vrijdag 21 juni 2024

“Als ie begint te vloeken dan ben ik zo weg” – Een blogje over cultuur

 

“En wat gaan we hierna eens voor cultureels doen?” vroeg vrouwlief in de auto. We waren zojuist naar Black Sabbath – The Ballet geweest, een balletvoorstelling over (jawel) de band Black Sabbath, uitgevoerd door het Birmingham Royal Ballet. Dat was best een bijzonder iets om mee te maken dus laten we dat eerst even nader bekijken.

Dat er een balletvoorstelling over Black Sabbath was gemaakt, dat was me al reeds bekend. En toen ik hoorde dat hij ook in Rotterdam een paar keer uitgevoerd zou worden wist ik zeker dat ik erheen wilde. Black Sabbath is niet alleen één van mijn favoriete bands aller tijden, hun enorme invloed op de muziekwereld valt niet te ontkennen, al hebben critici door de jaren heen hun best gedaan om dat wel te doen. Muzikant Chris Goss vertelde in een Loladamusica-special in 2002 dat hij zijn band Masters of Reality expres naar een Black Sabbath-plaat had vernoemd ‘to piss off the inteligentsia’ (“believe me, Black Sabbath in 1982/1983 were not respected as they are right now”). De ronduit vernietigende recensie die Rolling Stone schreef van Black Sabbath's debuutplaat uit 1970 is inmiddels een soort van legendarisch, en de kritiek vanuit de gehele muziekpers zou er in de jaren daarna niet milder op worden. De muziek van Black Sabbath was lomp, platvloers en lelijk en weldenkende mensen hoorden hier niet naar te luisteren.

Maar ondertussen deden de mensen dat wel en Black Sabbath verkocht platen en concertkaartjes bij de vleet. En veel van die mensen die wel van Black Sabbath hielden zouden later zelf muziek gaan maken. Laten we wel wezen, die hele zogenaamde grunge-golf die in de jaren 90 zo beeldbepalend was hing aan elkaar van gerecyclede Black Sabbath-riffs. Onder musicerende Black Sabbath-adepten komen we verder uiteenlopende types tegen als Henry Rollins, Mark E. Smith (The Fall), Peter Hook (Joy Division/New Order), The Cardigans, Arctic Monkeys en die stomme Red Hot Chili Peppers. Ook buiten het rock-idioom is er waardering voor deze Birminghamse pioniers en ze zijn dan ook druk gesampled in werkjes van o.a. Daft Punk, Kanye West, Pop Will Eatself, The Beastie Boys en zo kan ik nog wel even doorgaan. Er zijn zelfs mensen die beweren dat Black Sabbath op hun dooie akkertje het hele heavy metal-genre zouden hebben uitgevonden.

Lang verhaal kort, Black Sabbath heeft dus inmiddels zijn welverdiende plekje in de muzikale canon veroverd. Maar dat ze ooit het lijdend voorwerp zouden worden in een heuse balletvoorstelling, dat had ik serieus niet aan zien komen. Eenmaal binnen in het sjieke Luxor-theater nemen we een  programmaboekje van de voorstelling mee (dat worden vast nog eens collector’s items) en worden we doorverwezen naar de foyer waar een inleidend praatje gegeven zal worden door Annette Embrechts, theater- en dansjournalist bij De Volkskrant. Haar eerste vraag is wie er is gekomen als balletliefhebber en wie als Black Sabbath-fan. De verdeling blijkt aardig fifty-fifty te zijn, met recht een gemêleerd publiek. Mevrouw Embrechts heeft zelfs speciaal voor deze voorstelling Tony Iommi geïnterviewd. Vantevoren heeft ze al aangegeven niet echt thuis te zijn in de wereld van de rock en de metal en dat is ook te merken, maar haar enthousiasme en belangstelling komen oprecht over.

En dan begeven we ons richting zaal waar het orkest al klaar zit in de orkestbak. Er zijn voor deze voorstelling namelijk speciale bewerkingen geschreven deels gebaseerd op bestaand Black Sabbath-materiaal. De voorstelling bestaat uit drie aktes en de eerste heet Heavy Metal Ballet. We horen de stem van Ozzy acapella War Pigs zingen en vanuit een inktzwarte achtergrond komen de eerste dansers naar voren. Het wordt al direct duidelijk dat het hier geen gezellige crossover betreft. Dit is écht ballet, en niet eens van het moderne soort, voor zover ik dat kan beoordelen. Het lastige aan dans is dat het nogal interpretabel is, en zodra War Pigs is overgelopen in een soort dance-beat mondt dit uit in een choreografie die op mij wat rommelig overkomt en de connectie met Black Sabbath ontgaat me een beetje, al hangen er aan het plafond wel wat ronde schijven met daarop iconische afbeeldingen uit de Black Sabbath-geschiedenis waaronder ook die van het Vertigo-label waar Black Sabbath zijn platen bij uitbracht. Dan voegt een heuse gitarist zich bij het gezelschap. Bij het inleidende praatje is ons al uitgelegd dat dit niet Tony Iommi moet voorstellen maar een soort ‘geest van de gitaar’. Fijn dat dit er bij gezegd is, gezien het nogal oeverloze gepingel dat deze man aan de Sabbath-riffs laat voorafgaan. Tony Iommi kan zeer verdienstelijk soleren maar is in de eerste plaats de meester van de volvette riff, geen pingelaar. Hoogtepunt van deze akte is de minutenlange kus tussen twee dansers, dit op een orkestrale bewerking van Solitude. Ze bewegen letterlijk alle kanten op en in allerlei lichaamshoudingen, maar hun lippen blijven aan elkaar gekluisterd. Echt ontzettend knap. Aan dit liefdesspel komt een einde als ze lijken te worden verzwolgen door een groep volledig in het zwart geklede dansers. De akte eindigt met een versie van Paranoid.


De tweede akte heet The Band, en die titel spreekt natuurlijk voor zich. We horen de dreigende tonen van het nummer Black Sabbath. Dat dit nummer zich goed leent voor een orkestraal arrangement is natuurlijk niet heel gek aangezien de heren zich voor dit nummer zelf lieten inspireren door The Planets Suite, een klassiek stuk van Gustav Holst. Op het achterdoek staan nu zes horizontale strepen geprojecteerd die ongetwijfeld gitaarsnaren moeten voorstellen. Er staan drie groepjes van vier dansers te dansen op een orkestrale bewerking van Orchid voorzien van audiofragmenten uit interviews met o.a. Ozzy Osbourne en Tony Iommi. Laatstgenoemde vertelt over het fabrieksongeluk waarbij hij twee vingertoppen verloor en hem werd verteld dat hij nooit meer zou kunnen spelen. Ik moet zeggen dat ik het idee van die audiofragmenten leuker vind dan de uitvoering ervan. Hoe groots hun muzikale verrichtingen ook mogen zijn, de heren Osbourne en Iommi zijn beiden slecht articulerende mompelaars dus dat maakt het qua geluid lastig om erin te komen. De immer snerpende Sharon Osbourne die ook nog voorbijkomt is dan weer wel goed te verstaan maar dan weer niet heel prettig om naar te luisteren. Op zeker moment zien we de contouren van een demonisch figuur rechts achter het podium terwijl links vooraan een zanger een paar regels uit Black Sabbath zingt (“Big black shape with eyes of fire/Telling people their desire”). De apotheose is een fraaie bewerking van Sabbath Bloody Sabbath. Al met al sprak deze akte mij persoonlijk meer aan dan de eerste maar vrouwlief zit naast me te knikkebollen dus die is het vast niet met me eens.

Akte drie heet Everybody Is A Fan en gaat over wat Black Sabbath voor veel mensen betekent. Het belangrijkste decorstuk is een omgekeerd autowrak met een demon erop die gedurende deze akte over het hele podium versleept zal worden. De muzikale begeleiding is een bijzondere en best wel meeslepende versie van Iron Man, voor de gelegenheid voorzien van een zevenmaats-ritme. De gitarist uit de eerste akte keert vervolgens weer terug en speelt Laguna Sunrise, één van de meer atypische nummers uit Black Sabbath’s oeuvre, en doet dit al dansend met een mededanser. De climax van het stuk (en daarmee de avond) is een versie van Paranoid waarbij alle dansers, gehuld in verschillende Black Sabbath-shirtjes vrolijk over het hele podium dansen en zelfs het publiek manen om een stukje mee te klappen. Paranoid is natuurlijk de grootste hit van Black Sabbath maar is verder nooit een persoonlijke favoriet van me geweest. Toch doet het me wel wat, dat iedereen zo vrolijk staat te dansen en te klappen op een nummer met zo’n ultiem droefgeestige tekst.

