dit niet nodig heeft. Dat de Filmkrant in zijn recensie spreekt van ‘effectbejag’ is voor mij dan ook volkomen onbegrijpelijk aangezien ik persoonlijk precies het tegenovergestelde ervaarde. Váslav Harmoul’s The Painted Bird is een smaakvolle bewerking van een gruwelijk maar tijdloos verhaal.

Wellicht interessant voor mensen die de volgende films ook mooi vonden:

American Psycho

Die Blechtrommel 

Idi i smotri

Det sjunde inseglet 

Skammen 

Taxi Driver



ROADBURN 2024 Dag 0: The Spark

  Het beste en mooiste festival ter wereld is weer ten einde en zoals jullie van mij gewend zijn ga ik er weer uitgebreid op terugblikken. Z...