dinsdag 10 mei 2022

ROADBURN Dag 3

 

                    Jo Quail (foto: Niels Vinck)
 

We zijn dusdanig brak na de overigens zeer geslaagde Roadburn-vrijdag dat we na het ontbijt besluiten nog even terug te duiken in ons comfortabele hotelbedje. Hierdoor missen we helaas wel Midwife en Divide & Dissolve maar gelukkig staat er vandaag nog meer moois op het program.

Zo moesten en zouden we Jo Quail zien aangezien we erg gecharmeerd waren van haar bijdrage aan Roadburn Redux. Evenals bij Diamanda Galás een paar jaar geleden was de bar nu gesloten teneinde storende bijgeluiden zoveel mogelijk te beperken. Mevrouw Quail heeft voor haar commissioned piece getiteld The Cartographer een compleet orkest inclusief dirigent plus een zanger en zangeres meegenomen. Jazeker, gewoon een neo-klassiek stuk op Roadburn, nergens een band of gitaar te bekennen. En het werkt nog ook. Men is respectvol stil en maar zeer weinig mensen besluiten de zaal te verlaten. Ook wij blijven tot het einde toe kijken en met momenten is het prachtig wat er gebeurt, maar ik kan niet zeggen dat het complete werkstuk (want dat is het) me van begin tot eind helemaal kan boeien. Volgens mij zou dit nog veel beter tot zijn recht kunnen komen als het een zittend concert was, maar hoewel ik weet dat 013 over deze faciliteiten beschikt (ooit een zittend concert van Tindersticks bezocht) snap ik ook wel dat dit in een festivalsetting lastig te realiseren is. Hetgeen niet wegneemt dat volgens mij sommige muziek gewoon niet bedoeld is om staand beluisterd te worden


Årabrot (foto: Paul Verhagen)
 
We besluiten nog wat aan de inwendige mens te doen, de merch-stalletjes nog eens uit te checken en wat mee te pikken van het lekkere en oerdegelijke Hangman’s Chair. Eén van de bands waar we vandaag echter het meest naar hebben uitgekeken is het Noorse Årabrot in de Next Stage. Ze stonden een paar jaar geleden al op Roadburn maar toen konden ze ons op de één of andere manier net niet helemaal overtuigen. We draaien ze thuis echter dusdanig vaak dat we onszelf best ‘fan’ durven te noemen dus we geven ze graag nog een kans. Het was misschien niet zo’n goed idee om zo vroeg aanwezig te zijn dat we de soundcheck nog meemaken. Frontman Kjetil Nernes oogt zonder zijn karakteristieke Quakerhoed toch een stuk minder imponerend. Als ze eenmaal aan hun show beginnen is hij echter weer in vol angstaanjagend ornaat en ondanks wat geluidsissues van zangeres/toetseniste Karin Park wordt dit een zeer indrukwekkende show. Zodra Kjetil met snerpende stem als een waanzinnige mad preacher de ronduit furieuze gospelversie van Sinnerman inzet geeft hij zelfs stijlgenoten als Nick Cave, Michael Gira en David Eugene Edwards even het nakijken. Prachtshow! Hoogtepunt van de dag! Nu al!

Omdat ik de volgende band in de Next Stage ook wil zien besluit ik in de buurt te blijven en een stukje mee te pakken van Liturgy die in de grote zaal hun plaat H.A.Q.Q. integraal uitvoeren. Liturgy is m.n. bij puristisch ingestelde black metal-liefhebbers een behoorlijk gehate band vanwege de nogal eigenzinnige kijk die bandleidster Hunter-Hunt Hendrix op het genre heeft. Mij boeit dat allemaal weinig, ik vind H.A.Q.Q. gewoon een uitzonderlijk mooie plaat, en als je er met een genre-bril naar kijkt nauwelijks black metal te noemen bovendien dus die blekkies moeten volgens mij gewoon niet zo moeilijk doen. Mocht Philip Glass ooit de aanvechting krijgen om  eens een harde plaat uit te brengen (gaat natuurlijk nooit gebeuren) dan zou het resultaat volgens mij best wel eens kunnen klinken als H.A.Q.Q. We krijgen vandaag echter wel de ‘kale’ versie voorgeschoteld, dus zonder strijkers, piano, harp, glockenspiel en ander exotisch instrumentarium dat van H.A.Q.Q. zo’n bijzondere luisterervaring maakt. Het maakt sommige passages nagenoeg onherkenbaar, en Hunter-Hunt Hendrix’ stem is sinds haar transitie ook nogal de hoogte ingegaan en heeft een wat snerpender karakter gekregen. Al met al een wat ongemakkelijke ervaring maar Liturgy zal later nog een keer terugkomen.

In de Next Stage is ondertussen het Britse Five The Hierophant aan zijn set begonnen. Een band waar ik niet bekend mee ben maar de omschrijving ‘doom-jazz-drone-hybrid’ maakt dat ik er nogal wat van verwacht. Krijgen we nu John Zorn-iaanse taferelen? Black Sabbath in een woeste paringsdans met Pharoah Sanders? Zou ‘t? Nu ja, die verwachting wordt niet waargemaakt. Dit is gewoon instrumentale doom met monnikspijen en een saxofoon. Er is door de jaren heen vaak gezeurd dat Roadburn zoveel verandert qua programmering maar deze band had probleemloos op elke editie gepast die ik ooit bezocht heb. Dus nee, heel erg spannend of innovatief is het allemaal niet maar ook zeker niet vervelend. Sterker nog, hun muziek is eigenlijk best lekker en ik zie de hele show dan ook gewoon af en vermaak me prima. Vrouwlief is minder enthousiast en vertrekt richting Spoorzone, eigenlijk om Kælan Mikla te gaan zien maar even later stuurt ze een berichtje dat ze een hevige migraine-aanval heeft en terugkeert naar het hotel.

Na haar uitgezwaaid te hebben met het verzoek me even te appen zodra ze in het hotel is aangekomen begeef ik me wederom richting 013 en pak daar een deel van de show van Slift mee, die zich voor de gelegenheid laten vergezellen door synthesizerspeler/saxofonist Pierre Jaumet. Ik had van vrienden al te horen gekregen dat Slift zo’n goeie band was en inderdaad, er wordt hier op behoorlijk niveau gemusiceerd. Mijn prioriteit ligt echter wederom bij de Next Stage waar The Holy Family aan zijn set gaat beginnen. The Holy Family is het project van een zekere David J. Smith die zich hier gehuld in zonnebril en kofia-hoedje knusjes in het midden van het podium posteert, omringd door een batterij bongo’s en tabla’s en weer daaromheen zijn begeleidingsband waarin we ook Kavus Torabi aantreffen (die een paar jaar geleden nog op Roadburn stond met Gong en nog een honderdtal andere bands en projecten op zijn naam heeft). Ik schreef in een eerder blogje al dat ik erg gecharmeerd was van hun titelloze debuutplaat en ook hier stellen ze niet teleur. Tussen hun psychedelische en ritualistisch aandoende zweefkezenfolk ontwaart men af en toe zowaar de contouren van een heus liedje.  De link met The Wicker Man (1973) is al snel gelegd maar het geheel doet eigenlijk meer vrolijk aan dan creepy.
 
                Duma (foto: Peter Troest)
 
In de Spoorzone pak ik nog een staartje mee van het Indonesische duo Senyawa en concludeer ik wederom het jammer te vinden dat je op een festival als Roadburn onmogelijk alles kunt zien. Senyawa bestaat uit een stemkunstenaar en een meneer die een instrument bespeelt dat het midden houdt tussen een pedal steel en een hakkebord. De muziek die ze voortbrengen is ontegenzeglijk heavy en duister maar wat het zo bijzonder maakt is dat het eigenlijk helemaal niet binnen het rock- of metal-idioom valt. Stiekem hoop ik al jaren op meer niet-westerse klanken op Roadburn. Volgens mij bestaat er in Afrika en Azië een hoop mooie en interessante muziek die voor Roadburn en de gemiddelde bezoeker ervan nog onontgonnen gebied is. De heavy muziek van de toekomst? Het zou zomaar eens kunnen. Ik hoop dat Senyawa nog een keertje in de herkansing mag.

De band waar ik eigenlijk voor naar de Spoorzone ben gekomen is ook al zo’n tropische verrassing. Met het uit Nairobi afkomstige Duma mag Roadburn (volgens mij) zijn eerste Afrikaanse band verwelkomen. Duma’s elektronische grindcore springt, stuitert en buitelt van de hak op de tak en is hierdoor bepaald geen licht verteerbare kost. Pas als het tempo wat omlaag gaat valt er iets van een hook in hun muziek te ontwaren, al wordt dat gebrek aan houvast wel enigszins gecompenseerd door frontman Lord Spikeheart die in zijn hagelwitte trainingspak als een op hol geslagen Duracell-konijn alle hoeken van het podium verkent. De moshpit is er ook niet minder om, zijn enthousiasme lijkt over te slaan op het publiek. Zelf zou ik hier eerder de kwalificatie interessant dan echt goed aan geven.

 
            Kanga (foto: Peter Troest)
 

Ik besluit nog even een kijkje in de 013 te nemen. Daar kom ik één van de geluidsmensen tegen die ik nog ken uit mijn programmeursdagen en samen kijken we naar de set van Full Of Hell met Nothing. Hij vindt ’t erg mooi, ik vind ’t zeker niet slecht maar zelf zie ik Full Of Hell liever in hun gierend-door-de-bocht-modus. In de Next Stage kijk ik nog een stukje van de show van popzangeres Kanga. Er heeft natuurlijk wel vaker muziek op Roadburn gestaan die je als ‘pop’ zou kunnen kwalificeren maar lichtvoetig kun je de klanken van (laten we zeggen) Kælan Mikla (ook op deze editie) of Zola Jesus nou niet bepaald noemen. Nu ben ik niet heel erg bekend met het werk van Kanga maar wat we het podium zien is dat ze de muziek op haar keyboard aanzet en dan vervolgens zingend en dansend in een soort-van-broekpak haar ding vooraan op het podium doet. Het doet vreemd retro-futuristisch aan en ik moet op de een of andere manier een beetje denken aan het soort van popgroep die je vroeger wel eens in scifi-series zag. Gaat Roadburn er over 10 jaar zo uitzien? Ach, waarom ook niet. Terwijl voor het podium de handjes in de lucht gaan staan er achter in de zaal enkele verstokte rockers met zichtbare verwarring op hun gezicht te kijken naar wat hier nu toch allemaal gaande is. Kanga’s licht industrieel aandoende synthpop is zeker niet vervelend om naar te luisteren en vormt een aanloop naar wat men The Night of Roadburn noemt, waarbij ene Jameszoo tot 4 uur ’s nacht een DJ-set zal verzorgen. Ik besluit echter dat ik na alle muzikale zwaarte van vandaag geen zin meer heb om te dansen. Ik wil naar het hotel en naar m’n vrouw en de opgedane prikkels van vandaag verwerken.

Misschien had ik bij nader inzien toch beter in de 013 kunnen blijven. In de bus besluit één of andere funny Irishman dat het een goed idee is om zijn nu-metal-playlistje op zijn telefoon af te spelen en deze ook mee te zingen, dit tot grote hilariteit van zijn vriendin en nog een passagier. En verder niemand. Terwijl hij giebelend meekweelt met Linkin Park, Korn en andere artiesten die je nou juist niet op Roadburn zou willen horen (nou ja, ik niet) kijken ik en de drie medeburners waar ik een compartiment mee deel elkaar af en toe meewarig hoofdschuddend aan (“why?”) maar laten het er verder bij. Alleen het meisje dat voor de lollige Ier zit zegt hem vriendelijk doch duidelijk dat hij weliswaar een lovely voice heeft maar of hij alsjeblieft niet steeds tegen haar stoel wil schoppen. In het hotel bij de lift zegt hij bijna trots: “Yeah, that was the most annoying bus ride ever. And it was all thanks to me”. Hij wordt door iedereen goedmoedig genegeerd. Tsja, ook dat is Roadburn hè. Iets of iemand kan nog zo irritant zijn, ruzie maken doen we natuurlijk niet.

In het volgende en laatste deel van dit feuilleton: Nog meer toeters, tepels, lampjes en de geest van Black Sabbath...


 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

De wenteltrap zag eruit als de kont van een robot: Een blogje over spannende boeken

  Elk jaar kijk ik er weer naar uit, de Detective- en Thrillergids van Vrij Nederland. Als iemand die opgegroeid is met de boeken van James ...