Wat me echter het meeste raakt is gewoon het stukje erkenning dat uit deze voorstelling spreekt voor m.i. één van de belangrijkste bands die de hedendaagse muziekgeschiedenis heeft voortgebracht. Ik hoorde ook mensen die eruit zagen alsof ze nooit een concert bezoeken zeggen hoe prachtig ze het vonden. Black Sabbath maakt nu dus ook deel uit van de bredere culturele canon en dat is een mooi iets. Nee, niet alles wat in deze voorstelling voorbij kwam sprak me aan maar het feit dat ie überhaupt bestaat vind ik al helemaal geweldig. Het was een bijzondere avond en ik ben blij dat ik geweest ben.

Maar om eens op de openingsvraag van dit blogje terug te komen: “En wat gaan we hierna eens voor cultureels doen?” Er is toch wel meer in het leven dan concertbezoek? Een museum wellicht? Da’s al een poosje geleden toch? Vrouwlief zou graag eens naar een Dr. Seuss-expositie gaan, en ik hoop nog steeds dat er een keer ergens een tentoonstelling komt met werk van Robert Crumb maar voor zover wij kunnen zien is van beiden momenteel nog geen sprake. Of nee, wacht, we zijn tijdens onze vakantie in Rimini (Italië) nog naar het Federico Fellini-museum geweest. OK jammer dan, museumbezoek valt af.

Ik weet ‘t. Freek de Jonge komt naar Goes. Da’s wel leuk, toch? Ik kijk nog maar zelden cabaret. Het kan me op de één of andere manier totaal niet meer boeien. Maar Freek de Jonge heb ik vroeger altijd erg grappig gevonden, en zijn conferences (oudejaars of anderszins) waren altijd heuse happenings bij ons thuis. Het zal wel komen doordat ik uit een PVDA-nest kom, de combinatie van harde grappen en maatschappelijk engagement konden mij als opstandig pubertje altijd wel bekoren (zie ook: Van Kooten & De Bie). Met zijn moralistische nakomelingetje Youp had ik dan weer helemaal niks. Ook stuiterballen als Bert Visscher en Guido Weijers verdraag ik slecht, echt horendol word ik van dat hysterische gedoe. Hans Teeuwen was even leuk maar zijn trucje bleek beperkt houdbaar en daarbij ontpopt hij zich m.i. tegenwoordig iets teveel als rechtse engnek. En die Theo Maassen heb ik überhaupt nooit leuk gevonden. Ja, Katinka Polderman vind ik met momenten erg grappig. Die brengt dingen met precies de juiste dosering understatement. Dat werkt bij mij persoonlijk beter dan hysterisch geblèr. Dat ze Zeeuws is heeft er verder niets mee te maken, echt waar!

Maar Freek komt helemaal geen cabaret doen. Freek komt voorlezen uit zijn nieuwste boek De Zeeuwse Jaren. We kennen Freek als begenadigd verteller dus dat wordt vast leuk. We vragen schoonvader mee, die moet wat ons betreft wat vaker de deur uit. Na enige aarzeling stemt hij in maar voegt er aan toe: “Als ie begint te vloeken dan ben ik zo weg”. Freek? Die vloekt toch niet zo veel? Of zou schoonpa in de war zijn met Youp? Die is wat meer van de krachttermen, toch? Nee, het wordt vast een leuke en beschaafde avond, en na afloop gaat Freek nog signeren ook. ’t Is dus maar te hopen dat ie niet gaat vloeken. Met m’n schoonvader wil je het echt niet aan de stok krijgen.

De dag daarna zullen we ons richting bioscoop begeven voor Ghost: Rite Here Rite Now, zoals de titel al aangeeft de concertfilm van één van de beste bands van dit moment (dit is doorgaans het moment dat hele puristisch ingestelde rockers en metalheads een beetje beginnen te mokken) waar kennelijk ook nog iets van een verhaallijn schijnt in te zitten. Ben reuzebenieuwd!

En dan is het wel weer even genoeg geweest met al dat cultureel verantwoorde gedoe en gaan we weer doen waar we het beste in zijn namelijk concerten bezoeken. Te beginnen deze maandag want dan gaan we Mr. Bungle zien in de 013 (al gaat vrouwlief vooral voor support-act Oxbow). Volgende week zaterdag komen de Amerikaanse horrorbilly-giganten The Pine Box Boys voor het eerst in jaren weer naar Goes om hun nieuwste plaatwerk te presenteren. Ik was in mijn programmeursdagen (borstklopperij-alert) de eerste die The Pine Box Boys in Zeeland neerzette en sindsdien hebben ze in deze contreien een kleine following dus ja, dit is wel een dingetje voor me. En omdat vrouwlief binnenkort jarig is heb ik alvast kaartjes gekocht voor de show van Julie Christmas in Tivoli, maar dat weet ze nog niet dus dat moet iedereen nog maar een beetje voor zich houden.



 

dinsdag 11 juni 2024

Cultureel Bijspijkeren

 

Het is hier al eens eerder aangestipt, vrouwlief en ondergetekende zijn allebei enorme muziekliefhebbers maar ieder wel vanuit een heel andere achtergrond. Zo af en toe vinden we het dan ook nodig (of eigenlijk gewoon leuk) om elkaar cultureel een beetje bij te spijkeren. Dit keer was vrouwlief aan de beurt. Of ik mee ging naar de Cranes in de Maassilo, één van de bands waar zij mee opgegroeid is. Kaartjes had ze al. Tsja, natuurlijk wilde ik dat wel. Ik kende ze weliswaar alleen van naam en was me er ergens vaag bewust van dat het ‘indie’ was en dat ze een zangeres hadden maar verder reikte mijn kennis niet. Vrouwlief was me gelukkig graag ter wille en liet me een en ander horen uit haar deel van de collectie, te beginnen met een nummer getiteld Starblood.

Met mijn hoofd nog een beetje in de sferen van het Roadburn-festival dat we net achter de kiezen hadden klonk deze combinatie van beukende drums, gierende herrie en serene vrouwenzang me bijna als een soort potentiële Roadburn-afterparty in de oren. Ik begon er gewoon een beetje zin in te krijgen.

In de praktijk blijkt dat echter tegen te vallen, en dat komt vooral door de onstrakke drummer die slecht uit de voeten lijkt te kunnen met de repeterende edoch complexe ritmes en soms midden in een nummer gewoon stopt met spelen. Hij lijkt er zelf ook van te balen maar geeft de schuld aan het drumstel. Tsja, wat de oorzaak ook moge zijn, het ritme is toch de basis en als dat inzakt betekent dat dus dat gewoon de hele show inzakt. De gitaarspelende zangeres die besmuikt met haar rug naar het publiek gaat staan zodra ze merkt dat haar gitaar niet helemaal zuiver staat helpt ook niet echt. Ze mogen desondanks terugkomen voor maar liefst twee toegiften. Kennelijk betreft het hier een band met een bepaalde status maar zelfs vrouwlief is meedogenloos in haar oordeel: “Het lijkt wel alsof ze vorige week pas hebben besloten om weer bij elkaar te komen.” En daar heb ik helaas niets aan toe te voegen, al probeer ik er nog een positieve twist aan te geven door te zeggen dat ik de visuals wel mooi vond. “Dat waren gewoon hun ouwe videoclipjes” schampert vrouwlief. OK. Misschien moeten we maar gewoon constateren dat dit niet al te best was.

Gelukkig bevalt de volgende bijspijkersessie een stuk beter. Reeds in maart geeft vrouwlief te kennen dat Pulp 24 mei een show gaat geven in de AFAS Live en nee, ik hoef heus niet mee als ik niet wil maar als ik maar weet dat zij zeer stellig van plan is wel te gaan. Vrouwlief heeft niet alleen alle CD’s van Pulp in huis maar ook alle CD-singles. Het is niet overdreven te stellen dat vrouwlief een fan is.

Nou, ik wil best mee hoor. Ik ken Pulp wel. In de jaren 90 keek ik iedere zondagavond Headbanger’s Ball op MTV en dit werd voorafgegaan door het alternatieve muziekprogramma 120 Minutes. Omdat ik net mijn muzikale blik wat aan het verruimen was en in dat programma ook wel eens artiesten voorbij kwamen die ik interessant vond (Nick Cave, Dinosaur Jr.) pikte ik hier ook wel eens een stukje van mee. Daar zag ik dus ook de campy clipjes voorbijkomen van dit bijzondere britse groepje, aangevoerd door een graatmagere dandy in een te groot pak die in liedjes als Babies en Common People op droge mompeltoon zijn slaapkamerfantasietjes leek te bezingen. Heb het altijd een grappig bandje gevonden, zonder verder de behoefte te voelen me heel erg in hun oeuvre te verdiepen.

