Het beste en mooiste festival ter wereld is weer ten einde en zoals jullie van mij gewend zijn ga ik er weer uitgebreid op terugblikken.
Zoals gewoonlijk beginnen we met de pre-party op de woensdagavond, waarbij drie bandjes de festiviteiten zullen openen. Ging dit vorig jaar in muzikaal opzicht nog alle kanten op, dit jaar heeft The Spark vooral een hoog heavy metal-gehalte. Nadat ik me heb geïnstalleerd in mijn Eindhovense hotelkamer, afreis naar Tilburg en eenmaal daar m’n bandje en programmaboekje heb opgehaald betreed ik de 013. Dat voelt toch altijd een beetje als thuiskomen. De DJ draait Emma Ruth Rundle. Ik kom de eerste bekenden tegen. Een klein mannetje met lang haar loopt met gespannen blik driftig door het gebouw te ijsberen. Ik kom er later nog op terug.
Nadat bovenstaand deuntje bij wijze van introtape door de speakers heeft geknald (had ik U al eens verteld hoe dol ik ben op ouwelullenhardrock?) is het Canadese Riot City de eerste band die het podium betreedt. Met name onder het oudere metalvolk heeft dit gezelschap nogal een reputatie als zijnde heel erg goed en zo. En ergens begrijp ik dat wel. Hun jaren 80 speed metal wordt competent gespeeld en met veel energie gebracht. En toch ervaar ik er wat gevoelens van onverschilligheid bij. Ben ik gewoon een verzuurde ouwe lul omdat ik met dit soort muziek ben opgegroeid en de inspiratiebronnen van deze mannen (Agent Steel, Helstar, Toxic, Helloween, noem ze maar op) vrijwel allemaal in hun hoogtijdagen live gezien heb danwel in de platenkast heb staan? Been there done that zogezegd? Dat zal het deels zijn, maar aangezien ik nog steeds erg gesteld ben op dit genre vermoed ik eigenlijk dat het vooral de zanger is. Zeker, hij beschikt over een indrukwekkende kopstem die niet onderdoet voor die van (laten we zeggen) Rob Halford of John Cyriis. Verschil is wel dat deze mannen daar gedoseerd mee omgingen. De zanger van Riot City vindt het nodig om zo’n beetje iedere tekstregel te voorzien van een gierende uithaal. En hoe indrukwekkend dat in technisch opzicht ook mag zijn, om naar te luisteren is het doodvermoeiend en brengt het deze band m.i. gevaarlijk dicht bij het randje van parodie, iets wat volgens mij zeker niet hun bedoeling is. Ik haal mijn schouders op en begeef me naar de bar voor nog een biertje. Het zal allemaal wel.
Waar ik persoonlijk meer naar uitkijk is de show van Sonja.
Voor hen die er niet bekend mee zijn, Sonja is het geesteskind van Melissa
Moore, een transvrouw die eerst onder de naam Vis Crom in Absu speelde maar
prompt uit die band geknikkerd werd toen ze als trans uit de kast kwam. Hun erg
lekkere plaatje Loud Arriver draait regelmatig rondjes in huize Dutchman dus ik
ben dan ook reuzebenieuwd hoe ze het er live vanaf gaan brengen. Wat vanaf de
eerste noot duidelijk wordt is dat het live een stuk minder gelikt klinkt als
op plaat. Als mevrouw Moore aankondigt dat het tijd wordt om de beentjes los te
gooien (of iets van die strekking) wordt er in ieder geval een redelijk strakke
dansbeat ingezet maar over de gehele linie zou ik het optreden willen
omschrijven als een charmant rommeltje. Sonja klinkt live een beetje als een
garagerockversie van Dokken of Def Leppard, en stellen dat mevrouw Moore niet
helemaal toonvast zingt is een understatement. Toch kan ik niet zeggen dat het me
stoort. Er worden ook nog leuke covers gespeeld van Danzig’s Devil’s Plaything en
Iron Maiden’s Déjà Vu. Sowieso knap om met één gitaar iets van Iron Maiden te
spelen dus dat het hier zo’n beetje mijn minst favoriete Maiden-nummer betreft leg
ik maar even naast me neer. Als iemand die graag zowel naar heavy metal als
naar garagerock luistert kan ik het allemaal prima hebben maar ik kan me best
voorstellen dat niet iedereen even enthousiast is (“het is echt niet goed
genoeg hoor”, oppert een medeburner).
En dan zijn we alweer bij de laatste band aanbeland, het
Amerikaanse Final Gasp. Ik ben er volstrekt niet bekend mee, wel constateer ik
dat het nerveus ijsberende mannetje waar ik het eerder over had nu ineens op
het podium staat en de zanger van deze band blijkt te zijn. Van zijn
ogenschijnlijke nervositeit is weinig over, als hij niet staat te zingen is hij
voortdurend echt furieus aan het headbangen. De jongeman moet nekspieren als
scheepskabels hebben. Muzikaal doet het mij erg denken aan het soort ‘alternatieve’
metal zoals dat begin jaren 90 veel gemaakt werd door bands als Prong en
Helmet, U kent het wel, van die hoekige riffs met een flinke scheut hardcore.
Voeg daar wat Killing Joke-achtige blafzang aan toe en U heeft een aardig
compleet plaatje. Wat de band m.i. nog mist is wat beklijvend songmateriaal (het
nummer wat er het meest uitspringt is de Hüsker Dü-cover The Girl Who Lives On
Heaven Hill) maar dat zou natuurlijk ook aan mijn onbekendheid met hun muziek
kunnen liggen. Strak spel en een energieke podiumpresentatie moesten hier het
meeste werk doen. Ik heb er geen plaatje van gekocht maar als ze in de buurt
zouden spelen dan zou ik ze zeker nog een keer gaan zien.
Zo, de kop is eraf. Het gebouw loopt gestaag leeg en ik zie
ook weinig bekenden meer. Van een vriendelijke security-medewerker krijg ik te
horen dat de eerste pendelbus richting Eindhoven pas om 01.00 uur vertrekt. De DJ draait een
combinatie van hair metal-klassiekers (W.A.S.P., Twisted Sister) en flauwe
synthpop-hitjes (A-Ha en zo). Daar heb ik eigenlijk niet zo’n zin in dus ik besluit een treintje eerder naar Eindhoven te nemen. Morgen komt vrouwlief immers ook en we hebben dan nog vier hele dagen te gaan.
In het volgende deel van dit feuilleton gaan we het hebben
over zonnebrillen, hoedjes van haar en niet weten wat er gebeurt.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten