zaterdag 6 december 2025

Over lichaamssappen en de beste muziek van het jaar

 

Goed, op de boekensite Goodreads zat ik dus een beetje te grasduinen door een lijst getiteld Quality Dark Fiction en daarin kwam ik onderstaand boekje tegen. Het gegeven sprak me wel aan. Een zwartkomische satire over drie vrienden die besluiten om al hun principes en fatsoen overboord te zetten teneinde carrière te maken. Ik verwachtte een soort American Pycho, of misschien iets in het straatje van Chuck Palahniuk. En met mijn Kobo-abonnement (dat aan mijn e-reader gekoppeld zit) bleek ik het gewoon gratis te kunnen downloaden.

En dat deed ik dus, zonder me er vantevoren heel erg in te verdiepen. Maar al lezende komen de in het boek geschetste situaties me vreemd implausibel voor. Gelijk al in het eerste hoofdstuk vertelt één van de hoofdrolspelers hoe het hem is gelukt één van zijn concurrenten op de werkvloer uit te schakelen. En hier komt dus poep aan te pas. Echt heel veel poep. En in hoofdstuk vier doet de slechtgehumeurde echtgenote van een van de personages de deur open voor twee Jehova’s getuigen van de Mormoonse kerk en nodigt hen vervolgens uit om naar binnen te komen. Even later hebben deze jongemannen de hele huiskamer ondergekotst en worden ze op hun vlucht naar buiten door de kinderen van het verderop wonende Tokkie-gezin bekogeld met cherry-tomaatjes. Wat ben ik nou eigenlijk aan het lezen? 

Een nadere blik op de recensies op Goodreads biedt duidelijkheid. Dit is humor. Ik ben gewoon een humorboek aan het lezen. Geen duistere, maatschappelijke satire maar ordinaire slapstick. Met poep en kots. En inmiddels ook pies want in het hoofdstuk dat ik zojuist las heeft wordt de gevel van een hippierestaurant door een van de hoofdpersonages helemaal ondergezeken. Juist. Poep, kots en pies dus. Lekker dan. Ben benieuwd welke lichaamssappen er nog meer voorbijkomen en of ik überhaupt de eindstreep haal. Want hoewel ik al lezende nu heel de tijd de tune van de Benny Hill Show in mijn hoofd hoor kan ik niet zeggen dat dhr. Ether me al hardop heeft laten lachen. Dat is enkele van zijn vakgenoten zoals (laten we zeggen) een Charles Bukowski of een Kurt Vonnegut al wel diverse malen gelukt.

Goed, het was een onfatsoenlijk drukke werkweek dus lekker plaatjes draaien is er niet echt van gekomen. Maar dat geeft niets wat het is december en dat betekent doorgaans jaarlijstjes en terugblikken. Ik denk niet dat ik een jaarlijstje ga maken. Het is me voor mijn gevoel niet gelukt me voldoende te verdiepen in alle nieuwe muziek die is uitgekomen. Maar van wat ik wel heb gehoord waren er wel een paar die er voor mij bovenuit sprongen.

Het debuut van het Ierse trio Rún is echt ijzersterk. Duistere, ritualistisch aandoende muziek ergens laverend tussen folk, triphop en industrial. Ingetogen en dreigend met hier en daar een plotsklapse zware gitaarmuur. De onvriendelijke zang van Tara Baoth Mooney maakt het af. Muziek die te allen tijde in het donker gedraaid dient te worden.

Na een plaat met orgelmuziek en eentje met haar experimentele gezelschap Bada keert Anna von Hauswolff op haar nieuwste werkje weer terug naar zware doomrock. Nou ja, niet helemaal. Iconoclasts wordt gedomineerd door het Colin Stetson-achtige saxofoonwerk van een zekere Otis Sandsjö en het klinkt ook wat poppier dan haar oudere werk. Waarmee ik natuurlijk niet bedoel dat ze nu opeens als Dua Lipa klinkt maar ik weet het niet, er zit op de een of andere manier wat meer lucht in haar zwaarmoedige klanken. Collega’s Iggy Pop en Ethel Cain zingen trouwens ook een mopje mee.

Agriculture omschrijft hun eigen muziek als ‘ecstatic black metal’. Waarbij je er dus zondermeer van uit kunt gaan dat ze het soort black metal spelen waar puristisch ingestelde metalheads een hekel aan hebben. Het zal allemaal wel. Ik merk dat ik al die strikte genre-aanduidingen steeds minder scherp voor de geest heb en dat bevalt me eigenlijk prima. Ik zou ook serieus niet weten welk stickertje ik op de muziek van Agriculture zou moeten plakken. Ondanks wat je bij zo’n albumtitel zou verwachten is de muziek van Agriculture niet heel zweverig. Door de gortdroge productie gaat het af en toe meer richting noise-rock al is het daar dan weer net iets te mooi en te melodieus voor. Door de aanwezigheid van enkele dikke riffs en hier een daar een heuse gitaarsolo klinkt het af en toe zelfs bijna als ouderwetse heavy metal. Bijna. Deze plaat bevat evenveel lompheid als schoonheid en ik heb erg veel waardering voor dit eigenzinnige bandje.

Over eigenzinnige bandjes gesproken, wat moeten we hier nou weer van maken? Wat het New Yorkse vgezelschap YHWH Nailgun doet is lastig te omschrijven en nergens echt mee te vergelijken. Ik kan hooguit wat associaties noemen die het bij mij oproept. Wire om eens wat te noemen. Talking Heads ten tijde van Remain In Light. En vreemd genoeg het jaren 80-werk van Rush, al zal dat waarschijnlijk de kraakheldere productie zijn want ik me bijna niet voorstellen dat dit een inspiratiebron is geweest. Hoe dan ook, aan simpele vierkwartsmaatjes doet dit gezelschap niet. Deze plaat duurt een minuut of 20 en dat is eigenlijk precies lang genoeg voor deze vreemd melancholische muziek.

De Schotse Brìghde Chaimbeul bespeelt de zogeheten smallpipes, een klein formaat doedelzak. En nee, hierbij moet je dus niet denken aan wat die gezellige doedelzakbands in hun kilts doen. Dit is meer duister, dronend en avantgardistisch. Ik had ‘m afgelopen zomer opstaan toen ik de tuinbar aan het beitsen was. Dat werkt nu eenmaal lekkerder, bluetooth-speaker aan en gaan. Terwijl ik bezig was hoorde ik de buurman thuiskomen. De buren hebben recht van overpad bij ons. Het contact met onze buren is prima, ik zou het willen omschrijven als functioneel-oppervlakkig. Maar ik vraag me wel af hoe ze nu tegen ons aankijken. Ik bedoel, we hebben een gargoyle, een black metal-tuinkabouter en een klein afgodsbeeld in onze tuin staan. En dan nog deze unheimische klanken erbij. Ze denken nu vast op z’n minst dat we hele enge dingen in onze tuin doen.

In 2022 overleed drumster/zangeres Mimi Parker, de helft van het duo Low. Alan Sparhawk, de overgebleven helft, bracht in 2024 de soloplaat White Roses, My God uit. Die vond ik door de vele bliepjes, piepjes en vervormde stemmen wat lastig door te komen. Op zijn nieuwste laat hij zich bijstaan door de voor mij verder onbekende band Trampled By Turtles. En op het liedje Not Broken voegt dochter Hollis zich bij het gezelschap. Ik breek dus wel een beetje iedere keer als ik dit hoor. Ja, dit zou wel eens mijn plaat van het jaar kunnen zijn.

Maar dat is allemaal natuurlijk nog niet voldoende om een heel jaarlijstje van te distilleren. Daarbij moet ik de nieuwste releases van o.a. Messa, Pigs Pigs Pigs Pigs Pigs Pigs Pigs, The Armed, Maruja, Richard Dawson, Jim Ghedi en Imperial Triumphant nog eens grondig beluisteren. En nu brengen de diverse muziekwebsites die ik volg ook allemaal hun jaarlijstjes uit. Waar ik dan vervolgens ook weer diverse tips uit haal.

Lang verhaal kort, ik loop gewoon achter. Het is niet anders.

Ik schrijf deze blogjes trouwens altijd in etappes dus ondertussen ben ik ook verder gegaan in het boek waar ik dit blogje mee begon. We kunnen zweet en diarree aan de reeds genoemde uitscheidingen toevoegen. En een mannenkwakje op een bureaustoel maar dat blijkt niet the real thing te zijn. Verder zit er ook nog een heuse seriemoordenaar in die naar eigen zeggen handelt in opdracht van The Masters en filosofeert over die o zo domme mensheid die denkt vrij te zijn maar eigenlijk slavenarbeid verricht om de rijken der aarde nog rijker te maken. Dat zal vast het genoemde satirische element zijn. O, en de schrijver lijkt wat issues te hebben met mensen van Aziatische komaf want die worden hier weinig flatteus neergezet. Eigenlijk is dit rare boek gewoon een soort aflevering van South Park. Ik wil nu wel weten hoe het afloopt dus ik zet nog even door maar ik hoop dat het volgende boek waar ik in begin wel wat beter is.

Dat was ‘m weer voor deze week. In het volgende blogje ga ik wellicht terugblikken op het concertjaar 2025.

vrijdag 28 november 2025

De muzikale lotgevallen van een opslagboxer

 

Al reeds op jonge leeftijd ontdekte ik de geneugten van kunst en cultuur. Muziek, films en boeken dus. En als nerd op leeftijd heb ik inmiddels ook aardig wat verzameld. LP’s en CD’s natuurlijk. DVD’s en blu-rays. En boeken. Onbeschoft veel boeken. En die boeken, dat is inmiddels best een probleem geworden. Toen we dit huis kochten hadden we al helemaal uitgekiend dat we een boekenkast tot aan het plafond wilden. En die kwam er ook maar mooi dat onze gezamenlijke verzamelingen er toch niet in pasten. Niks aan te doen, dan gaan er maar een paar boeken naar zolder. Inmiddels zijn we een paar jaar verder en omdat we af en toe wel eens wat anders willen qua inrichting hebben de boeken in de kast deels plaatsgemaakt voor dingen als planten, kunst en fotolijstjes. Nog meer boeken naar zolder dus. En die zolder, die dreigt nu een beetje dicht te slibben. Ik kon het niet meer aanzien en heb, echt superburgerlijk, een opslagbox gehuurd.