En nu zijn we een kleine 30 jaar verder en ga ik ze gewoon zien in de AFAS Live. Het kan toch raar lopen in het leven. Het is nog een hele trip naar Amsterdam dus vrouwlief haalt me rechtstreeks op van het werk. Na me tegoed te hebben gedaan aan de meegebrachte broodjes doe ik onderweg nog even een tukje terwijl vrouwlief zich door diverse files heen worstelt. We zijn zo slim geweest om vantevoren een parkeerplek te reserveren en da’s maar goed ook want een mevrouw genaamd Olivia Rodrigo alsook die vermaledijde Toppers treden vandaag op dus het is een drukte van jewelste in het Arena-gebied. Om bij de AFAS Live te geraken moeten we ons door horden lallend feestvolk gehuld in bloemenkransen van de feestwinkel heen worstelen. De Hel!

We zijn ruim op tijd dus eenmaal in de AFAS willen we nog wat aan de inwendige mens doen maar we schrikken een beetje van de prijzen. We beperken ons dus maar tot ieder een simpel bakje friet. Da’s toch nog € 5,50, en het oogt en smaakt alsof het al eens eerder is gebakken. Dat gaan we duidelijk geen tweede keer doen. Na onszelf te hebben voorzien van een drankje nemen we plaats op het balkon. Het voorprogramma is dusdanig saai dat ik er verder geen woord aan wens te wijden. En dan is het na drie kwartier zo ver. Mijn avond kan eigenlijk al niet meer stuk als ik hoor dat ze Ann Steel’s even obscure als magistrale My Time als introtape gebruiken. Mensen met smaak en kennis van zaken, daar hou ik van!

Dan dimmen de lichten en verschijnen er teksten op het bordeauxrode showbizgordijn waarin ons te kennen word gegeven dat dit een avond gaat worden die we nooit meer zullen vergeten.


Als de gordijnen opengaan ontwaren we een podium dat wordt gedomineerd door een grote showbiztrap waarop aan weerskanten de muzikanten zijn verdeeld, naast Pulp zelf bestaande uit een heus strijkorkest. Uit het midden van de bovenste trede verrijst frontman Jarvis Cocker himself, in z’n pak natuurlijk. Echt, wat ziet het er schitterend uit allemaal. Ik heb sinds de laatste keer dat ik KISS zag niet meer zo’n tot in de puntjes verzorgde show gezien, al tapt Pulp zowel muzikaal als qua vormgeving natuurlijk uit een heel ander vaatje. Ik moet door de zeer authentieke seventies-look eigenlijk gewoon een beetje denken aan die spelshows met Ted de Braak en Ron Brandsteder, waar we vroeger met het hele gezin naar keken. Dat gevoel van nostalgie wordt nog versterkt als na de openingstrack Disco 2000 wordt ingezet, een nummer dat bij mij op de een of andere manier altijd associaties oproept met Umberto Tozzi’s Gloria.


Het zou echter niet terecht zijn om Pulp af te doen als een campy retro-act. Daarvoor zit het allemaal te goed in elkaar en is het songmateriaal te sterk. De band speelt retestrak, het geluid is kraakhelder en hoewel ik hem door zijn gemompel af en toe slecht kan verstaan is Jarvis Cocker een innemende en energieke frontman. Je zou niet zeggen dat hier een man van 60 staat te springen en te hupsen. En soms best wel hijgerige seksteksten staat te zingen (“oh this is hardcore/this is me on top of you”) maar ach, de knipoog was volgens mij altijd een belangrijk onderdeel van het Pulp-gebeuren dus daar gaan we ook 30 jaar na dato niet meer moeilijk over doen, toch? Terwijl bands en artiesten uit die zogeheten indie danwel alternatieve hoek vaak wat ernstig van toon zijn maakt Pulp er gewoon een schaamteloos feestje van. De confetti knalt letterlijk uit het plafond en dhr. Cocker bespeelt zijn publiek met allerhande klap- en meezingspelletjes. Dat ik categorisch weiger mee te doen aan dit soort dingen doet daar verder niets aan af. Al met al kan geconstateerd worden dat Cocker en co. hun belofte waarmaken. Dit was inderdaad een show om nooit meer te vergeten. 

En sowieso een leuk contrast met de doom & gloom die normaliter mijn voorkeur heeft.

Daarover gesproken, voor ons volgende culturele uitje gaan we onszelf bijspijkeren. Want dat wordt namelijk een heuse balletvoorstelling. Over Black Sabbath. I kid you not.



ROADBURN Dag 4

  En dan is nu de vierde en laatste dag aangebroken. We zijn donderdag goed van start gegaan met een ijzersterke show van Xiu Xiu en hebben...