De zaterdag is aangebroken en er staan veel dingen aangevinkt in de Timesquare-app. Het eerste wat vrouwlief en ik dus doen is een fiets huren. We gaan op het festivalterrein natuurlijk weer aardig wat stappen zetten en hebben al bijna geen voeten meer over dus die 2,2 kilometer heen en terug tussen camping en festival is eigenlijk net iets teveel om lopend te doen. Zo gezegd zo gedaan en we zijn dus mooi op tijd voor Pupil Slicer in The Engine Room. Ik kan dit soort klereherrie doorgaans erg goed hebben en het begint ook best sterk maar daarna, ik weet ’t niet, is het ’t vroege tijdstip? Ben ik verwend vanwege de geweldige shows die ik ooit al zag van enigszins verwante bands als o.a. Converge en Une Misère? Is het de vloekende, wel erg nadrukkelijk om publieksparticipatie vragende bassist? Ik kan er de vinger niet goed op leggen maar hun stuitercore kan mijn aandacht niet zo vasthouden en ik besluit dan ook mijn heil een zaaltje verder te zoeken. Daar begint even later KEN Mode aan hun set en dat bevalt me gelijk een stuk beter. Ook deze Canadezen grossieren in gruizigheid maar doen af en toe net even dat dreigende stapje terug. “Ja, DIT is grotemensenmuziek”, is de gedachte die bij me opkomt. Fijne band en de kop is er weer af voor vandaag.
In de grote zaal begint vervolgens het commissioned project van DUMA & Deafkids. Afzonderlijk erg interessante bands dus ik heb hier wel wat verwachtingen van. Die worden helaas niet waargemaakt. De combi van dub, sambaritmes en met effecten vervormde bromvocalen doen mij afvragen wanneer ze nou eens klaar zijn met het intro, en dan daalt langzaam maar zeker het besef in dat ik gewoon al naar de show aan het kijken ben. Dit is wat het is. Een groot deel van de zaal blijft volkomen gebiologeerd naar het podium staren dus ik hou zeker rekening met de mogelijkheid dat ik er gewoon wel geen reet van zal snappen maar dat boeit me nu eventjes geen ene fluit. Ik ga wat eten. Chat Pile gaat immers zo aan hun set beginnen.
Chat Pile is één van de meest onwaarschijnlijke
succesverhalen in de muziekwereld van de laatste tijd. Heel toegankelijk of gezellig
is hun muziek niet. Volgens sommige critici zou het hier ‘hedendaagse nu-metal’
betreffen, maar dat hoor ik er persoonlijk helemaal niet in. Wat Chat Pile doet
staat mijlenver af van de gladjes geproduceerde en m.i. nogal puberale boosdoenerij
van een Korn of een Slipknot. Ik zou ze muzikaal dan eerder
grofweg in de hoek van The Jesus Lizard, Black Helicopter of Helmet
plaatsen. Op hun magistrale debuut God’s Country doet frontman Raygun
Busch verslag van al het lelijks dat hij om zich heen ziet (drugs, geweld,
dakloosheid) en hij doet dit als een soort reutelende voordrachtskunstenaar op
een bedje van kakofonische noise-rock. Hun live-show trekt dat beeld door. De
backdrop is een foto van een auto die door de gevel van een woonhuis is heengereden.
De besnorde en bebierbuikte Raygun Busch loopt in niets meer dan een pyamabroek
met opgetrokken pijpen over het podium ijsberend zijn teksten te mompelzingen.
Hij klinkt en oogt een beetje als die ene boze, ietwat verwarde buurman met een
slokje teveel op, al wil hij ondertussen ook laten zien dat hij heus geen domme
jongen is door het tussen de nummers door over de films van Paul Verhoeven en
Toni Morrison’s magistrale roman Beloved te hebben. Niet iedereen is
gecharmeerd van zijn quasi-apathische presentatie maar voor mij persoonlijk
maakt dit juist het totaalplaatje kloppend. Dit is een fijn bandje, en ‘achterbuurtrock’
is bij deze wat mij betreft een heus genre.
Dan als een speer naar The Engine Room voor High Vis. Die touren tegenwoordig door Amerika en staan op allerlei grote festivals dus we hadden voor deze niet heel grote zaal wel een enorme rij verwacht maar dat valt alleszins mee. Tegen de tijd dat de band het podium betreedt is de zaal echter meer dan aardig gevuld. Zanger Graham Sayles oogt in zijn trainingspak met ketting als een typisch Britse hooligan en lijkt een beetje beduusd van al die mensen die voor zijn bandje zijn gekomen. “We’re not a doom band”, grapt hij alvorens de band het eerste nummer inzet. We staan op zich lekker vooraan maar moeten al heel snel diverse stapjes opzij doen omdat de grootste pit die we tot dan toe op het festival gezien hebben losbarst. Er wordt gepogood en gecrowdsurfd als een malle en vrouwlief kan ternauwernood een nogal zwaarlijvig ogende stagediver ontwijken die rechtstreeks haar kant op komt. Grappig detail bij al dit dansvloergeweld is dat de muziek van High Vis weinig tot niets met hardcore of metal van doen heeft. Ze klinken eerder als een gespierde liefdesbaby van Oasis en The Happy Mondays, al zie ik Liam Gallagher of Shaun Ryder niet zulke energieke luchtsprongetjes maken als deze sympathieke en goedgebekte frontman. Een erg goeie en energieke show van een band waar we hopelijk meer van gaan horen, en tevens het bewijs dat genre-aanduidingen er steeds minder toe doen.