Natuurlijk, ik hoor wat U zegt, wat moet je met al die boeken? Ik sluit niet uit dat ik er nog wel eens een paar weg ga doen maar daar wil ik dan wel een weloverwogen keuze in maken. Dus tot die tijd gaan ze naar de opslagbox. En omdat ik voor mijn verjaardag die nieuwste e-reader met allerlei handige snufjes heb gekregen staat het kopen van echte boeken ook op een laag pitje. Wat overigens niet wil zeggen dat ik helemaal geen boeken meer koop. Zo kwam ik laatst dit tegen:

Een verzamelbundel met 34 verhalen die zich afspelen in het universum van Stephen King’s The Stand. Met bijdragen van schrijvers als o.a Joe R. Lansdale, Poppy Z, Brite en S.A. Cosby. Ja hallo, ik ben ook maar een mens! Het universum van The Stand wordt op diverse manieren aangevlogen. Zo volgen we in Tim Lebbon’s Grace bijvoorbeeld de bemanning van een space shuttle die de aarde onder zich zien afsterven en zien we in Catriona Ward’s The African Painted Dog de wereld door de ogen van een Afrikaanse wilde hond. Ik ben er nog lang niet doorheen en dat is ook niet de bedoeling. Korte verhalen zijn een soort kleine kadootjes. Ik ga hier de komende tijd nog veel plezier aan beleven.

Overigens heb ik nog veel meer plaatjes dan boeken maar die zijn plat en nemen dus minder plaats in. Een kleine blik op het gedraaide van afgelopen week.

Mijn toenmalige lijfblad Aardschok deed er nogal schamper over, toen Rush in 1982 met deze plaat kwam. Want was dit nog wel hardrock? Veel te veel keyboards en af en toe klonk Rush bijna als The Police. Hè gatverdamme toch! Zelf heb ik er niet zo’n probleem mee, met deze Signals. Dat drummer Neil Peart in z’n vrije tijd wel eens een mopje reggae opzette was op de vorige twee platen ook al duidelijk te horen. Rush was een band die de tijdgeest altijd haarscherp aanvoelde. Ooit begonnen als een soort aseksueel neefje van Led Zeppelin maar met de komst van drummer en tekstschrijver Neil Peart ontwikkelde hun muziek zich gaandeweg steeds meer richting symfonische rock. Van punk moest Rush nooit iets hebben, zoals ze in interviews duidelijk lieten blijken, maar de bands die daarna kwamen zouden wel een inspiratiebron vormen voor Rush in de jaren 80. The Police inderdaad maar ook U2, Simple Minds, Talk Talk, Ultravox, noem maar op. Die invloed is zeker te horen. Kortere nummers met een gestaag toenemende rol voor keyboards, maar In mijn oren rockt deze plaat nog steeds als een malle en is het gewoon de logische opvolger van het magistrale Moving Pictures. Eerlijk is eerlijk, op zeker moment zou ik Rush wel degelijk wat uit het oog verliezen maar dat zou nog een paar plaatjes duren.

Diezelfde Aardschok was een jaar daarvoor wel zeer te spreken over deze compilatie. Sterker nog, dit was de beste compilatie ooit verschenen, aldus de Aardschok. En wel omdat dit er één van Amerikaanse makelij was. Een enkele uitzondering daargelaten (Riot, The Rods, Cirith Ungol) deden Amerikanen niet aan heavy metal. Natuurlijk niets ten nadele van Van Halen of Y&T maar bij Amerikaanse hardrock dacht men toch vooral aan zoetsappige AOR-bands als Touch en Shooting Star. Dus dat een zekere Mike Varney erin was geslaagd om een complete LP te vullen met heuse Amerikaanse heavy metal was nogal een dingetje. Het andere waarmee deze plaat zich onderscheidde was dat de nadruk lag op virtuoos, flitsend gitaarwerk. Gitaarsolo’s dus. Heel veel gitaarsolo’s. Tsja, toen kon men natuurlijk nog niet weten dat er ondergronds al een hele generatie piepjonge bands zich in hun oefenruimtes zaten te prepareren voor de Amerikaanse heavy metal-hausse die krap twee jaar later zou volgen. Piepjonge bands die gitaarsolo’s en virtuositeit helemaal niet zo belangrijk vonden en een flinke dosis punkinvloeden in hun muziek zouden stoppen.  Ja, naar huidige metal-maatstaven gezien klinkt deze plaat behoorlijk gedateerd, ook door de wat doffe productie. Openingstrack U.S. Metal van de band Chumbi zet wat dat betreft wel de toon, met zang die zo hoog is dat een gemiddelde hond er van in de stress zou schieten. Hetgeen niet wegneemt dat er ook best toffe dingen op staan. Outta Line van Whizkey-Stik bijvoorbeeld had zo op een Deep Purple-plaat gekund. Beste nummer van de plaat is het instrumentaaltje Code 3 van een zekere Lyle Workman, spierballenvertoon met razendsnel gitaarwerk maar smaakvol gedaan. Dit is (naast The Rods die hier ook vertegenwoordigd zijn) ook de enige artiest op deze verzamelaar die later nog iets van betekenis heeft gedaan. Hij bracht twee platen uit met de AOR-band Bourgeois Tagg, zat in de begeleidingsband van Frank Black (ja inderdaad, die van de Pixies), werkte met o.a. Todd Rundgren, Sting, Beck en onze eigen Ilse de Lange en verdient de kost met het maken van filmmuziek. Wat deze verzamelaar betreft, er zouden nog twee delen volgen. Die hier ook allebei in de kast staan. Wellicht komen die ook nog eens voorbij op dit blogje.

And now for something completely different. Ergens halverwege de jaren 90 barstte de Easy Tune-rage over Nederland los. Een rage die gelukkig snel voorbij was want een beetje flauw was het natuurlijk allemaal wel. Kennelijk was de term een reactie op de veelal ‘kille’ house-muziek uit die tijd en werd er cocktailjazz en andere borrelnoten-muziek mee bedoeld die in de ramsj-bakken te vinden was. En die dan op speciale feestjes gedraaid werd. Het was een gebeuren waarin mij een beetje teveel ironisch geknipoogd werd maar eerlijk is eerlijk, er kwam af en toe wel interessante muziek voorbij. Sergio Mendes was bijvoorbeeld een naam die wel eens genoemd werd in die kringen. Daar had ik in het radioprogramma van Henk Westbroek wel eens een borrelnotenversie van With a Little Help From My Friends van voorbij horen komen en dat klonk eigenlijk best grappig. In een opwelling kocht ik bij een plaatselijke tweedehandswinkel de Greatest Hits van Sergio Mendes & Brasil ’66 en toen ik thuis de plaat opzette ging er een wereld voor me open. Wat een prachtige muziek! Ik ben vervolgens heel veel van Sergio Mendes gaan kopen. Om er vervolgens ook weer een hoop van weg te doen want bijna alles wat hij na de jaren 60 heeft uitgebracht bleek tamelijk verschrikkelijk te zijn maar die platen met Brasil ’66, die zijn en blijven fantastisch. Het bracht me ook op het spoor van andere bands en artiesten uit de wonderlijke wereld van de Braziliaanse muziek. Antônio Carlos Jobim, Joāo Gilberto, Novos Baianos, Joyce, ik kan wel zeggen dat ik een tijdje een Brazilië-obsessie gehad heb. Met dank aan Sergio Mendes & Brasil ‘66. Jaja, het hoeft niet altijd hard te zijn.

Waarvan akte want sorry, beste metal- en punkvrienden maar Steely Dan, dat vind ik dus serieus één van de beste bands die ooit op aarde rondgelopen heeft. Daar mag je m’n vader de schuld van geven, die heeft me er ooit mee aangestoken. Ik heb al hun ouwe werk, van Can’t Buy a Thrill t/m Gaucho en het maakt eigenlijk niet uit welke van van deze zeven platen je uit de kast pakt. Alleen maar goeie nummers! Deze opent trouwens wel met een voor Steely Dan-begrippen stevige rocker maar ik heb wel eens ergens gelezen dat ze met Black Friday eigenlijk de platte boogie-rock van bands als Foghat wilden parodiëren. Want het waren een stelletje lolbroeken hoor, die mannen van Steely Dan. Ze zijn vernoemd naar een dildo uit een William Burroughs-boek, ik bedoel maar.  En ook hun teksten waren niet gespeend van humor, zij het van het zwartgallige soort. Ik weet niet in wat voor bui Donald Fagen was toen hij Any World (That I’m Welcome To) schreef maar de goede man lijkt wat misantropische kantjes in zich te herbergen. Maar goed, het gaat natuurlijk om de muziek en die is prachtig. Mensen, doe jezelf een plezier en verdiep jezelf eens in het oeuvre van Steely Dan. Het verrijkt je leven, echt!

En aangezien m’n heavy metal-credentials nu toch al naar de gallemiezen zijn kan een lekker mopje country er ook nog wel bij. Alhoewel, goed beschouwd is dit natuurlijk country-rock maar zodra het tempo omhoog gaat en ze beginnen te ‘rocken’ verslapt m’n aandacht. Het gaat bij deze plaat echt om de ballads. Hearts On Fire, $1000 Wedding, Love Hurts, In My Hour Of Darkness, met zo’n lekker huilende pedal steel en die prachtige samenzang van Gram met Emmylou Harris, héérlijk!

Maar nu is het even genoeg met al die zoetgevooisde klanken. Ik zei hierboven al ergens dat muziek voor mij niet per sé hard hoeft te zijn. Nou, het hoeft wat mij betreft ook niet sé mooi te zijn. En deze no wave-compilatie is allesbehalve mooi. Vier nummers van evenzovele bands. De Contortions (ook wel bekend als James Chance & The Contortions) openen met het toepasselijk getitelde Dish It Out. Ronduit oerlelijke, dissonante, door krijsende sax en stuwende baslijnen gedomineerde wittemannenlawaaifunk die op zijn eigen manier wel groovend is maar waar je alleen maar heel raar op kunt dansen. Iets dat nog eens benadrukt wordt door hun cover van James Brown’s I Can’t Stand Myself. Teenage Jesus & The Jerks is de band van Lydia Lunch en die spelen een soort van rammelende grindcore-blues. Het instrumentale Red Alert vind ik eigenlijk het beste nummer maar dat is jammer genoeg na een halve minuut al voorbij. Mars is deels geïmproviseerde noise-rock gespeeld door vier mensen die nog nooit een instrument in handen hadden gehad en dat is ook wel te horen. Zelfs met het tekstvel erbij valt er niets te maken van het gebrabbel van zangeres China Burg al zijn nummers als Helen Forsdale en Puerto Rican Ghost wel bijna een soort van mooi. Bijna. De beste band op deze verzamelaar is zondermeer D.N.A., en dit komt vooral door een lekker venijnig zoemend keyboardje en het bruuske getimmer van drumster Ikue Mori. Werkelijk een schitterende afsluiter van deze magistrale bak herrie. Deze compilatie doet Sonic Youth klinken als Foreigner. Het meest bijzondere eraan is wel dat ie gecureerd en geproduceerd is door niemand minder dan Brian Eno.

Zo, dat was ‘m weer voor deze week. De plaatjes gaan vooralsnog niet naar de opslag maar ik ben wel van plan binnenkort wat ruimte te maken in de platenkast. Die is immers nijpend, er komt binnenkort weer een leuke platenbeurs aan en ik denk eigenlijk dat mijn platencollectie ook wel heel goed zonder Pilot of The Stampeders kan.


zondag 23 november 2025

“Hebben jullie al gemoshpit?”

 

Het was een drukke werkweek. Vier dagdiensten achter elkaar, dat gaat je niet in de spreekwoordelijke kouwe kleren zitten. Het plaatjes draaien is dan ook tot een minimum beperkt gebleven. Derhalve:

Als we de klaphoes van deze plaat uit 1969 openslaan zien we een zwartwit-foto van vier ernstig kijkende figuren (twee mannen, twee vrouwen) in lange gewaden waarvan er één een hooivork in handen heeft. De muziek is zwaarmoedige psychedelische rock met duistere, apocalyptische teksten (“there is no question that there will be peace on earth, but will man be there to enjoy it?”) en een hoofdrol voor omineus klinkende orgelpartijen. Dit moeten toch wel leden van een of andere enge hippie-sekte zijn? Nou, nee dus. Music Emporium was de band van een zekere William ‘Casey’ Cosby, een accordeon-virtuoos die twee jaar eerder een plaat met accordeon-muziek had uitgebracht. Die plaat ziet U afgebeeld staan bovenaan dit blogje. Hij was echter ook een groot liefhebber van bands als Jefferson Airplane, The Doors en Iron Butterfly en vooral Love’s meesterwerk Forever Changes en wilde ook zoiets maken. Als je accordeon kan spelen dan moet zo’n orgel ook wel lukken, toch? Het zou dus makkelijk zijn om dit gezelschap af te doen als een stelletje wannabees maar daar zou je dit werkje schromelijk mee tekort doen want zonder dollen, deze plaat is dus echt fantastisch. Wat deze plaat naast de reeds genoemde elementen zo bijzonder maakt zijn het retestrakke drumwerk van Ginger Baker-fan Dora Wahl en de prachtige samenzang van Cosby en bassiste Carolyn Lee, die beiden naar dezelfde school gingen als Richard en Karen Carpenter (The Carpenters dus) en daar ook wat zangtips van hebben meegekregen. Een bijzonder allegaartje aan invloeden dus. Mocht je maar één obscure psychedelische sixtiesplaat in je collectie willen hebben, laat het dan deze zijn.

Het maakt eigenlijk niet uit welke ouwe plaat van ZZ Top je uit de kast trekt. Alles wat ze in de jaren 70 hebben uitgebracht is geweldig. Maar deze bevat natuurlijk klassiekers als Waitin’ For The Bus, Jesus Just Left Chicago, Beer Drinkers & Hell Raisers (ooit gecoverd door Motörhead), Move Me On Down The Line en de ranzig ronkende bordeelrocker La Grange (“ah haw haw haw”), ooit een vaste waarde op de Bar American-zaterdagavond.

Maar als ik na zo’n drukke werkdag ’s avonds op de bank zit heb ik niet altijd zin in muziek. Teveel prikkels. En van TV word ik ook niet per sé heel blij. Gelukkig zijn er boeken.

Ik had een aantal goeie recensies gelezen over dit boek van een opkomende, jonge horrorschrijver en het onderwerp (cryptozoölogie) sprak me ook erg aan, niet in het minst omdat er vergelijkingen werden gemaakt met de grote H.P. Lovecraft. Kijk, dan heb je me hoor. In Road Seven is onze verteller Brian Schutt, een student-op-leeftijd die aan chronische hoofdpijn lijdt en zijn leven een beetje aan het vergooien is. Hij reageert op een online advertentie van een zekere Mark Sandoval, zelfverklaard cryptozoöloog en ufoloog die beroemd is geworden door een boek over zijn ontvoering door buitenaardse wezens. Deze Sandoval zoekt een assistent om hem te vergezellen naar Hvildarland, een fictief eilandje naast IJsland waar een heuse unicorn gesignaleerd zou zijn. Door diverse verwikkelingen in het boek komen we erachter dat Brian’s hoofdpijnen worden veroorzaakt door een hersentumor, en leert een lange flashback ons dat die Mark Sandoval niet helemaal is wie hij blijkt te zijn. We volgen dus vooral de wederwaardigheden van twee zwaar getroebleerde mannen. Je zou haast vergeten dat het ook nog een horrorboek is. Die horror speelt zich voor het grootste gedeelte op de achtergrond af en wordt ook nog eens waargenomen door twee onbetrouwbare vertellers dus klopt het allemaal wel wat hier wel of niet gebeurt? Nou, beste lezer van dit blog, die horror is er en hij liegt er niet om. Meer erover zeggen zou zonde zijn. Ik ga zeker meer van deze Keith Rosson lezen.

Hierna begon ik in een boekje waarin een groepje vervelende tieners zich gelijk in hoofdstuk 1 al volkomen te buiten gaat aan drugs, geweld en schuttingtaal en zich hierbij profileert als Teenage Vampire Sluts. En zo zijn ze geworden omdat ze hun ouders stom vinden. Of iets van die strekking denk ik want ik heb het al snel terzijde gelegd. Ik word te oud voor dit soort puberale onzin, en een heel boek vol trek ik onder geen beding. Ik zal U de titel en de auteur verder besparen.

Want horror, dat moet je doseren. En dat lukt aardig in deze Zwitserse thriller, waarin het allemaal draait om een serie pakketjes. Met daarop een postzegel. Een postzegel van mensenvlees weltevrstaan. En dat is nog maar het begin. Ik denk bij Zwitserland altijd aan dingen als besneeuwde bergtoppen, kaas, horloges en neutrale bankrekeningen. Dit inzicht deelde ik ook met vrouwlief, die er als de kippen bij was om dit idyllische beeld te ontkrachten. “Neenee”, zei ze stellig, gevolgd door een verhandeling over het CERN, de deeltjesversneller die zich daar bevindt en de portalen naar allerlei helse dimensies aldaar en… OK… goed… maar in ieder geval ook zonder deze kennis zal ik mijn beeld over Zwitserland een beetje moeten bijstellen. Want dit boek is seriously fucked up, en niet alleen door de gruwelijkheden en het sadisme waar de moordenaar in dit boek zich schuldig aan maakt. Inspecteur Ana Bartomeu die dit allemaal moet oplossen was ooit het mooiste meisje van de klas maar is zich sinds haar vechtscheiding flink te buiten gegaan aan drank en junkfood en heeft hierdoor bij haar collega’s de koosnaam ‘Annie’ gekregen. Naar Annie Wilkes uit Stephen King´s Misery, waar ze qua uiterlijk nu dus nogal mee overeen schijnt te komen. En ook qua werkwijze want aan opereren binnen de lijntjes doet ze niet. Eigenlijk typeert die omschrijving dit boek ook wel een beetje, want een sterke maag is wel een vereiste. Auteur Nicolas Feuz schijnt internationaal nogal hoog aangeschreven te staan vanwege zijn thrillers maar zover ik heb kunnen zien is dit vooralsnog het enige boek van hem dat in het Nederlands is vertaald.

En toen zaten de vier werkdagen erop en konden we weer met zijn allen (ondergetekende, vrouwlief en bonuszoon) op stap. Te beginnen met de nieuwste editie van Koolhoven’s Keuze in het plaatselijke filmhuis.

De filmcolleges met Martin Koolhoven zijn altijd goed bestede avonden. Het thema van vanavond is Movie Bombs oftewel filmflops en de bijbehorende keuzefilm is Blade Runner: Final Cut. Nooit geweten dat Blade Runner in eerste instantie zo geflopt was. Een film hoeft dan ook geen slechte film te zijn om te floppen. Nu komen dat soort films natuurlijk wel voorbij tijdens dit college. Niets of niemand zal mij er ooit toe kunnen bewegen om films als Sextette, Howard The Duck of De Zeemeerman vrijwillig te gaan bekijken. Maar met Citizen Kane of The Thing is toch weinig mis, en zodra ik de kans zie ga ik zeker William Friedkin’s Sorcerer kijken. Die had ik eigenlijk allang bekeken moeten hebben aangezien de soundtrack van Tangerine Dream hier wel in de kast staat. Anyway, zoals gezegd, de avond werd afgesloten met Blade Runner, en dat blijft ook na meerdere kijkbeurten een absoluut meesterwerk.

En toen ging ik zelf nog even rockend het weekend in. Op vrijdag speelden Tankzilla en Money & The Man in het plaatselijke poppodium. Tankzilla is die andere band van Peter Pan Speedrock’s Peter van Elderen. En ook deze band is hard maar wat basaler (ze zijn tenslotte maar met z’n tweeën) en ook trager en zompiger. Wat meer Melvins dan Motörhead zeg maar. Lekker hoor. De tweede band van de avond was zoals gezegd Money & The Man en die zag ik enige tijd geleden in het voorprogramma van de Gene Simmons Band. Ik kwam natuurlijk vooral om een van mijn jeugdhelden te zien dus dat hele voorprogramma zou me de spreekwoordelijke worst wezen. Ik was echter nogal verbaasd over hoe ontzettend goed het bleek te zijn. Furieuze powertrio-rock in de lijn van Hendrix, Cream, Mountain en Blue Cheer, gebracht met een ronduit tomeloze energie. Wat een geweldige band is dit! En het blijft jammer dat de gemiddelde Goesenaar dit niet lijkt te interesseren want de zaal was maar karig gevuld. Goes was ooit een punk-, rock- en metalmekka maar lijkt het al een tijdje kwijt te zijn. Waar dit aan ligt? Ik heb daar wel zo m’n ideeën over maar daar zou een blogje op zich voor nodig zijn en daar heb ik eigenlijk niet zo’n zin in. Wat in ieder geval niet helpt is als ik nog even wil gaan naborrelen in de stad, en dat in het enige nog min of meer fatsoenlijke café een of andere DJ Top 40-hitjes aan elkaar staat te mixen. Anticlimax! Ik hoop dat het ooit nog goed komt met Goes. En dat ik dat nog mag meemaken. Eén ding is zeker, aan het plaatselijke poppodium ligt het niet.

Nee, dan heeft Middelburg het beter voor elkaar, want daar was afgelopen zaterdag de eerste editie van BLEGHFEST een feit en die was prima bezocht. Al 250 kaarten in de voorverkoop hoorde ik in de wandelgangen. BLEGH is een initiatief van twee jongemannen uit Middelburg die het jammer vinden dat het roemruchte hardrock-café Bar American niet meer bestaat en onder het mom van Make Middelburg Metal Again het op zich genomen hebben metal-avonden te organiseren in Café ’t Fust. Erg leuke avonden zijn dit kan ik U vertellen. En nu hebben de heren dus hun eigen festival in De Spot te Middelburg. Het piepjonge Inherited heb ik de afgelopen twee jaar op zo’n beetje ieder metalgerelateerd evenement gezien. Hun hiphopperige thrash gelardeerd met veel fucks zet aardig de toon. De tweede band My Diligence is de verrassing van de avond aangezien dit niet echt een typische metalband is. Hoewel met momenten heavy klinkt het in z’n geheel meer als sferische postrock die mij persoonlijk doet denken aan bands als Junius en Codeine. Interessant bandje. Met de derde band Terradown heb ik met m’n ouwe bandje Harbour Of Souls wel eens samen opgetreden. Althans, dat vertelde onze zanger Martin me maar ik moet bekennen dat ik me daar niks van kan herinneren. Ondanks wat geluidsperikelen blijkt dit best een goeie band te zijn, die qua sound vanavond het meest in de buurt komt van de traditionele heavy metal waarmee ik ben opgegroeid. Met een zanger die voor een mooi moment van taalverrijking zorgt als hij vraagt of we al hebben ‘gemoshpit’. Nooit geweten dat moshpitten een werkwoord is maar bij deze dus (ik moshpit/zij moshpitten/wij hebben gemoshpit). De vierde band Changing Tides zie ik vanavond voor de derde keer en eerlijk is eerlijk, hier openbaart zich de generatiekloof. De band heeft een sympathieke uitstraling en het zijn prima muzikanten maar ik kan er geen touw aan vastknopen. De breakdowns en tempowisselingen in hun metalcore voelen voor mij compleet random aan en ik zou dit thuis nooit opzetten. Toch zetten de heren een energieke show neer en krijgen ze het publiek goed mee. Afsluiter Cobra The Impaler zie ik vandaag voor de tweede keer en dit is zondermeer één van de betere bands in de Benelux momenteel. Qua sound zou ik ze ergens in de buurt van Mastodon plaatsen maar dan aangevuld met een gezonde dosis Alice In Chains. Dat meen ik er in te horen althans. Erg tof dat ze deze band als headliner hebben weten te strikken voor deze eerste editie. Al het bovenstaande wordt overigens vakkundig aan elkaar gebabbeld door mede-organisator Owen Aza Glansdorp die zich op een podium dusdanig thuis lijkt te voelen dat ik me afvraag of die ook niet eens in een bandje moet. Wellicht iets voor BLEGHFEST 2? Want die moet er natuurlijk wel komen na deze geslaagde editie. Ik zal er zeker bij zijn.

En met een bescheiden kater maar wel veel positieve energie van gisteren sluit ik dit blogje nu af. Omdat hij vorige week geslaagd is voor zijn rijbewijs mag bonuszoonlief vanavond het menu bepalen. Het zal wel iets heel ongezonds gaan worden.


zaterdag 15 november 2025

De wereld staat in brand dus laten we plaatjes draaien

 

Dan heb ik zoveel blogruimte en dan maak ik er maar geen gebruik van? Best zonde, toch? Eigenlijk had ik een hele inleiding geschreven met wat persoonlijke meningen over van alles en nog wat maar die heb ik toch maar in de prullenbak gekieperd. Ja, de wereld staat in brand. Er is overal oorlog. En dat wordt voorlopig niet beter, integendeel. En iedereen heeft daar meningen over. Stomme meningen vaak vind ik maar het ontbreekt me aan de zin of energie om de discussie hierover aan te gaan. En dan zijn Ozzy en Ace Frehley ook nog dood. En onze mooie rooie kater Milo eergisteren. Soms zijn dingen gewoon klote, ’t is niet anders.

Goed, gaan we het allemaal niet over hebben. Ik ga vanaf nu proberen dit blogje wekelijks te vullen met mijn culturele wederwaardigheden. Deze keer te beginnen met de plaatjes die ik de afgelopen week gedraaid heb.

Nee, natuurlijk is dit niet de Nederlandse Hydra van Als Het Gras Twee Kontjes Hoog Is. Waar zie je me voor aan zeg? Dit is de in 1974 uitgebrachte debuutplaat van een southern rock band uit Atlanta, Georgia. Stevige rock met van die fijne gitaarharmonieën die zo typerend zijn voor dit genre, alsook soul-invloeden, een zanger die klinkt als Glenn Hughes en hier en daar opgeleukt met een pingelend pianootje en een trompetje. Door laatstgenoemde elementen doet het ook allemaal nogal gedateerd aan maar dat vind ik persoonlijk ook wel een beetje de charme van dit soort muziek. Mensen die graag naar (laten we zeggen) Molly Hatchet, Lynyrd Skynyrd, Bad Company of Mother’s Finest luisteren (of een hedendaagse band als DeWolff) zouden best wat plezier kunnen beleven aan dit plaatje.

Ex-Hawkwind-bassist Lemmy had net de naam van zijn nieuwe band Bastard veranderd in Motörhead toen ze dit spulletje opnamen. De platenmaatschappij vond het maar niks en legde het op de plank, om het vervolgens alsnog uit te brengen toen Motörhead naam begon te maken. Nee, de hardste band ter wereld is het nog niet, deze oerversie met gitarist Larry Wallis. Naar verluidt wilde Lemmy (die hier nog niet zoveel schuurpapier op zijn strot heeft) een band a la MC5 oprichten en zo klinken ze op deze plaat ook wel een beetje, als een gezellig rammelende garagerockband. Larry Wallis nam van zijn ouwe bandje Pink Fairies het nummer City Kids mee en Lemmy van zijn oude werkgever Hawkwind de songs Motorhead en Lost Johnny. Ook wordt het oude Motown-hitje Leaving Here afgestoft en van een rock-arrangement voorzien (al sluit ik niet uit dat Motörhead hun versie wellicht baseerde op die van garagerockers The Birds). Toen Larry Wallis het veld moest ruimen voor Fast Eddie Clarke werd het tempo en het energielevel aanzienlijk opgeschroefd natuurlijk maar toch heb ik er wel een zwak voor, deze primitieve versie van wat later één van de invloedrijkste bands ooit zou worden.

Ik draai ‘m niet zo vaak, deze tweede van Van Halen, Ik weet eigenlijk niet goed waarom. Wellicht omdat er weinig op kan tegen dat magistrale debuut. En omdat er een paar dingen op staan die ik een beetje als vullertjes ervaar. Maar de nummers die wel goed zijn (Dance The Night Away, Light Up The Sky, D.O.A.), die zijn dan ook wel weer idioot goed en ach, laten we wel wezen, een beetje mindere band zou een moord doen voor de vullertjes van Van Halen. Al met al toch een fijn plaatje, en de foto op de binnenhoes van David Lee Roth met z’n poot in het gips is een komisch hoogtepunt.

Ook gitaargeweld maar dan van een heel andere orde is deze debuutplaat van freejazz-gitarist Sonny Sharrock. Onder rudimentaire en op het eerste gehoor ongestructureerde begeleiding van drums, bas, piano en een enkele verdwaalde toeter rammelt, schuurt en pingelt meneer Sharrock op zijn gitaar terwijl zijn vrouw Linda daar als een op hol geslagen banshee grotendeels woordloos overheen huilt, krijst, gilt en kwinkeleert. Ik kan er zelf niet goed de vinger op leggen maar ik kan met momenten erg genieten van een drukke geluidenbrei als dit. In het echte leven tref ik maar zeer zelden mensen die mijn liefde voor dit soort avantgardistische herrie delen maar online kom ik wel eens een medestander tegen. Op een muziekforum dat ik regelmatig bezoek zei iemand ooit dat hij niet van liedjes met teksten hield want (en ik citeer): “Muziek die mij vertelt hoe ik mij moet voelen vind ik klef”. Zo rigide sta ik er zelf niet in (The Beatles en Hüsker Dü zijn heilig!) maar als ik deze plaat beluister, dan begrijp ik dat sentiment wel een beetje. Hetgeen niet wegneemt dat het beste en laatste ‘nummer’ van de plaat getiteld Portrait Of Linda In Three Colors, All Black wel degelijk iets bij mij teweegbrengt dat je ontroering zou kunnen noemen.

Nee, ik ben nooit een punker geweest. Ik was een hardrocker en punk en hardrock, dat waren twee verschillende werelden. Hardrockers vonden punkers amuzikale onbenullen, punkers vonden hardrock commerciële rotzooi. En toch vond ik punk altijd leuk. Mijn beste vriend’s oudere zus en haar vriend waren punk. Samen met hen zagen we op het achterplaatsje van Podium ’t Beest de lokale band D-Control en waren daar behoorlijk van onder de indruk. De flarden GBH, Attak en Discharge die ik wel eens hoorde verschilden niet zo heel erg van wat Venom of Metallica deden. Van mijn 15e tot mijn 18e woonde ik in een jongenstehuis in Vlissingen en raakte daar bevriend met twee punkers die daar ook woonachtig waren. Ondertussen vonden er natuurlijk allerlei muzikale ontwikkelingen plaats die ervoor zorgden dat punkers en hardrockers hun verschillen deels bijlegden en elkaar zelfs een beetje gingen opzoeken. Een punker ben ik desondanks nooit geworden maar ik kan wel zeggen dat ik er een geschiedenis mee heb, met punk. Het cassettebandje met bovenstaande verzamelaar (met op de andere kant deel 2) dat ik van één van mijn punkende huisgenoten kreeg is daar onderdeel van. Grijsgedraaid heb ik dat ding, voor zover je cassettebandjes grijs kunt draaien natuurlijk. Blij dat ik ‘m inmiddels op vinyl heb. Ik heb later zelfs nog een poosje in een punkband gezeten maar dat is een verhaal voor een andere keer.

Eerlijk is eerlijk, ik was niet gelijk om toen ik deze toch best wel legendarische band voor het eerst hoorde. The 13th Floor Elevators was de band van het tragische genie Roky Erickson. Hun main claim to fame is dat ze bekend staan als pioniers van de psychedelische rock. De titel van de plaat (The Psychedelic Sounds of...) geeft het ook wel een beetje weg natuurlijk. Nu moet je je in dit geval niet teveel voorstellen van die zogeheten psychedelica. Verwacht geen etherische soundscapes van 20 minuten. The 13th Floor Elevators klinken als een schel en ielig geproduceerde combi van rammelende surfgitaren, garagerock en een beetje folk. Met in vrijwel ieder nummer het handelsmerk van deze band, het karakteristieke plopperdeplop-geluid van de electric jug, bespeeld door Tommy Hall. Knap irritant zo op het eerste gehoor maar om het eens op zijn Engels te zeggen, it grows on you. Deze muziek heeft iets waardoor het je op den duur toch pakt en niet meer loslaat. Maar wat dat nou is? De hoorbare snik in de ietwat onvaste zang van dhr. Erickson? Het feit dat de songs op zich toch eigenlijk best wel goed zijn? Wat het ook is, inmiddels zet ik deze plaat met enige regelmaat op en dat doe ik dan voor mijn plezier. Tsja, zo gaan die dingen…

Zoals ik ergens hierboven al ergens schreef kan ik een mopje jazz op zijn tijd erg waarderen. Jazzrock of fusion is dan weer een wat lastiger genre omdat dit vaak de neiging heeft te ontaarden in zielloze borrelnotenmuzak. En met gitaarvirtuozen heb ik over het algemeen ook niet zoveel. Dan heb ik het natuurlijk niet over (laten we zeggen) een Eddie van Halen of een Robert Fripp maar wat de Yngwie Malmsteens en Joe Satrianis van deze wereld en hun vele volgelingen doen, hoe knap het vaak ook is, ik vind het doodvermoeiend om naar te luisteren. Allan Holdsworth is een uitzondering. Allan Holdsworth was iemand die tijdens zijn leven nooit veel commercieel succes gekend heeft maar vooral erg gewaardeerd werd door medemuzikanten. De reeds genoemde Eddie van Halen was een groot bewonderaar van deze man, om U maar een idee te geven. En ook ik mag hier erg graag naar luisteren. Het is zondermeer virtuoos wat deze man allemaal doet, hoe hij zijn gitaar kan laten ronken als een saxofoon en dat soort dingen, maar het verwordt nooit tot hol spierballenvertoon. De uiterst geraffineerde arrangementen en de uit duizenden herkenbare stijl van Holdsworth ervaar ik als een soort suikerbombardement voor de oren en de heerlijk melancholische titeltrack van deze mini-LP is één van mijn favoriete nummers aller tijden.

Waar ik verder deze week blij van werd is dat het beste festival ter wereld, Roadburn dus, weer wat nieuwe namen heeft bekendgemaakt voor de aankomende editie in 2026. Erg blij met Inter Arma, Kowloon Walled City, Maruja, Milkweed, Prostitute, Slift en Warning. Ook Mandy, Indiana staan weer aangekondigd. Die zag ik in 2022 en bij het derde nummer besloot ik dat het op dat moment niet aan mij besteed was maar sindsdien heb ik hun eerste langspeler gehoord en denk ik dat ik ze misschien toch maar een tweede kans moet geven. En ik moet zeggen dat ik het knap vind dat het ze gelukt is om horror-hiphopper Billy Woods te strikken, al vind ik zijn muziek met momenten knap lastig om door te komen.

Het andere hoogtepunt deze week was dat bonuszoon zijn rijbewijs heeft gehaald. Apetrots op deze jongen en aangezien vrouwlief en ondergetekende allebei beschikken over een auto voorzie ik binnenkort grote drukte op onze oprit. Gelukkig is die best groot.

En dan was er ook nog beeldende kunst. Enige tijd geleden werd mijn schoonvader 80 en zijn we met de hele schoonfamilie gaan workshoppen bij de Wine Art Gallery in Roosendaal. En dit was erg gaaf om te doen. Komt behoorlijk wat verf bij kijken maar vorige week waren de schilderijen eindelijk droog en konden ze opgehaald worden. De struisvogel bovenaan dit blogje die “are you tokkin’ to me?!” zegt is het werk van mijn vrouw. Mooi geworden hè? En hieronder ziet U mijn creatie, een heuse alien, afkomstig van een roze planeet met een poepbruine Sarurnus-ring. Blijft de vraag waar we deze werkjes moeten gaan hangen. Ons huis is al zo vol.

Goed, dat was ‘m even voor deze week. Volgende week moet ik weer heel veel dagdiensten draaien dus van plaatjes draaien zal niet veel komen maar daar staat tegenover dat er ook drie culturele evenementen op de planning staan. Tot dan wellicht!

 


donderdag 13 november 2025

Milo †

 


Goed. Ik had me eigenlijk voorgenomen om wat vaker gebruik te gaan maken van deze blogspace. Een soort wekelijkse update zeg maar. Had al een hele lap tekst gereed staan.

Maar vanochtend tijdens een training van mijn werk pakte ik bij de koffiebreak mijn telefoon en bleek ik een gemist gesprek te hebben van een onbekend nummer. En een voicemail. Van de dierenambulance. Of ik even terug wilde bellen.

Dat kon onmogelijk iets goeds zijn. Onze rode kater Milo was gisterenavond niet thuis gekomen. Nu deed ie dat wel eens vaker maar toch, ik had er geen fijn gevoel bij. Terecht, zo zou blijken. Eén of andere onverlaat had 'm aangereden. Milo is niet meer. Verdomme.

Milo, die onze iedere ochtend spinnend begroette. En dan z'n pootje op je handen legde omdat ie geaaid wilde worden.

Milo, die soms de slaapkamer niet op mocht omdat we er vroeg uit moesten en echt even onze nachtrust nodig hadden, en dan uit protest z'n drukje deed vóór de kattebak in plaats van erin. Expres.

Milo, die al een aardig beginnetje had gemaakt met het eraf pellen van dat leuke behangetje op onze slaapkamer.

Milo, die soms een kadootje meenam. Een spreeuw, een vleermuis, een complete duif. Daar zaten we natuurlijk helemaal niet op te wachten maar ach, dat is nu eenmaal wat ze doen.

Milo, die zo mooi kon poseren voor de foto, zie boven.

En Milo die 's avonds altijd even kwam kroelen op de bank om zich comfortabel bij een van ons te nestelen waardoor we eigenlijk niet naar bed konden.

Die is er niet meer. Ik ben verdrietig. En boos ook. Maar vooral verdrietig.

Gelukkig is z'n zus Freekje er nog maar hoe moeten we dit aan haar uitleggen? Ze is gelukkig wat minder onbesuisd dan haar broer dus de kans dat ze wordt aangereden is wellicht wat minder groot. Hopen we. Ja, we wonen leuk maar er is ook veel verkeer dus in dat opzicht is het misschien niet de meest geschikte buurt voor buitenkatten. 


Goed, ik hou het normaliter graag netjes op dit blog maar dat lukt me vandaag even niet. Het is gewoon een grote kutzooi. 

woensdag 30 april 2025

ROADBURN Dag 4

 

En dan is nu de vierde en laatste dag aangebroken. We zijn donderdag goed van start gegaan met een ijzersterke show van Xiu Xiu en hebben de afgelopen dagen genoeg mooie dingen gezien om wederom te spreken van een zeer geslaagde editie. Al het moois dat nu nog voorbijkomt is bonus. En die bonus, die gaan we krijgen.

Het jaarlijkse praatje van Walter en Becky slaan we even over. Ik vertrouw er op dat dit op de één of andere manier nog wel ergens online opduikt. In plaats daarvan begeven we ons richting The Terminal om de eerste show van Vuur & Zijde te aanschouwen die hun debuutplaat Boezem integraal gaan spelen. Vuur & Zijde vindt zijn oorsprong in de rijke Utrechtse black metal scene en bestaat dan ook uit leden van o.a. Laster, Terzij De Horde en Witte Wieven. Boezem is een zeer genietbaar plaatje dat vooral geschikt is voor mensen die de ‘zachte’ black metal van bands als Amesoeurs en Alcest kunnen waarderen. Het optreden is prima, zeker voor een debuutshow. Hier en daar lijkt de zang wat onvast te klinken maar dat is misschien omdat die niet helemaal lekker in de mix ligt. Al met al een zeer genietbaar begin van de dag maar het voelt nog wat onaf wat deze band doet. We geven ze het voordeel van de twijfel. Er wordt immers zeer competent gemusiceerd en het potentieel voor grootse dingen is zeker aanwezig.

Mij lijkt het dan wel leuk om de meer van-dik-hout-zaagt-men-planken-black metal van het Belgische Bacht’n de Vulle Moane te gaan bekijken maar dat idee hebben meer mensen want er staat alweer een enorme rij. Gaan we niet doen. Is niet heel erg want over een klein anderhalf uurtje spelen Swans-leden Michael Gira en Kristof Hahn in de kleine Next Stage. Swans heeft een soort goddelijke status in de Roadburn-wereld en ook vrouwlief en ondergetekende zijn groot fan. Het zou best eens druk kunnen worden in dit kleine zaaltje dus wellicht is het verstandig om hier tijdig bij aanwezig te zijn.

“Zouden die het nou gezellig hebben op tour?” vraagt vrouwlief zich af terwijl de kwaaie koppen van de heren Gira en Hahn ons vanaf de backdrop op het podium aankijken. Tsja, goeie vraag. Ik sluit de mogelijkheid niet uit dat ze onderweg vooral vieze moppen tappen. En een medeburner die we vandaag spraken heeft naar eigen zeggen ooit een biertje met Michael Gira gedronken en zei dat het een heel aardige kerel was. Dat zou je niet zeggen als je de goede man bezig ziet tijdens de soundcheck. Hij foetert tegen het licht- en geluidspersoneel en lijkt zich hardop af te vragen met wat voor onbenullen hij vandaag weer moet werken. De heren Hahn en Gira soundchecken om beurten. “Do you wanna play something together?” vraagt de geluidsman. “No!” is het stellige antwoord van dhr. Gira. “You’ll just have to figure it out yourself”.

Goed, een klein half uurtje later betreedt Kristof Hahn als eerste het podium en legt met zijn pedal steel een mooi melancholisch klanktapijtje neer. Na 10 minuten komt Michael Gira erbij zitten, met een gezicht als een onweersbui, wellicht omdat hij er al spelende achter komt dat zijn gitaar niet helemaal zuiver lijkt staan? Wie zal het zeggen? De heren hebben duidelijk woorden tussen de nummers door maar zetten de show onversaagd voort. De setlist bestaat louter uit Swans-materiaal. Michael Gira’s gitaarspel is rudimentair en wordt mijns insziens prachtig aangevuld door de toevoegingen van Kristof Hahn. Iets waar dhr. Gira gezien zijn vuile blikken richting dhr. Hahn heel anders over lijkt te denken. Ik heb echt met dhr. Hahn te doen. Het is jammer dat dhr. Gira even daarvoor heeft verzocht hun mobieltjes weg te laten. Het rood aangelopen hoofd met puilogen van dhr. Hahn zou een prachtige poster zijn voor Roadburn 2026.

Wanneer het precies gebeurt weet ik niet maar wanneer ze hun versie van de nieuwste Swans-track I Am a Tower spelen, gevolgd door een aangrijpende versie van ouwetje God Damn The Sun realiseer ik me dat hier Kunst met een grote K bedreven wordt. Hoe ze dat voor elkaar krijgen is me eigenlijk een raadsel. De sfeer op het podium is onaangenaam, Michael Gira doet ronduit onbeschoft naar zijn medemuzikant en het zaalpersoneel, het lijkt alsof de twee heren het allemaal ter plekke bedenken en volstrekt ontevreden zijn met het resultaat maar toch slagen ze er in het gebodene naar een hoger plan te tillen en is het enige wat ik kan denken: “Verdomme, wat is dit goed!” Michael Gira eindigt in zijn eentje met het voordragen van het gedicht You Will Pay en laat de zaal volkomen flabbergasted achter. We zijn zojuist getuige geweest van het hoogtepunt van Roadburn 2025. Dit is geen redifining heaviness. Michael Gira himself definieert heaviness.

Ondertussen zijn onze magen een beetje aan het rommelen. Het is allemaal best lekker, dat festivalvoer, maar het is maar de vraag of we hier heel veel voedingsstoffen van binnen krijgen. We besluiten de Korte Heuvel op te gaan, op zoek naar eten dat bereid is in een heuse keuken. In het eettentje dat we bezoeken blijken ze van het speciale Roadburn-menu nog precies twee vegetarische oesterzwamburgers te hebben, en die zijn dus voor ons. En lekker dat ze zijn! Aldus opgeknapt begeven we ons richting Next Stage waar we nog een erg fraai staartje meepikken van de set van Toby Driver. Vrouwlief en ik zijn fan van Toby’s band Kayo Dot maar wat ik tot nu toe van zijn solowerk meegekregen heb kon me niet heel erg boeien. Dit is echter verrassend mooi. Ik hoor 70’s progrock, ik hoor ouwe Roxy Music, misschien moet ik toch eens een luisterbeurtje wagen aan zijn meer recente werk. De man brengt tenslotte nogal wat uit en het gaat kennelijk vele kanten op.

Maar de band waar we eigenlijk voor gekomen zijn is het Italiaanse Ponte del Diavolo. Ik heb ze nog niet heel goed beluisterd maar heb het idee dat dit wel eens heel erg in mijn straatje zou kunnen passen. En dat blijkt te kloppen. Het intro van de show is Édith Piaf’s vreemd toepasselijke Non, je ne regrette rien en de band barst los. Stilistisch gezien is dit vrij makkelijk te duiden. Occulte rock waar fans van Mansion, Jex Thoth en onze eigen The Devil’s Blood een hoop plezier aan kunnen beleven, al zijn de teksten van Ponte del Diavolo merendeels in het Italiaans en voegen ze er ook nog een prettige scheut black metal aan toe. Een heel apart element aan de muziek van Ponte del Diavolo is het feit dat ze twee bassisten en één gitarist hebben. Dit geeft de muziek zowel zwaarte als definitie, beter kan ik het niet uitleggen. Het luistert heel lekker weg, laten we het daar maar op houden. Ergens halverwege de show ontsteekt de zangeres in een spoken word-intermezzo met hier en daar hoog satanisch klinkend gegiechel. Mijn Italiaans is wat roestig maar ik heb stellig de indruk dat hier geprobeerd wordt het geluid van een door de duivel bezeten iemand te emuleren. De speech komt ten einde en vrouwlief fluistert in mijn oor: “En zo maak je dus ravioli”.

Had ik U al eens verteld dat ik met een heel grappige vrouw getrouwd ben? Maar ik zal mijn giechelproest even moeten inhouden. Dat zou ongepast zijn bij deze duistere muziek en bovendien wordt er voor het laatste nummer van de set iemand op het podium uitgenodigd van de eveneens Italiaanse band Shores of Null voor een bijna onherkenbare versie van Nick Cave’s The Weeping Song. Wat een goeie band is dit. Nog snel naar de merch stand om hier een plaatje van te scoren en een drankje te doen in de Spoorzone. Vrouwlief wil nog even terug naar de grote zaal om Haunted Plasma te zien. Die waren erg leuk tijdens Roadburn Redux, de online corona-editie. Het is een onderhoudende afsluiter maar we hebben duidelijk al muzikaal gepiekt vandaag dus begeven we ons nog even naar de foyer voor de afterparty. Helaas heeft men vandaag besloten de rock helemaal achterwege te laten en krijgen we louter hiphop, rave en andere dansplaatjes. Het is verder heel gezellig, we babbelen nog even wat na met diverse bekenden, ik bedank Walter voor wat weer een schitterende editie was maar in muzikaal opzicht zit het feestje er op. Roadburn bedankt, je was weer prachtig!

En nu ben ik alweer een paar dagen thuis, heb er zelfs al diverse werkdagen opzitten en ben deze editie mede met behulp van deze verslagjes een beetje aan het verwerken. Ik heb inmiddels ook de Q&A met Walter en Becky kunnen beluisteren en het is duidelijk; Er is nog helemaal NIETS geboekt voor de volgende editie. Zero. Nul. Niente. Zip. Nada. En verder was dit de duurste editie ooit. Bands worden steeds moeilijker te betalen, ook bands die voor Roadburn interessant zijn.

In een interview dat ik las met Walter vraagt hij zich af hoe bezoekers zouden reageren op een eventuele schaalverkleining van het festival. Want ook voor de bezoekers wordt het steeds duurder. De harde realiteit is dat sommige mensen het zich gewoon niet kunnen veroorloven om naar een festival als Roadburn te gaan. En dat is pijnlijk, zeker voor een festival dat de underground zo hoog in het vaandel heeft staan.

Zolang de muziek maar voorop blijft staan zou ik er geen moeite mee hebben als er wat minder grote namen zouden staan en hierdoor het kaartje betaalbaar blijft. Maar goed, zelfs voor een festival dat zo’n begrip is als Roadburn kun je natuurlijk niet alleen maar hele obscure namen neerzetten. Dat lijkt me een hele lastige spagaat om in te zitten en ik ben blij dat ik het niet hoef te doen.

Goed, ik zit al heel lang niet meer in het programmeurswereldje en dat bevalt me prima. Ik heb dan ook echt totaal geen zicht op wat bands en artiesten kosten. Ik permitteer mezelf dus de vrijheid om een wensen- en suggestielijstje te plaatsen zonder daarbij rekening te houden met de eventuele haalbaarheid dus here goes:

Ik zou het leuk vinden als sommige artiesten die voor de jammerlijk gecancelde 2020-editie geboekt waren nog een keer in de herkansing zouden mogen. Ik denk hierbij aan Blanck Mass, Algiers, FACS, SRSQ en Dungen.

Ik denk dat Raven van Dorst een hele goeie curator zou zijn.

En Moor Mother een heel goeie artist in residence. Net als Richard Dawson. Of Colin Stetson.

Over laatstgenoemde gesproken, als we het hebben over muziek die toetert, blaast en dronet dan zouden Mario Batković en Brìghde Chaimbeul mooie toevoegingen zijn.

En folk natuurlijk. Ik denk zelf dat Stick In The Wheel heel goed op Roadburn zou passen. En Jozef van Wissem voor het wat meer ingetogen werk.

Altın Gün heeft natuurlijk de deur geopend naar niet-westerse psychedelica dus Mdou Moctar krijgt met gemak de tent op zijn kop aangezien die best hard rockt tegenwoordig.

En voor die o zo broodnodige voetjes van de vloer zou het leuk zijn als The Budos Band eindelijk eens de grote oversteek zou wagen.

Maar er kan natuurlijk niet alleen gedanst worden. Ook metal is nog steeds een onderdeel van Roadburn. Dus een show van The Lord Weird Slough Feg zou volgens mij door iedereen zeer gewaardeerd worden. En Castle Rat mag natuurlijk ook.

En de gemiddelde Roadburner krijgt ook graag films dus Jim Jarmusch met zijn bandje SQŰRL mag ook best komen opdraven. Of John Carpenter. Of anders Gunship voor het meer frivole werk.

En Alexander Hacke is opgestapt bij de Neubauten dus misschien heeft hij nu tijd om de plaat die hij met David Eugene Edwards heeft opgenomen integraal te komen uitvoeren

Overigens, totaal onrealistisch wensenlijstje full album sets:

-            At The Drive-InRelationship Of Command

-            Gazelle Twin & NYXDeep England

-            GorgutsFrom Wisdom To Hate

-            Mercyful FateDon’t Break The Oath

En als we dan toch onrealistisch bezig zijn, zou het niet leuk zijn als King Gizzard & The Lizzard Wizzard één van hun meer heavy albums integraal zou spelen? Liefst Nonagon Infinity. Veel te duur waarschijnlijk

Ik heb zo’n vermoeden dat Pigs Pigs Pigs Pigs Pigs Pigs Pigs inmiddels ook niet meer te betalen zijn voor Roadburn. Zeker niet nu ze een liedje hebben opgenomen met die gast van Run The Jewels.

Run The Jewels zou ook gaaf zijn maar die zijn natuurlijk helemaal onbetaalbaar, net als die andere hiphoppers Death Grips maar goed, dat dacht men in eerste instantie van clipping. ook en die wilden kennelijk zelf heel graag op Roadburn spelen.

Zou er met Slowdive te praten zijn over een schappelijk prijsje? Dat lijken me wel heel integere mensen, en misschien als er bij gezegd wordt dat hun vriend Neige ook al diverse keren op Roadburn heeft gestaan….

En verder gewoon bands natuurlijk: Djunah, Party Dozen, Tropical Fuck Storm, Descartes a Kant

Tenslotte vond ik het fijn om te zien dat mijn eigen Zeeland erg goed vertegenwoordigd was dit jaar. Broeder Dieleman stond er al voor het derde jaar op rij natuurlijk, en Grote Geelstaart en Designer Violence op OFFRoad. Ik hoop dat die nog eens de sprong kunnen maken naar één van de reguliere podia.

En dan nog een showcase erbij van Into It Records, Zeeuws cassettelabel dat alleen maar old school death metal uitbrengt, dan staan we pas echt op de kaart.

Wat er ook wel of niet neergezet wordt, ik ben er volgend jaar zeker weer bij. Tot dan allemaal! En Keep It Heavy! \m/

 


ROADBURN 2025 Dag 3

 

Goed, zoals gezegd, we moeten er vandaag bijtijds tegenaan want Witch Club Satan gaan al om 13.00 uur aan hun show beginnen. Er heeft zich bij The Engine Room al een bescheiden rij gevormd als we het terrein van De Spoorzone opstruinen.

De drie dames van Witch Club Satan (Johanna, Viktoria en Nikoline) komen uit Noorwegen, hebben elkaar naar verluidt leren kennen op een theateropleiding en hebben Witch Club Satan opgericht om hun vrouwelijke woede te kanaliseren. Ze omschrijven hun muziek als ‘feminist black metal’. Dat gegeven alleen al is genoeg om gatekeepende black metal-fanaten te doen gruwen maar mij persoonlijk boeit dat geen ene fluit. Purisme is stom en nieuwe invalshoeken zijn interessant. Dat gezegd hebbende, in muzikaal opzicht is zeker te horen dat ze goed naar hun beruchte Noorse voorgangers geluisterd hebben. En dat het met de beheersing van hun instrumentarium wel snor zit. Tijdens de eerste helft van hun show hebben ze zich gehuld in een soort gebreide bokkenpruiken en jurken die hun borsten ontbloot laten. Halverwege het optreden positioneren de dames zich naast elkaar om een gevoelig lied te zingen over een zeemeermin. Een man op de voorste rij moet zo smartelijk huilen dat hij door de gitariste getroost moet worden. De dames verwijderen zich even van het podium, keren vervolgens terug en hebben dan hun outfits omgeruild voor lange pruiken tot op de grond, en verder nagenoeg niets. Krijsend zetten ze hun set voort. Enig smetje op het gebeuren zijn de technische mankementen aan de bas. Een keur aan podiumpersoneel probeert het te verhelpen met snoertjes en wat al niet maar het mag niet baten. De bassiste verblikt of verbloost niet maar springt op den duur wel het publiek in, krijsend uiteraard. Al met al hebben we er goed aan gedaan de dag zo vroeg te beginnen. De pijn en de woede van dit gezelschap was bijna tastbaar. Zoals gezegd, de dames komen uit de theaterwereld dus misschien word ik hier wel gigantisch voor de gek gehouden. Maar ik denk het niet. Dit was een heerlijk heftig begin van de dag.

En dan kunnen we ons eenmaal buiten weer aansluiten in de volgende rij want een zaaltje verder gaat Dødheimsgard hun meest recente plaat Black Medium Current integraal spelen. Hier wordt ik geconfronteerd met een ander luxeprobleem dat ik wel eens heb op Roadburn: Het omslagpunt. Ik had het in 2009, toen ik na de duistere heavy metal van Angel Witch ineens moest schakelen naar de opgewekte powerpop van The Atomic Bitchwax. Ik had het twee jaar geleden toen ik heel graag de show van White Boy Scream wilde zien maar ik eigenlijk de fantastische show van Julie Christmas van even daarvoor nog aan het processen was. Vorig jaar na de heerlijke opgefoktheid van Benefits ben ik niet eens begonnen aan de serene hippieklanken van Darsombra die gelijk daarna in een zaaltje verderop speelden, al stonden die eigenlijk wel op mijn to-see-lijstje. Lang verhaal kort: Ik heb soms verwerkingstijd nodig. Wat Dødheimsgard hier neerzet is muzikaal van werkelijk torenhoog niveau. Ze hebben een keur aan gastmuzikanten meegenomen en er wordt hier gemusiceerd dat het een aard heeft. Maar na de emotioneel beladen show van Witch Club Satan is het ook veel om te behappen, deze frivole prog-metal-spielerij met een frontman in een gouden glitterjas. Daarnaast staan we ook nog eens helemaal achteraan en is er geen doorkomen aan dus hoewel ik weet dat het heiligschennis is zie ik deze show niet af.

We gaan eens in de Hall Of Fame kijken. Daar gaat Haatdrager zo aan hun show beginnen. Haatdrager is een projectje van studenten van het Eindhovense Rockinstituut. Een onderdeel van die muziekopleiding is The Metal Factory en die werken nu dus al drie jaar samen met Roadburn om daar ieder jaar iets neer te zetten. De kweekvijver-functie zeg maar. Dit is voor sommige mensen reden om hier schamper over te doen. Want bandjes, die worden toch gewoon gevormd door vrienden en leren het vak met vallen en opstaan? En heavy muziek, dat komt toch gewoon van de straat? Het zal allemaal wel. Zeker, genoeg praktijkvoorbeelden om aan te tonen dat geprefabriceerde bandjes negen van de tien keer zum kotzen zijn maar anderzijds, de Sex Pistols waren dat goed beschouwd ook, een geprefabriceerd bandje. En van dat ‘vroeger-was-alles-beter’-gezwam word ik persoonlijk ook niet heel vrolijk. Dus besluit ik om deze jongelui gewoon een kans te geven, ook omdat de beschrijving nieuwsgierig maakte.

En dat valt bepaald niet tegen. Met zes man en één vrouw sterk is het podium goed gevuld. Haatdrager combineert zompige sludge met elementen van Nederlandstalige hiphop. Je zou ze kunnen omschrijven als een soort Rage Against The Machine voorzien van een gezonde dosis Godflesh. Gierende synthesizers vormen een prettig contrast met de dikke gitaarmuren. Hier en daar een goed geplaatste tempoversnelling doet de rest. Dat ik van het geschreeuw en gerap van frontvrouw Roos Woertman amper iets versta (“mensen zien me staan/en weten dat ik me niet schaam” - ofzoiets) mag de pret niet drukken. Als er sprake is van plankenkoorts bij dit jonge gezelschap dan heeft ondergetekende daar niets van gemerkt. Ze zetten hier een zeer overtuigende set neer. Roadburn-baas Walter moest naar eigen zeggen huilen toen hij voor het eerste hoorde wat ze in elkaar gezet hadden. Ik denk niet dat dit tranen van ontroering waren, want er is niets ontroerends aan de muziek van Haatdrager. Ik vermoed dat dit vooral gekomen moet zijn doordat deze jongelui het zo goed begrepen hebben. Ik weet niet of Haatdrager een blijvend dingetje gaat zijn maar zo ja, dan hebben we er in Nederland in potentie een leuke club- en festival-act bij.

Na even iets te hebben gedaan aan de inwendige mens begeven we ons naar de Next Stage waar weer een damestrio zo aan hun set gaat beginnen. Het betreft hier de Welshe heksjes Tristwch y Fenywod hetgeen zoveel betekent als ‘het verdriet van vrouwen’. De band beschikt over een bassiste en een drumster en zangeres Gwretsien Ferch Lisbeth bespeelt een zither. Een instrument dat sommigen alhier wellicht zullen kennen als een Nepenenoyka of Russische tafelharp. Die kon je vroeger in elke speelgoedwinkel kopen en volgens mij hebben wij er ook nog een op zolder liggen. Slecht is hun muziek zeker niet. Het drumwerk is rudimentair, de bas galmend en zoals vrouwlief terecht opmerkt is de muziek behoorlijk schatplichtig aan het vroege werk van The Cure en Siouxsie & The Banshees. Wel merk ik dat het gebrek aan dynamiek en de eenvormigheid van het geluid me op den duur gaat tegenstaan. Vooral de snerpende klank van die zither is hier debet aan, na verloop van tijd gaat die bij mij echt ongemakkelijk in het gehoor liggen. De zaal kijkt gebiologeerd toe en vrouwlief vindt het ook mooi dus het zal ongetwijfeld aan mij liggen maar ik ga dit niet volhouden. Ik besluit me in de zaal alvast te posteren voor de set van Sumac & Moor Mother.

Stellen dat dichteres en woordkunstenares Camae Ayewa alias Moor Mother nogal productief is zou een understatement van jewelste zijn. De eerste keer dat ik met haar in aanraking kwam was tijdens een show van NAH, een drummer die met behulp van zijn drums en allerhande sample-apparatuur en sensortechnologie een soort eenmanspunkband vormt. Halverwege dat optreden stond er ineens een donkere mevrouw met enorme dreadlocks naast hem op het podium die “let’s fuckin’ do this!” riep, daar twee minuten volkomen Iggy Pop ging om vervolgens een snoekduik in het publiek te nemen en de rest van de avond spoorloos te verdwijnen. Dat bleek dus Moor Mother te zijn. Naast muziek onder haar eigen naam en als de helft van het duo 700 Bliss is ze ook nog lid van het freejazz-ensemble Irreversible Entanglements en is ze ook nog te horen op platen van zulke uiteenlopende artiesten als Show Me The Body, Eartheater en The Art Ensemble of Chicago. Ze stond trouwens al eens eerder op Roadburn met Zonal. En nu heeft ze dus een plaat opgenomen met SUMAC, en da’s dan weer de band van Aaron Turner, bekend van bands als Isis en Old Man Gloom en dus best wel een soort van grootheid in de Roadburn-wereld.

Dus als deze twee giganten samen iets maken dan moet dat ook wel iets gigantisch zijn, toch? Nou, ook dat is een understatement. Bij het tweede nummer merk ik dat combinatie van de traag slepende edoch melodieuze sludge-muren en de bezwerende, haast mantra-achtige voordracht van Moor Mother een vreemd soort ontroering bij me teweeg brengt. Als ik na een korte sanitaire stop terugkeer zit ook vrouwlief in tranen. “Moor Mother is mijn nieuwe totemdier” is haar commentaar en maakt de vergelijking met Anne Clark, één van haar tieneridolen. Die link had ik nog niet gelegd maar inderdaad, het maakt wel sense. “We had meaning!” roept Moor Mother met iets dat op vertwijfeling lijkt. Het is hartverscheurend en magisch. Het speciale soort magie dat echt alleen op Roadburn voorkomt. Hoogtepunt van de dag en de plaat is reeds besteld.

We blijven in de grote zaal voor de set van ØXN, en dat is dan weer de andere band van Lankum’s Radie Peat. Zo’n emotioneel hoogtepunt als de show van Lankum vorig jaar wordt dit niet. Daar is de muziek van ØXN dan weer net iets te duister voor. Onmiskenbaar folk maar dan wel van het experimentele soort, met industriële en triphopperige elementen in het geluid. En meer horror vooral. Lankum is natuurlijk al geen vrolijke muziek maar de horror die daar alleen nog maar gesuggereerd wordt vormt de hoofdmoot bij ØXN. Het zou een goeie soundtrack zijn bij een film over bloedoffers en duistere rituelen bij maanlicht. Je zou bijna vergeten dat de muziek van ØXN ook gewoon erg mooi is. Ik moest met momenten gewoon een beetje aan Portishead denken, maar dan de plattelandsversie.

Terwijl vrouwlief richting The Engine Room vertrekt voor de show van Doodseskader blijf ik hangen in de grote zaal. Ik ben namelijk erg benieuwd naar wat Altın Gün gaat doen. Naar verluidt is Roadburn-baas Walter al vijf jaar bezig ze naar Roadburn te halen maar wilde de band tot voor kort zelf nooit omdat ze dachten dat Roadburn niet het juiste festival voor ze zou zijn. Ergens wel te begrijpen. Het herinterpreteren van Turkse traditionals is natuurlijk niet het eerste waar men aan denkt bij een festival als Roadburn. Aan de andere kant, klassieke Turkse psychedelica van artiesten als Erkin Koray wordt ook door een deel van het Roadburn-publiek erg gewaardeerd en goed beschouwd is het niet zo’n heel grote stap van Altın Gün naar bijvoorbeeld een klassieke Roadburn-band als Colour Haze. Altın Gün is wel wat funkier en lichtvoetiger. Goed, wat voor stickertje men er ook op wenst te plakken, het Roadburn-publiek vreet Altın Gün als de spreekwoordelijke zoete koek. Op zeker moment staat iedereen om me heen met de heupen te wiegen. Zelf voel ik me niet zo danserig dus besluit ik me naar de bovenste trappen van de 013 te begeven en het gebeuren eens van bovenaf te bekijken. Altın Gün speelt zijn funky psychedelische grooverock en de hele zaal is een kolkend, dansend organisme. Erg leuk om te zien. Roadburn en Altın Gün blijkt een gouden combinatie. Hopelijk opent dit de deur naar nog meer niet-westerse psychedelica.

We sluiten het live-gedeelte in de grote zaal af met Chat Pile. Die hebben natuurlijk een nieuwe plaat uit en daarmee ook wat nieuw songmateriaal. Verder voelt de set van Chat Pile vooral vertrouwd aan. Ze spelen nog steeds een slepend soort vuilnisbakkenrock, frontman Raygun Busch ijsbeert rond op het podium als die ene licht benevelde buurman die je het liefst maar uit de weg gaat en oreert tussen de nummers door over boeken die we moeten lezen, filmregisseurs wiens werk we moeten bekijken en onrecht in de wereld waar we ons iets van aan moeten trekken. En natuurlijk spreekt hij zijn steun uit aan de mensen in Gaza. De muziek van Chat Pile mag dan lomp en horkerig zijn, van onverschilligheid kan je ze niet betichten.

Het wordt tijd om af te ronden voor vandaag. In de foyer pakken we nog een stukje afterparty mee. We komen binnen met I Got 5 On It van Luniz. Da’s nog wel een lekker nummer maar het wordt direct gevolgd door Club Tropicana van Wham! Moet dit nou echt? Gelukkig gaat de playlist hierna alle kanten op en wordt er af en toe ook fijn gerockt. The Hives, Iggy Pop, The Beastie Boys, lekker hoor. Bij Whiplash van Metallica komen de luchtgitaren tevoorschijn en raak ik op de dansvloer aan de praat met een Ier. Bijzonder toch, dat dit soort momenten altijd plaatsvindt als er ouwe metal gedraaid wordt. Hoe dan ook, het is allemaal erg gezellig maar we hebben afgesproken morgen pas stuk te gaan dus op tijd naar ons hotelletje it is. Morgen is er immers weer een dag.

En morgen, dan beleven we het absolute hoogtepunt van het festival en leren we hoe je ravioli maakt.


Over lichaamssappen en de beste muziek van het jaar

  Goed, op de boekensite Goodreads zat ik dus een beetje te grasduinen door een lijst getiteld  Quality Dark Fiction en daarin kwam ik onde...