In de grote zaal gaat zo de show van Cave In beginnen maar ik wil heel graag een stukje van de show van Broeder Dieleman zien. Ik ken Tonnie (zoals Broeder Dieleman eigenlijk van voren heet) een beetje uit de tijd dat we allebei nog programmeur waren (hij bij De Spot in Middelburg en ik bij ’t Beest in Goes) en ben erg benieuwd hoe zijn melancholische mijmerfolk het gaat doen op Roadburn. Als hij openingsnummer Wijzang inzet gebeurt er iets onverwachts. Ik voel dat ik een brok in m’n keel krijg en dat mijn ogen vochtig worden. Wat maakt die Zeeuws-Vlaamse modderfokker me nou? Sta ik hier door zijn schuld nou gewoon een ordinair potje te grienen? Bastard! Nee serieus, het is gewoon oprecht mooi en ontroerend wat hier neergezet wordt. En met momenten ook erg grappig, vooral omdat Broeder Dieleman zich niets aantrekt van het internationale karakter van Roadburn en gewoon stug alles in het Nederlands aankondigt. Zodra hij de strijkstok ter hand neemt om zijn banjosnaren te beroeren krijgt het geheel ook een prettig psychedelisch karakter. Al met al een meer dan aangename verrassing, deze show van Broeder Dieleman. Jammer dat ik ‘m niet helemaal tot het einde kan zien omdat in de grote zaal zo Cave In aan z’n show gaat beginnen.
De show die Cave In vandaag gaat spelen is Interstellar Mixtape gedoopt en zal volgens frontman Stephen Brodsky bestaan uit wat cover songs, een paar deep cuts en ook nog een paar nummers van Cave In zelf. Ik moet zeggen dat ik niet alles herkende. Zo begonnen ze met een cover van The Cure, iets waar vrouwlief me achteraf op moest attenderen maar goed, zij is dan ook groot The Cure-fan. Van de eigen nummers herkende ik er wel een paar, alsook I Luv I Jah, een reggae-nummer van Bad Brains dat voor de gelegenheid wordt omgebouwd tot een sfeervolle psychedelische rocker. Maakt ook allemaal niet uit, hoewel Cave In al heel wat jaartjes bezig is zijn ze wat mij betreft één van de betere rockbands van dit moment. Ik zie erg uit naar hun Heavy Pendulum-set morgen.
We besluiten om in de grote zaal te blijven. Ik verheugde me bij de wegens covid gecancelde 2020-editie al op de show van Boy Harsher dus ik ben blij dat ik ze nu eindelijk eens in het echt ga zien. Wel besluiten we om ons wat meer achter de mengtafel te begeven. We hebben het staan tussen de kolkende mensenmassa’s nu wel even gehad en een beetje totaaloverzicht vanaf de trap is ook wel eens leuk. Het duo Jae Matthews and Augustus Muller betreedt het podium en nadat eerstgenoemde de zaal eraan herinnert dat ze wel een dance-act zijn en dat er dus wel gedanst dient te worden kan het feest beginnen. Of nou ja, ‘feest’? Wat Boy Harsher doet is zeker aanstekelijk en dansbaar maar ook donker en zwartgallig. Kijkend over de dansende, stomende massa waan ik me in een nachtclubscene uit Blade Runner. Er zijn elders ook interessante bands bezig. Een zaaltje verder speelt Iron Jinn maar die heb ik al gezien op Complexity Fest. En Show Me The Body die zo in The Engine Room aan hun set gaan beginnen lijken me ook interessant maar nee, ik heb het teveel naar m’n zin op dit dystopische dansfeestje. En dan ook nog een cover van Chris Isaak’s klassieker Wicked Game, wat wil een mens nog meer?
Geen enkele Roadburn is compleet zonder een afterparty in de foyer. Wel jammer dat de metal disco van weleer tegenwoordig een daadwerkelijke disco is geworden. Nu beschouw ik mezelf als redelijk ruimdenkend, en nummers als Donna Summer’s I Feel Love en DJ Kool’s Let Me Clear My Throat zijn wat mij betreft tijdloze klassiekers die op elk feestje kunnen. Boney M of Baccara zijn dan echter aan mij persoonlijk weer wat minder besteed. Maar ach, het is verder gezellig, de biertjes vloeien rijkelijk en het is een mooie gelegenheid om bij te kletsen met oude bekenden, nieuwe mensen te leren kennen en ook zoals ieder jaar weer een praatje te maken met Roadburn-baas Walter en hem te bedanken voor de fantastische editie die hij weer in elkaar gedraaid heeft. We verlaten het feestje echter voortijdig. De voormalige afterburner is inmiddels ook een volwaardige festivaldag en er staan voor morgen ook weer de nodige mooie dingen geprogrammeerd.
In het volgende en laatste deel van ons feuilleton gaan we het hebben over hoge pieken, diepe dalen, schuiftrombones en zuchtmeisjes.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten