zondag 5 mei 2024

Roadburn 2024 Dag 4

 

(foto: Jurgen van Hest)

De laatste dag is aangebroken. We hebben er al drie drukke dagen op zitten dus vandaag doen we het rustig aan. Zelfs het jaarlijkse praatje van Roadburn-baas Walter sla ik  vandaag even over. Ik ben altijd benieuwd hoe iedere editie tot stand is gekomen en wat ze eventueel voor volgend jaar weer in petto hebben maar ik vertrouw erop dat dat me op één of andere manier wel ter ore zal komen. Nee, vandaag ga ik iets doen wat ik op deze editie nog niet gedaan heb: Plaatjes shoppen.

In de nabijgelegen zaal The Terminal begint ondertussen een bandje aan hun set. “Hey, dat klinkt als die muziek van jou”, zeg ik tegen vrouwlief. Is een beetje een running gag tussen ons, iets wat ik tegen vrouwlief zeg als ik iets new waverigs hoor, en zij tegen mij als ze iets heavy metaligs hoort. Kennelijk heb ik het wel bij het rechte eind want vrouwlief begeeft zich richting zaal. Het bandje in kwestie is Laster die hun laatste plaat Andermans Mijne integraal spelen. Zodra ik ben uitgeshopt voeg ik me bij haar voor het staartje van de show. We hebben Laster al eerder gezien op Roadburn en ze zijn ook goed vertegenwoordigd in de platenkast. Meer nog dan op hun vorige plaat Het Wassen Oog is Laster de black metal voorbij. Zeker, er komt nog wel eens een blastbeatje voorbij, maar het is ook dansbaar en post-punkerig. Hier en daar een beetje jazzy zelfs. Vrouwlief begeeft zich na afloop richting Laster’s merch stand. Ik ben vandaag niet de enige die plaatjes koopt.

Op de Main Stage gaat Die Wilde Jagd zo aan z’n commissioned project beginnen. De titel ervan is Lux Tenera – A Rite To Joy en is een samenwerking met Het Metropole Orkest. Het Metropole Orkest stond in 2019 al eens op Roadburn, toen samen met Triptykon. Dat was zeker niet slecht, al was het verschil tussen de klassiek geschoolde musici en de autodidacte metalmuzikanten af en toe wel pijnlijk hoorbaar. Ik verwacht meer van deze samenwerking omdat ik denk dat de minimalistische benadering van Die Wilde Jagd a.k.a. Sebastian Lee Philip zich wel eens heel goed zou kunnen lenen voor een orkestraal arrangement. Die verwachting wordt meer dan waargemaakt. Het werkelijk ramvolle podium wordt geflankeerd door twee gigantische rode trommels die op den duur ook gebruikt zullen gaan worden. Het is moeilijk te omschrijven wat er allemaal gebeurt bij dit stuk omdat er een heleboel verschillende registers bespeeld worden. Van Sebastian Lee Philip himself die samen met een gastzanger een soort van popliedje op zijn gitaar speelt waarbij het orkest zich stapsgewijs bij hem voegt tot een zwierig arrangement met strijkers en blazers dat langzaam maar zeker aangevuld wordt met een groovende funkbeat, om nog maar te zwijgen van de meneer die vanuit het publiek het podium komt opgelopen, spelend op een carnyx. Het is te veel om op te noemen eigenlijk. Ik heb onvoldoende referentiekader qua orkestrale muziek om dit in enige hoek te kunnen plaatsen. Het doet me denken aan Moondog’s titelloze plaat uit 1969 en de soundtracks van John Williams. Vrouwlief trekt de vergelijking met een concert van Blixa Bargeld & Teho Teardo dat we ooit samen bezochten. Ik kan alleen maar zeggen dat hier Kunst met een grote K bedreven wordt. Lankum gisteren had een diepere emotionele lading voor me maar ik kan mijn oordeel natuurlijk niet alleen laten afhangen van mijn overgevoelige traanbuizen. Dit is het meest bijzondere dat ik dit weekend gezien heb en ik roep dit dan ook uit tot het officiële hoogtepunt van Roadburn 2024. En ik hoop echt dat het op plaat gaat verschijnen.

Van een heel andere orde is Devil Master die zo in The Terminal gaan spelen. We weten inmiddels dat de harde bandjes nog steeds het meest in trek zijn op Roadburn dus we zorgen dat we er op tijd zijn en jawel hoor, achter ons begint zich alweer een gigantische rij te vormen. Het duurt nog even voor de zaal opengaat dus terwijl vrouwlief ons plekje bezet houdt haal ik bij de nabijgelegen Safraan Karavaan wat gezonds te eten voor ons. Dat wacht toch een stuk lekkerder. En dan gaat de zaal open. Op het podium is de backline behangen met beeltenissen van duivelskoppen. Voor het podium ontwaren we wat bezoekers die zich voor de gelegenheid hebben uitgedost met heksenhoedjes uit de feestwinkel. Devil Master betreedt het podium. De zingende bassist wordt geflankeerd door twee gitaristen gehuld in capes en rudimentaire corpsepaint. Muzikaal valt het in het hoekje te plaatsen van punkmetal a la Venom of Midnight. Of wellicht een garagerockversie van Tribulation, want door het wat blikkerige gitaargeluid heeft Devil Master ook een wat vreemd new wave-achtig randje, al is dat op plaat beter te horen dan live. Het zijn echter vooral de melodieuze gitaarriedeltjes bovenop de dikke Venom-riffs die het afmaken, en het allemaal heel catchy en vrolijk maken. Ja inderdaad, ik zei ‘vrolijk’, kan er niks aan doen. Ze kunnen het nog zo over The Vigour of Evil hebben en dat ze Enamoured in the Throes of Death zijn, een Devil Master-show is duidelijk vooral een feestje, de voetjes gaan van de vloer en de heksenhoedjes die we eerder gesignaleerd hebben kiezen al snel het luchtruim. Het zal wellicht niet de bedoeling zijn maar dit was gewoon een leuke show van een leuke band.

Omdat we niet weten hoe druk het gaat worden bij The Jesus and Mary Chain besluiten we om ons langzaam maar zeker richting de Main Stage te begeven. Onderweg socializen we wat met deze en gene en doen wat aan de inwendige mens. In de grote zaal is Grails inmiddels klaar met hun show dus nestelen we ons op de trap en vermaken ons met de playlist in aanloop van The Jesus and Mary Chain.

The Jesus and Mary Chain is een band waar ik niet echt een geschiedenis mee heb. Vrouwlief des te meer. Ik kende ze natuurlijk wel. Je kon er ook moeilijk omheen in de jaren 80, als je een beetje geïnteresseerd was in muziek die niet in de Top 40 stond. In mijn toenmalige stamkroeg De Pompe werden ze regelmatig gedraaid, en Reverence (U weet wel, waarin ze zingen: “I wanna die just like JFK, I wanna die in the USA”) vond ik serieus nog een goed nummer ook. Maar in de verzuilde jaren 80 was het voor dit jonge headbangertje toch vooral muziek van ‘dat andere kamp’, oftewel die jongens en meisjes met Robert Smith-haar en lange donkere jassen die altijd zo ernstig keken. Dat zich in datzelfde kamp mijn toekomstige vrouw bevond kon ik toen natuurlijk nog niet weten. De kampen tolereerden elkaar als we bandjes gingen kijken bij plaatselijk poppodium ’t Beest. De harde gitaren hadden we gemeen, alsook sommige bands (The Cult, The Sisters of Mercy, Fields of the Nephilim). Maar bands die zich lijzig en druilerig presenteerden, zonder stoere rockposes, verzuipend in een zee van fuzz waardoor je de riffs niet meer kon horen? Ik vond ’t maar moeilijk. En de wavers moesten waarschijnlijk op hun beurt weer niks hebben van het gebrul en de stoerdoenerij van de bandjes die ik leuk vond. Ja, het waren nog echt verschillende werelden in die tijd.

En nu zijn we bijna 40 jaar verder. The Jesus and Mary Chain heeft mijn platenkast nooit gehaald, totdat vrouwlief en ik besloten samen te gaan wonen en we onze muziekcollecties samenvoegden. En nu staat The Jesus and Mary Chain dus gewoon op Roadburn. Horen ze daar thuis? Roadburn-boekster Becky vond in ieder geval van wel en schreef een uitgebreide brief aan het management waarom dat volgens haar zo was. Waar veel Roadburn-bands de mosterd bij Black Sabbath halen is The Jesus and Mary Chain natuurlijk meer schatplichtig aan een andere heavy band (die lang niet altijd als zodanig gezien wordt) namelijk The Velvet Underground. Anderzijds spelen er op Roadburn al jaren tal van bands die hoorbaar beïnvloed zijn door het stofzuigergitaarwerk zoals gepionierd door The Jesus and Mary Chain (én Sonic Youth, én My Bloody Valentine). Dus ja, de cirkel is een soort van rond en wat mij betreft past The Jesus and Mary Chain prima op Roadburn.

(video: live maniacs)

The Jesus and Mary Chain anno 2024 is alleen nog maar de broertjes Jim en William Reid, begeleid door een groep huurlingen die ongetwijfeld geïnstrueerd zijn om niet te veel te bewegen. De heren zien er niet uit alsof ze er erg veel zin in hebben maar dat zegt in dit specifieke genre niet zoveel. De afgelopen dagen hebben we tal van bands gezien die Walter, Becky, Roadburn en ook het publiek uitgebreid bedankten. Dat zul je bij The Jesus and Mary Chain niet zien en dat zou ik persoonlijk ook vreemd vinden. Vrouwlief heeft ze al eerder aan het werk gezien en zegt dat de sporadische bedankjes die frontman Jim Reid na sommige applausjes mompelt al heel uitzonderlijk zijn. En ook dat ze deze show als ietwat routineus ervaart (“niks op aan te merken en dat is eigenlijk precies het probleem”). Ik ben echter een The Jesus and Mary Chain-novice en merk dat ik me prima vermaak. Onder de gruizige muur van noise bevinden zich heuse popliedjes en ik constateer dat ik er best nog aardig wat van ken ook. Vooral Just Like Honey is stiekem eigenlijk wel een heel mooi nummer. Er wordt afgesloten met het eerder genoemde Reverence. De laatste woorden van Jim Reid aan het publiek zijn: “Thank you all for showing up even though you didn’t have to”. Bijzonder. Wat zou hij er mee bedoeld hebben? We zullen het nooit weten. Als de lichten aangaan blijkt de zaal maar voor driekwart gevuld.

En dan gaan we afronden. In de Hall of Fame speelt Uboa. Die speelde gisteren The Origin Of My Depression en dat vind ik een mooie plaat maar helaas clashte deze show met iets anders. Mensen die er wel bij waren vertelden dat het dusdanig intens was dat ze zich eigenlijk een beetje zorgen maakten over haar geestelijke gesteldheid. Dat maakt nieuwsgierig maar goed, haar afsluitende show heet Calm Down dus dat zal wel van een heel andere orde zijn. En inderdaad, middenin de zaal gezeten omringd door haar apparatuur brengt ze voor haar afsluitende show vooral serene ambient-klanken en krakende noise voort. Kennelijk heeft ze de rust in zichzelf teruggevonden. Gelukkig maar. Wij gaan ook ons bedje opzoeken.

En dat is nu alweer twee weken geleden. Ik heb er ondertussen alweer diverse werkdagen op zitten en tussen de bedrijven door zit ik deze verslagjes te tikken. Heb veel mooie dingen gezien. En ook een paar dingen helaas niet gezien. Dat kan ook gewoon niet met zo’n overvol programma waarbij harde keuzes gemaakt moeten worden dus helaas, geen Tusmørke, geen Birds In Row, geen Hide, geen Neptunian Maximalism en geen The Bevis Frond. Ik werk er nog steeds hard aan, dat opsplitsen van mezelf, maar ’t is nog steeds niet gelukt.

Dat ik beide shows van Fluisteraars niet gezien heb vind ik achteraf wel jammer. Waarom weet ik eigenlijk niet. Hun plaat Bloem staat hier in de kast en die vind ik geweldig. Ook heb ik wederom niets gezien van de jazzprogrammering in Paradox. De dingen die ik het meest interessant vond clashten steeds met iets anders. Maar ’t is niet anders, spijt hep geen nut.

En voor het eerst in mijn persoonlijke Roadburn-geschiedenis ben ik op geen enkele afterparty geweest. Vroeger was dat voor mij de kers op de spreekwoordelijke taart, eerst de hele dag bandjes kijken, beetje ouwehoeren en dan na afloop lekker meelallen en luchtgitaar spelen op ouwe rock- en metalhits. Maar het festival is uit zijn voegen gegroeid. Geen kritiek maar een constatering. En in tegenstelling tot sommige oudgedienden vind ik dat het programma er door de muzikale verbreding juist heel erg op vooruit is gegaan en daar wil ik gewoon zoveel mogelijk van zien. Met als gevolg dat ik ’s avonds na al die afgelegde kilometers geen voeten meer over heb om te dansen. Ergens jammer, juist op de Roadburn-dansvloer heb ik veel mensen leren kennen.

Maar ach, dat sociale gedeelte zat verder wel snor. Zo heb ik nog even fijn met Raven van Dorst (DOOL) en Broeder Dieleman staan kletsen en ze bedankt voor hun fijne show en ook Walter himself heb ik nog even kort gesproken alsook diverse andere vrienden en bekenden. Het was wat dat betreft weer een oprecht gezellige bedoening.

En hoe nu verder? Inmiddels heb ik op Spotify Walter z’n jaarlijkse praatje kunnen beluisteren en er staat dus nog he-le-maal niets geboekt voor volgend jaar. Niente. Zero. Nul. Dus wat nu?

Voor mezelf sprekend, een wensenlijstje heb ik niet echt. Van mijn wensenlijstje van vorig jaar is immers redelijk wat uitgekomen (Xiu Xiu, Richard Dawson, Lankum, Sonja, Ragana, Cult Leader, DOOL, HEALTH) dus wat heb ik eigenlijk nog te wensen? Nou ja, ik zou er voor nu Sleepytime Gorilla Museum aan kunnen toevoegen. Of Djunah. Of Gunship….

Trouwens, onder de bezoekers was ook Kjetil Nernes van Ărabrot. Was die er gewoon om bandjes te kijken? Of zou hij er geweest zijn ter voorbereiding van een eventueel Artist in Residence-schap? En die luistersessie van het album van Kati Rán? En Gazelle Twin, wiens foto zo nadrukkelijk op de meest recente editie van de wekelijkse Essential Sounds-playlist staat? Zijn het wellicht hints naar de toekomst?

Ach, erover speculeren heeft geen zin. Wat ze volgend jaar ook gaan doen, we horen het waarschijnlijk niet eerder dan september. De muzikale hoogmis Roadburn is voor dit jaar weer voorbij maar online gaat het door met de Roadburners-groep op smoelenboek. De afgelopen twee weken heb ik de wensenlijstjes van wat medeburners doorgespit dus de komende tijd ga ik me eens verdiepen in de oeuvres van o.a. Ponte del Diavolo, Kite, Aux Animaux, Sunk Heaven, Katie Kim, The Serfs, Master Boot Record, Michael Cashmore, Daniel O’Sullivan, Maija Sofia en Pygmy Lush. Op deze manier heb ik immers ook huidige favorieten als Richard Dawson en Algiers ontdekt.

In de wandelgangen heb ik wel vernomen dat ze dit jaar bezig geweest zijn met ØXN maar dat dit niet door kon gaan omdat dit een zijproject van Lankum betreft. En Lankum stond er immers zelf al. Wellicht dat we ØXN dan in de toekomst nog eens gaan zien. Dat zou gaaf zijn.

Hoe dan ook, voor nu zeg ik dankjewel Walter, Becky, de gehele Roadburn-crew, de optredende bands en artiesten en alle leuke mensen die geweest zijn. Het was weer een editie om in te lijsten. Tot volgend jaar! \m/

 

 

 

 

 

zaterdag 4 mei 2024

ROADBURN 2024 Dag 3

 


“at de muziek langskomt ga ik d’r achteraan

trek gauw een jas over je pyama aan

me gaan op ’t oekje van de straat gaan staan

at de muziek langskomt ga ik d’r achteraan”

Gezellig hè? Broeder Dieleman is er ook weer bij dit jaar. De aanleiding is weliswaar niet zo leuk. Hij moet de door ernstige rugklachten gevelde John Francis Flynn vervangen. Dat vind ik natuurlijk oprecht vervelend voor John Francis maar aangezien ik erg genoten heb van Broeder Dieleman’s set vorig jaar en ik stiekem ook gewoon een chauvinistische Zeeuw ben vind ik het eigenlijk wel een prima toevoeging aan de bill.

Maar we beginnen de dag niet met gezelligheid. Integendeel zelfs, want in The Terminal gaat Couch Slut hun nieuwste plaat You Could Do It Tonight integraal spelen, en Couch Slut is zo’n beetje de minst gezellige band die er bestaat. Nu ben ik op het moment dat ik de show zie nog niet bekend met dit meest recente plaatwerk, dus ik weet niet in hoeverre deze verschilt met ouder werk waar ik wel bekend mee ben maar deze show is niet helemaal het dissonante noise-bombardement dat ik verwacht had. Couch Slut live klinkt een beetje als Iggy en zijn Stooges. Lawaaierig, zeker, met krijszang, maar ook groovy en ja, gewoon best lekker eigenlijk. Dat is dan ook het enige dat ‘meevalt’ aan de show. Terwijl op de achtergrond beelden meelopen die variëren van verontrustend tot ronduit onsmakelijk deelt zangeres Megan Osztrosits ons mede dat ze drugs gebruikt heeft en excuseert ze zich dat ze er af en toe wel eens naast zou kunnen zitten (aan haar bandgenoten welteverstaan, het publiek kent de nummers toch niet haha). Verder gooit ze stukken pizza de zaal in en slaat ze zichzelf tot bloedens toe met een microfoon. Halverwege het optreden neemt gitariste Amy Mills de trompet ter hand en voegt ook Imperial Triumphant-lid Steve Blanco zich bij het gezelschap voor wat pianobegeleiding bij een bijzonder naargeestig soort van spoken word intermezzo. Couch Slut's riekende trailer trash-wereld van middelengebruik, geweld, verknipte seks, automutilatie en andere kindonvriendelijke situaties roept bij mij associaties op met Harmony Korine’s film Gummo, Harry Crews’ roman A Feast of Snakes en andere soortgelijke narigheid. Goeie band maar zeg niet dat je niet gewaarschuwd bent.

In de spoorzone hangen we wat rond en babbelen met bekenden en zien dat zich een werkelijk enorme rij vormt voor Sunrot die zo in The Engine Room gaan spelen. Een behoorlijk contrast met de Main Stage waar we een deel bekijken van Kavus Torabi’s prettig voortkabbelende commissioned piece, en waarbij de zaal maar karig bevolkt is. Toch typisch, de man speelt in letterlijk tientallen bands en projecten en mag in de prog- en psych-wereld best een bescheiden legende genoemd worden (hij speelde trouwens al eerder op Roadburn met Gong en The Holy Family) maar de gemiddelde Roadburn-ganger trekt zich er niets van aan en wil het liefst nog steeds om de oren geslagen worden met herrie.

Nu willen wij dat op zijn tijd ook wel maar het is ons voor nu helaas even niet gegund. We dachten namelijk op tijd te zijn voor de show van Agriculture in The Terminal maar ook daar heeft zich inmiddels een flinke rij gevormd. Een rij waar maar geen beweging in komt, en ondertussen horen we Agriculture aan hun set beginnen. We geven het na een paar minuten op en besluiten dan maar naar de Next Stage te gaan. Daar treedt onze provinciegenoot Broeder Dieleman op. Helemaal aan het andere eind van het muzikale spectrum maar ook leuk.

Vorig jaar trad Broeder Dieleman nog aan met een volledige band maar dit keer heeft hij alleen een zangeres en singer-songwriter Baby Dee op accordeon meegenomen. Het is fijn om te constateren dat de zaal deze keer een stuk meer gevuld is dan vorig jaar. Tijdens dat vorige optreden schoot ik onverwachts vol van Broeder Dieleman’s breekbare repertoire tussen alle muzikale heftigheid. Ik ben nu voorbereid dus dat gaat me dit keer niet overkomen, de schade blijft dit keer beperkt tot een bescheiden brok in de keel. Dat geldt niet voor een groepje Brabantse rockers die we al jaren tegenkomen op Roadburn. Tot tranen toe geroerd zijn ze. Want ja, dat effect heeft Broeder Dieleman op de een of andere manier, ondanks de kleine dingetjes die hier en daar mis gaan en de vele grappen en grollen tussen de nummers door. Een liedje als At De Muziek Langskomt met zijn wiegende “errem in errem”-refrein zou bij iedere andere zanger of zangeres klef en drakerig klinken. Broeder Dieleman komt er mee weg, waarschijnlijk omdat het gewoon ongepolijst en oprecht is. Het is niet sentimenteel, Broeder Dieleman vertelt niet tegen de luisteraar hoe hij of zij zich moet voelen, zijn liedjes lijken uit een plek ergens diep in zijn binnenste te komen. Colin H. van Eeckhout van Amenra is niet voor niets groot fan. Daarover gesproken, op zeker moment kondigt Broeder Dieleman aan dat hij in oktober zijn nieuwe plaat uit gaat brengen bij Relapse Records, het label waar ook Amenra bij zit. Een geintje natuurlijk, een beetje de draak steken met al die stoere rockers op Roadburn, toch? Maar nee, ik spreek Tonnie (ik mag Tonnie zeggen) even na afloop (als hij net als ondergetekende staat te wachten op de show van Richard Dawson) en het is gewoon waar. Broeder Dieleman’s volgende plaat komt écht uit bij Relapse Records. De Heavy gemeenschap heeft Broeder Dieleman omarmd en dat vind ik persoonlijk heuglijk nieuws. Nu maar wachten op die black metalplaat die hij volgens mij echt wel in zich heeft (haha).

En dan begint in de grote zaal de show van The Keening, en dat is dan weer het nieuwe project van ex-SubRosa-frontvrouw Rebecca Vernon. We zouden er best meer van willen zien en wat we horen klinkt in ieder geval niet verkeerd, maar vrouwlief en ik hebben niet de rust om dit tot ons te nemen. In de Next Stage gaat Richard Dawson namelijk zo aan zijn show beginnen. Vrouwlief en ondergetekende zijn enorme Richard Dawson-fans. Vooral zijn plaat 2020 is één van de meest gedraaide in ons huis en gaat ook altijd mee in de auto als we ergens naartoe gaan. We laten deze kans om ons grote idool eindelijk aan het werk te zien dan ook niet voorbij gaan en positioneren onszelf bijtijds vooraan bij het podium.

Richard Dawson doet het vandaag helemaal alleen, met een klein versterkertje en een gitaar, die hij pas ter hand neemt nadat hij met een acapella gezongen nummer de set opent. Iemand zei eerder op de dag dat hij niet naar Richard Dawson ging kijken want (en ik citeer): “Die man zingt gewoon niet zuiver”. Ha! Als er iemand een ijzeren stembeheersing heeft dan is het Richard Dawson wel, zo blijkt uit deze openingssong. Vervolgens pakt hij zijn gitaar en begint met Museum van zijn meest recente album The Ruby Cord. De ‘hitjes’ laat hij vandaag achterwege, dus geen The Vile Stuff of Jogging of Two Halves of Dead Dog In An Alleyway. Wel wat liedjes van zijn meest recente The Ruby Cord, zijn ‘middeleeuwse’ plaat Peasant en wat (voor mij) onbekend werk. Dhr. Dawson is op het podium een innemende verschijning en babbelt de nummers met veel droge humor aan elkaar. Ik ben wel blij om te constateren dat dhr. Dawson eigenlijk een ontzettend grappige man is. Uit zijn teksten blijkt dat namelijk niet altijd. Wat in muzikaal opzicht de meeste indruk maakt zijn de ietwat Beefheartiaans aandoende instrumentale intermezzo’s tussen de nummers door, waarbij Dawson zichzelf helemaal lijkt te verliezen en volledig losgaat op zijn gitaar, zichzelf begeleidend met slechts zijn eigen furieus stampende voetwerk. Het zijn die momenten waarbij mijn mond openvalt van verbazing en oprechte bewondering. Wat een held, wat een geweldenaar, wat een ontzettend harde baas is deze man! Laat Richard Dawson alsjeblieft terugkeren naar Roadburn, het liefst als Artist In Residence.

(video: live maniacs)

En dan naar de grote zaal voor Lankum. Die zouden in 2020 al op Roadburn staan, de editie die niet doorging vanwege het corona-gebeuren. En eigenlijk is het een klein wonder dat ze alsnog op deze editie staan. Hun laatste werkje False Lankum stond vorig jaar immers om de één of andere reden bovenaan alle hippe jaarlijstjes, van OOR tot Pitchfork. En dat met muziek die langzaam is, en lang van stof, zonder bliepjes en piepjes en met alleen maar traditioneel instrumentarium, en verre van dansbaar of vrolijk (al attendeert vrouwlief – die iets meer tekstgericht is dan ik – me er regelmatig op dat er heus wel humor in de teksten zit). Ik bedoel, ik vind het verder natuurlijk niet erg, hooguit ietwat verrassend. En vandaag staan ze dus in de goed gevulde grote zaal. Op Roadburn. Met alleen maar akoestische instrumenten. Nergens een Orange-versterker of distortion-pedaal te bekennen. Ik vind ’t knap.

De vier leden zitten naast elkaar vooraan het podium. Ze hebben voor de gelegenheid wel een drummer meegenomen maar diens bijdragen zijn smaakvol en bescheiden. Er wordt begonnen met de traditional The Wild Rover. Hun interpretatie hiervan duurt een kleine minuut of 10, dus bandbaas Ian Lynch geeft na dit openingsshot al gelijk aan dat hij niet al te veel tijd wil verspillen aan praatjes tussen de nummers door, ze hebben immers maar zoveel speeltijd en hun nummers zijn lang. Gaandeweg de set ontpoppen hij en zijn gitaarspelende broer Daragh zich echter als behoorlijke lolbroeken. Wat is toch met die dark folkies, dat het vaak halve komieken blijken te zijn? Geeft verder niks, de muziek blijft gelukkig stemmig en donker. En dan kondigen ze als derde nummer The Young People aan, en komen bij ondergetekende de onvermijdelijke waterlanders. Ja zeg, ik ben ook maar een mens, en ik hou ’t al nauwelijks droog als ik dit nummer thuis opzet. Ik ben gelukkig niet de enige, ik zie meer mensen om me heen vegende bewegingen langs hun gezicht maken. Wat kan ik er verder over zeggen? De show van Lankum is prachtig en weet ondanks het trage tempo de aandacht vast te houden en geen moment in te kakken. En dat blijft bijzonder voor een band met dit repertoire en instrumentarium. Hoogtepunt van de dag.

“Ken jij Ka-naa-tuh?” Dat vroeg iemand me op de allereerste Roadburn die ik ooit bezocht, in 2005 alweer. Jazeker kende ik Khanate. Bijna iedereen daar kende dat in die tijd. Dat was toen al een band die heaviness herdefinieerde, ver voordat dit het motto van Roadburn zou worden. Dat deden ze niet door heel erg te crossoveren met vreemde genres of exotische invloeden toe te laten of iets dergelijks, maar door gewoon diverse stapjes verder te gaan in traagheid, in heftigheid, in slepende doom en riffs die eigenlijk nauwelijks nog als riffs te herkennen waren. Hun eerste plaat uit 2001 was niets minder dan een uithoudingsvermogenstest, en zelfs de meest geharde sludge-liefhebber krabde zich eens flink achter de oren bij dit auditieve geweld. Volgens de overlevering is zanger Alan Dubin meerdere keren krijsend flauwgevallen tijdens de opnames van de eerste plaat. Ik ken maar weinig mensen die de eindstreep hebben gehaald bij het beluisteren van hun plaatwerk. Ik geloof dat het me zelf één keer gelukt is, bij die titelloze eerste.

Khanate is dan ook eerlijk gezegd een band die ik meer waardeer dan dat ik ze echt goed vind. Het is in feite een soort heavy supergroep waarvan de leden in andere bands spelen of speelden die ik eigenlijk allemaal veel beter vind. Gitarist Stephen O’Malley heeft met tientallen bands en projecten dingen opgenomen maar is natuurlijk het meest bekend van Sunn 0))) (die toevallig ook op die editie in 2005 speelden), eveneens een band die het concept heaviness tot in het extreme heeft doorgetrokken maar waar ik wel voor m’n plezier naar kan luisteren. Zanger Alan Dubin en bassist James Plotkin zaten ooit samen in Old, aanvankelijk een semi-lollig grindcore-groepje die zichzelf gaandeweg transformeerden tot een daadwerkelijk avantgardistisch collectief. En drummer Tim Wyskida zit tot op de dag van vandaag in het werkelijk fantastische noise/metal/dub-gezelschap Blind Idiot God (stonden in 2016 op Roadburn en zijn bezig met nieuw plaatwerk as we speak).

(video: live maniacs)

Afijn, vooral daarom, omdat Khanate toch een soort van levende legende in Roadburn-land is, en omdat ze hun eerste show in 19 jaar spelen, daarom dus vond ik het interessant en bijzonder genoeg om de show van Khanate bij te willen wonen. En omdat ik me heb laten vertellen dat het live nogal een beleving schijnt te zijn. Maar ik merk al vanaf de eerste snerpende noot dat dit een taaie voor me gaat worden. Is het misschien het contrast? Van de ultieme schoonheid van Lankum naar de allesverzengende lelijkheid die Khanate hier neerzet? Ik ben toch geen mietje vind ik zelf, heb in mijn concertgaande leven al aardig wat brute shizzle voor m’n kiezen gehad. Gore, Mayhem, Watain, Keiji Haino, Diamanda Galás, drie keer Sunn 0))), vier keer Swans, allemaal gezien en allemaal overleefd, ik bedoel maar. Er wordt heel verschillend gereageerd op de voortdurende catharsis die Khanate is. Extatische verrukking is een veelgehoorde maar ik heb me ook door iemand laten vertellen dat ze letterlijk heeft zitten knikkebollen tijdens hun show. En dat snap ik. Voor mezelf sprekend voel ik hoe dan ook dat ik zeker de eindstreep niet ga halen. Ik zie een groep mensen met Lankum-shirts voorbij komen. Die hebben dus toch merch (eerder op de dag nog niet) en ik heb goede vriend Frank die zo lief is om op onze katten te passen een Lankum-shirt beloofd. That’s my cue. Op naar de Spoorzone. Sorry Khanate! Ik heb ’t echt geprobeerd.

En met genoemd shirt eenmaal in the pocket is het een mooi moment om even richting Terminal te gaan waar Cult Leader A Patient Man integraal gaat uitvoeren, hun mooie plaat uit 2018 waarop brute metalcore wordt afgewisseld met fraaie Type O Negative-achtige passages als To: Achlys en de titeltrack. Ja, dit soort gedoseerde heaviness trek ik een stuk beter, al hoor ik achteraf dat de pits vooraan nogal heftig waren.

En dan wordt het tijd om ons naar de grote zaal te spoeden om af te sluiten met Blood Incantation. Gisteren speelden ze hun ambient-plaat Timewave Zero integraal. Daar hoorde ik veel goede berichten over. Vandaag gaan ze echter een career spanning set van hun death metal-werk spelen. Nu moet ik bekennen dat ik niet de grootste death metal-fan ben, ondanks dat ik uit dezelfde stad als het machtige Gorefest kom. Of eigenlijk moet ik het nuanceren, eigenlijk vind ik vooral ouwe death en andere extreme metal leuk. Qua extreme metal zijn er wat mij betreft nooit betere platen gemaakt dan Slaughter’s Strappado en Possessed’s Seven Churches. En vooruit, ook Autopsy’s Severed Survival was een plezierig nakomertje. Krakende gitaren, een bas die klinkt als een tuba en productie? Nooit van gehoord. Héérlijk. Toen mijn vrienden zich met Morbid Angel en Obituary gingen bezighouden nam ik de afslag richting Faith No More en King’s X. Zo af en toe steekt er wel eens een death metalbandje de kop op dat mijn aandacht weet te trekken (Gorguts, Goatwhore) maar over het algemeen is het geen genre waar ik heel erg mee bezig ben.


Maar Blood Incantation heeft wel iets. ’t Is een beetje rare band eigenlijk. Onmiskenbaar death metal maar de gemiddelde songlengte is zelden korter dan vijf minuten, soms zelfs uitlopend tot een kwartier en langer. In met name die langere nummers vinden we de nodige invloeden van prog en psychedelica, hier en daar wat oosters klinkende passages zelfs. Hun muziek heeft een wat nerdy sci-fi-sfeertje eigenlijk, een sfeertje van stoffige boekhandels met stapels vergeelde pockets van H.P. Lovecraft en Clark Ashton Smith, zoiets. Ik bedoel, welke band schrijft er nou songs met titels als Awakening From the Dream of Existence to the Multidimensional Nature of Our Reality (Mirror of the Soul)? Geweldig toch? Ik hou ervan en de drie-en-een-halve song die we van ze zien (maar da’s nog steeds meer dan een half uur) zijn dan ook zeer genietbaar. Zelfs vrouwlief kan het erg appreciëren, en die geeft nog minder om death metal dan ik.

Ik zou in eerste instantie eigenlijk vrouwlief naar de pendelbus brengen en dan teruggaan om de set van Blood Incantation nog even af te kijken en wat te gaan afterpartyen maar ik merk dat ik er geen puf meer voor heb. Tsja, wat kan ik zeggen, ik wordt ook een dagje ouder. Kennelijk heb ik tegenwoordig wat meer tijd nodig om alle opgedane prikkels te verwerken. Of misschien moet ik gewoon zachte inlegzooltjes kopen. Ze schijnen te helpen.

In het volgende en laatste deel van ons feuilleton gaan we het hebben over heksenhoedjes, stofzuigergitaren en beleven we eindelijk het ware hoogtepunt van deze editie.

vrijdag 3 mei 2024

ROADBURN 2024 Dag 2

 

Dag twee is aangebroken. We missen helaas onze trein dus we moeten nog even wachten op de volgende. Gezeten op een bankje raakt vrouwlief aan de praat met een oudere dame die ons weet te vertellen dat het alarmfase 4 is, zonder daar verder specifiek over te worden. Er lopen inderdaad heel wat groepjes geüniformeerde mensen rond in de hal van Station Eindhoven, waaronder één met drugshond. Die komt ook even bij ons snuffelen (wij zijn natuurlijk volkomen clean) en springt even later in zijn enthousiasme een nietsvermoedende voorbijgangster omver. De toon is gezet!

Na ons op Station Tilburg bij Smullers tegoed te hebben gedaan aan een lunch van vegetarische Van Dobben-kroketjes (een nieuwe verslaving in the making) spoeden we ons naar De Spoorzone waar het Britse Benefits zo de dag gaat openen. Tsja, hoe moet je Benefits eens omschrijven? Voordrachtspunk? Benefits is in eerste instantie frontman Kingsley Chapman, die de luisteraar middels een gestaag in intensiteit opbouwende spoken word performance deelgenoot maakt van diverse zaken waar hij tegenaan loopt, m.n. in thuisland Engeland. En waar hij dingen van vindt. Dit alles begeleid en onderstreept door brute noise-erupties van zijn twee musicerende kompanen. De live-versies wijken nadrukkelijk af van die op hun heerlijke debuutplaat Nails. Is dit eigenlijk een soort jazz? Hoe dan ook, het is vreemd lekker wat de heren hier neerzetten, ondanks dat je niet kun spreken van liedjes en er ook niet op te dansen valt. Ik merk dat ik er op een prettige manier opgefokt van wordt. Een festival als dit bezoeken is doodvermoeiend dus het is altijd fijn als er ook bands zijn waar je juist energie van krijgt. “Stop being cunts” is één van de vele adviezen van dhr. Chapman. Niet alleen ben ik het hier roerend mee eens (het zou de oplossing zijn voor zo’n beetje elk probleem in de wereld), het past ook heel mooi op een tegeltje. En zoals jullie hierboven kunnen zien is dat precies wat ik heb gedaan.

Ik was in eerste instantie van zins om vervolgens de show van Darsombra te bezoeken maar hoe fijn ik hun hippie-trippie-klanken ook vind, daar staat m’n hoofd na deze plezierige driftigheid even helemaal niet naar. We zijn vanwege de slechte weersverwachtingen dik gekleed dus ik wil liever eerst even mijn jas dumpen in een kluisje in de 013 aangezien ik verwacht dat we daar vandaag zullen eindigen (wat achteraf niet zo blijkt te zijn maar dit terzijde)

(video: live maniacs)

Van het navolgende Fuck Money verwacht ik eigenlijk wel wat maar dat blijkt in de praktijk tegen te vallen. Hun zelfverklaarde ‘acid punk’ is weliswaar lekker hard maar verder niet heel spannend. We besluiten een zaaltje verderop het Britse Death Goals te checken. Die ken ik verder ook niet heel goed maar de flarden die ik op de Roadburn-site heb gehoord klonken interessant genoeg. En dit valt bepaald niet tegen. Stellen dat dit Britse duo zich ietwat activistisch opstelt is zacht uitgedrukt. Ze omschrijven hun muziek als ‘Queercore for Trans Youth’ en daarin is weinig ruimte voor nuance. Iedereen is welkom bij hun shows, ook mensen die niet queer of trans zijn maar zanger/gitarist Harry Baily waarschuwt ons: “If you’re not with us, FUCK OFF!!” OK, helder. Ik moet zeggen dat ik soms moeite heb met de felheid waarmee de discussie over deze onderwerpen online gevoerd wordt (ongeacht wat je bijvoorbeeld van de standpunten van iemand als J.K. Rowling mag vinden is dat volgens mij nog steeds geen reden om haar te doxen of met de dood te bedreigen, vind ik dan hè) maar goed, daar gaat het hier niet over volgens mij. Waar het wel over gaat is dat hier twee mensen staan die vechten voor hun plekje in een scene die inderdaad vaak nog steeds erg heteronormatief en bekrompen is en ja, daar mag je wat van zeggen en vinden en nee, dat hoeft zeker niet beleefd of genuanceerd. Daar leent de muziek zich ook niet voor. En die muziek, die is even furieus als euforisch. En gewoon echt heel erg goed. Hoewel ze maar met twee personen zijn doen ze qua stootkracht en energie niet onder voor Converge, en in die hoek valt hun Queercore wel enigszins te plaatsen. Echt een serieus goeie band, en dat zouden ze ook zijn als je geen idee zou hebben van waar ze voor staan. De volgende stap zou zijn dat we dit soort bands ook op grote festivals als Graspop en Hellfest gaan zien. Het feit dat dit nu nog niet het geval is bewijst dat we nog een lange weg te gaan hebben.

(video: live maniacs)

Ik wil nog even naar The Terminal om een staartje mee te pakken van Home Front. In de bio wordt dit Canadese gezelschap omschreven als Postpunk, maar ik vraag me dan af waar ‘m die ‘post’ in zou moeten zitten. De keyboardspeler die af en toe op wat elektronische drumpadjes staat te hengsten wellicht? In ieder geval niet zanger Graeme McKinnon die met zijn imposante bierbuik in een veel te klein shirtje het hele podium rond rent en het publiek uitnodigt om mee te lallen met hun uiterst meelalbare liedjes. Dit zijn gewoon de hoogtijdagen van The Clash en Sham 69 revisited, niks ‘post’-erigs aan. Ik word er vreemd vrolijk van. Tijdens hun ‘hitje’ Nation en de afsluitende Blitz-cover New Age zie ik her en der langharige rockers in battle jackets eenmans-pogopitjes starten. Het is een vrolijke bedoening. Het lijkt erop dat dag 2 de punkdag aan het worden is.

Maar dat beeld wordt weer gelogenstraft zodra we de Hall of Fame betreden waar Lucy Kruger & The Lost Boys aan hun set gaan beginnen. Bij zo’n bandnaam verwacht ik persoonlijk iets luchtigs en toegankelijks maar zodra mevrouw Kruger het podium betreedt maakt haar priemende blik al heel snel duidelijk dat ze hier niet voor de gezelligheid is. Haar intimiderende podiumpresentatie doet me een beetje denken aan die mevrouw van Mansion die in 2014 op Roadburn speelde, al tapt Lucy Kruger & The Lost Boys muzikaal wel uit een heel ander vaatje. Geen doom metal maar meer een soort etherische dream pop. Of nachtmerriepop eigenlijk gezien de ietwat onvriendelijk ogende presentatie die wel heel goed bij de muziek past. Het is erg mooi allemaal maar we zien de show niet helemaal af. De inwendige mens roept en we hebben belangrijke dingen te doen in hoofdlocatie 013.

Want op de main stage gaat zo DOOL hun nieuwste plaat The Shape of Fluidity integraal spelen. Voordat het zo ver is pik ik nog een stukje mee van Forest Swords. Twee mannen, een flinke batterij aan kabels en apparatuur en een saxofoon. Er komt geen gitaar aan te pas en eigenlijk valt dit helemaal buiten het rock-idioom maar toch klinkt het interessant. De psychedelica van de toekomst? Het zou zomaar kunnen, en wellicht kunnen we dit op een toekomstige editie nog eens uitdiepen. Daar is nu echter geen tijd voor want DOOL dus.

(video: live maniacs)

DOOL is een band die ik al een tijdje volg. De vorige keer dat ze op Roadburn speelden was in de kleine en ramvolle Cul de Sac dus dat ze nu op de Main Stage staan is natuurlijk best wel een dingetje. En ook volkomen terecht. Ik overdrijf niet als ik zeg dat DOOL naar mijn mening momenteel de beste band van Nederland is. En vandaag spelen ze hun nieuwe plaat The Shape of Fluidity integraal. Op Venus In Flames (waarmee vandaag wordt geopend) en de single Hermagorgon na heb ik daar nog niets van gehoord. DOOL is ook een band die ik inmiddels al best vaak gezien heb en iedere keer verbaas ik me er weer over hoe ze het voor elkaar krijgen zo’n kraakhelder geluid te hebben, ook vandaag weer. Ik heb er echt helemaal niets negatiefs over te zeggen. Het enige jammere is dat de show van DOOL deels overlapt met die van Xiu Xiu, en die spelen niet zo vaak in deze contreien. We gaan DOOL waarschijnlijk nog heel vaak zien maar toch knaagt het ergens, om zo’n goeie show vroegtijdig te verlaten. “Het doet zeer hè?” zegt vrouwlief als we richting het volgende zaaltje begeven. Dat doet ‘t zeker.

Goed, Xiu Xiu dus. Zanger/gitarist/manusje-van-alles Jamie Stewart kondigt gelijk bij aanvang van hun show aan dat het al heel lang geleden is dat hij en mede-bandlid Angela Seo als duo hebben opgetreden (tot voor kort hadden ze nog wel eens een drummer bij zich) en dat ze heel erg zenuwachtig zijn. Dat is ook wel een beetje te merken. Als ze tussen nummers door aan hun apparatuur aan het knutselen zijn blijft het ongemakkelijk stil. Maar als ze eenmaal aan de gang zijn en in de flow van een liedje zitten gebeuren er echt mooie dingen. Jamie Stewart heeft een uitzonderlijk fijn stemgeluid en het is ronduit fascinerend om te zien hoe dit tweetal hun werkjes in elkaar zet met behulp van allerhande toeters, fluiten, belletjes, elektronica en percussie. Op zeker moment ontkom ik er niet aan een kleine sanitaire stop te maken. “Je hebt de eendenfluit gemist” zegt vrouwlief als ondergetekende terugkomt. Het is een beetje alsof je naar twee mensen zit te kijken die aan het hobbyen zijn op hun zolderkamer. Een zolderkamer in Twin Peaks welteverstaan (waar Xiu Xiu ooit eens de soundtrack van heeft gecoverd) want Xiu Xiu’s charmant-naïeve spielerij heeft ook een duister randje. Niet iedereen is even enthousiast. “Ze hebben twee psychiatrisch patiënten losgelaten en op een podium gezet”, schampert iemand. Dat zou zomaar best eens kunnen maar dat doet niets af aan mijn waardering voor dit unieke optreden.

En dan is het de beurt aan HEALTH. Twee jaar geleden nog het absolute hoogtepunt in The Engine Room en nu dus volkomen terecht gepromoveerd naar de Main Stage. Bassist/geluidenmaker John Famiglietti staat het hele optreden te headbangen als een bezetene, de eveneens langharige drummer Benjamin Miller neemt tussen de klappen door allerlei stoere rockposes aan, de shirts die ze verkopen kun je echt niet op je werk dragen en ze staan dit jaar op o.a. Graspop en Download. En toch is de muziek van HEALTH met geen mogelijkheid metal te noemen. Wat dan wel is nog niet zo makkelijk te duiden. Noise-rock wordt er dan wel eens geopperd maar daar is de muziek mede door de serene zangstem van Jake Duszik eigenlijk te mooi voor. Hoewel er wat stilistische raakvlakken met Nine Inch Nails zijn is de muziek niet militant en hoekig genoeg om industrial te zijn. Bij de meer dansbare stukken moet ik wel eens een beetje aan New Order denken maar als ik dat tegen vrouwlief zeg kijkt ze me aan alsof ik ze niet helemaal op een rijtje heb. Het doet er ook verder niet toe. Net zoals genres er ook steeds minder toe zullen gaan doen. En daar is HEALTH een mooi voorbeeld van. De show is vet en er worden lekker veel nummers van de laatste plaat Rat Wars gespeeld. Hoogtepunt van de dag!

We krijgen een berichtje dat Agriculture een verrassingsshow in de Skatehall gaat doen. Die staan sowieso op ons to-see-lijstje dus we spoeden ons daarheen en doen een dappere poging om binnen te komen maar er staan twee rijen van verschillende kanten en de deur gaat maar heel sporadisch open om dan hooguit drie mensen toe te laten. Dat houden we dus al snel voor gezien. We willen sowieso Patriarchy graag zien in The Engine Room.

(video: live maniacs)

Patriarchy bestaat uit zangeres/gitariste Actually Huizenga en een percussionist met een laaghangende rok waardoor zijn butt cleavage duidelijk te zien is. Ik heb zo'n donkerbruin vermoeden dat dit ook de bedoeling is. Patriarchy opent de show met het uitrollen van een Amerikaanse vlag met hun logo erop in black metal-letters. Ze slepen het ding over hun apparatuur heen waardoor er een microfoonstandaard omkukelt. Het tekent een beetje het wilde en onstuimige karakter van Patriarchy’s show. Ondanks de typografie van hun logo en het rudimentaire gitaarspel van mevrouw Huizenga heeft het muzikaal weinig van doen met metal, black of anderszins. Het zit meer in de hoek van Boy Harsher en Drab Majesty, zij het wat rauwer en punkiger. Tijdens de show spelen mevrouw Huizenga en de percussionist ondertussen een rollenspel waarbij ze elkaar te lijf gaan en meer van dat leuks. Puur muzikaal gezien is dit niet de beste band op de bill maar de rauwheid en ongedisciplineerdheid van het geheel maken dat ik het toch wel gaaf vind. Eigenlijk is Patriarchy een soort sleazy nachtclub-act. Zou dat geen leuk idee zijn? Een Roadburn-nachtclub en dan met dit soort bands en acts? ’t Is maar een idee.

Ondertussen is in de foyer van 013 een heuse dubreggae club night begonnen. Een tof idee waar verschillende Roadburners volgens mij al jaren op zitten te wachten. Ik sla echter even over want ook morgen wordt weer een drukke dag.

In het volgende deel van ons feuilleton gaan we van schoonheid naar intense lelijkheid en beleven we het jaarlijkse emotiemoment.

 

zondag 28 april 2024

ROADBURN 2024 Dag 1


En vandaag gaat het dan echt gebeuren. Ik haal vrouwlief op van het station, en nadat ook zij voorzien is van bandje en programmaboekje is het eerste wat we doen ons naar de merch-stand begeven om zo’n leuke Roadburn-hoodie aan te schaffen. Vorig jaar liepen we ze mis en dat gaat ons niet nog een keer gebeuren.

In het nabijgelegen zaaltje The Terminal gaat ondertussen Hexvessel zo aan z’n show beginnen. Nu is Hexvessel een band die ik zowel op plaat als live als ietwat wisselvallig ervaar. Op hun laatste plaat The Polar Veil hebben ze echter hun folky sound grotendeels ingeruild voor meer black metal-achtige klanken, en aangezien me dat erg goed bevalt wil ik het graag nog eens proberen. Helaas werkt het geluid niet echt mee. Waar we ook gaan staan, de zang en de muziek liggen niet lekker met elkaar in balans, wat niet ten goede komt aan het luisterplezier. We verlaten de zaal dan ook vroegtijdig.

Nu is het zo dat ik stiekem ook gewoon heel erg benieuwd ben naar The Infinity Ring, de band die de Next Stage gaat openen. De flarden die ik er van gehoord heb alsook de omschrijving (a gloomy meditation on folk and drone) doen mij vermoeden dat deze band wel eens heel erg aan mij besteed zou kunnen zijn. En dat blijkt goed gegokt. De zanger beschikt naast een kale kneiter en een onvriendelijke adelaarsblik ook over een diepe en soms boos grommende bromstem, en dit alles over een bedje van donkere doomrock die klinkt alsof Swans het repertoire van Tindersticks interpreteert. Bij muziek die traag en stemmig is bestaat altijd het risico dat het saai wordt maar dat gebeurt hier geen moment, zeker niet als halverwege de set de muziek uitbarst in een bizar soort graf-hoempa. Ironisch genoeg in een nummer met de titel Gift Of Life. Dat weet ik omdat ik na afloop de plaat heb aangeschaft van deze werkelijk uitstekende band. De toon is gezet!

Nadat we even aan de inwendige mens hebben gewerkt pakken we nog een staartje mee van de zeer bijzondere set van Wiegedood en zetelen we ons op de trap in afwachting van Scaler, een Brits gezelschap dat naar eigen zeggen de kloof tussen gitaarmuziek en elektronische muziek wil overbruggen. Mits goed gedaan hou ik altijd wel van dit soort uitprobeersels. En ondertussen op de trap gezeten vermaken we ons met de playlists tussen de shows door, zoals ik in eerdere blogs al aangaf ook een onmisbaar element van de Roadburn-ervaring. Al shazammend komen we erachter dat we ons zeker eens moeten verdiepen in het werk van Colin Self, Zombie Zombie en Black Merlin. Leuk ook, die versie van I Wanna Be Your Dog door ene Ana Marija Šir.

(video: Live Maniacs)

En dan is het de beurt aan Scaler. Wie nog geen epilepsie-patiënt is zou het spontaan worden van deze uitzinnige combinatie van rock, rave, industrial, bliepjes, piepjes en bewegend beeld. Het is serieus erg goed maar het is ook veel, echt héél veel, en de enige manier om dit bombardement van prikkels te doorstaan is òf in de hossende menigte gaan staan (iets waar ik nog geen zin in heb) òf een zonnebril opzetten. Dat laatste doe ik dan ook maar en ik moet zeggen, het scheelt aanzienlijk bij de verwerking van dit drukke gebeuren. 

(video: Live Maniacs)

Tijd om onze overprikkelde hersentjes een zaaltje verder even af tot bedaren te brengen bij Void Ov Voices oftewel het soloproject van stemkunstenaar Attila Csihar, een man die ik best hoog heb zitten vanwege zijn werk met Mayhem en Sunn 0))) alsook zijn bijdrage aan platen van o.a. Jarboe, Violent Magic Orchestra en Anaal Nathrakh. In muzikaal opzicht is dit natuurlijk helemaal het andere einde van het spectrum. Drones, stemeffecten en nergens een beat te bekennen. De man heeft zich voor de gelegenheid omhangen met twee gigantische vleugels waar beelden op geprojecteerd worden, een gaaf idee. Jammer dat op zeker moment één van deze vleugels eraf valt en door een roadie weer bevestigd moet worden. Een ietwat koddig zicht, en vervolgens komt er recht voor mijn neus ook nog eens een meneer met een propellorpetje te staan. Dhr. Csihar kan er natuurlijk niets aan doen maar de situatie wordt me nu iets te Monty Python. Vrouwlief en ondergetekende kijken elkaar veelbetekenend aan en voordat de onvermijdelijke lachbui zich aandient besluiten we maar alvast terug te gaan naar de grote zaal. We willen tenslotte niet te laat zijn voor clipping.

Hiphop op Roadburn. De eerste keer dat dat gebeurde was in 2017 met dälek, tot op de dag van vandaag één van de meest legendarische Roadburn-shows die ik ooit gezien heb. Oef, wat werkte dit goed binnen de Roadburn-context! Grime- en Dubstep-artiest The Bug heeft ook al diverse keren op Roadburn gestaan en bracht twee jaar geleden rappers Flowdan en Logan mee voor een ronduit furieuze show. En vorig jaar was het Backxwash die het publiek waaronder ook ondergetekende compleet omverblies. Wat genoemde artiesten met elkaar gemeen hebben is dat hun muziek met momenten heel erg kan ontploffen. Het Amerikaanse clipping. doet het net ietsje anders. Ze spelen op deze Roadburn twee sets, een dansbare en een lawaaierige en getuige de aankondiging van frontman en rapper Daveed Diggs (“y’all ready for some noisy shit?”) is vandaag laatstgenoemde set aan de beurt. Ik ben eerlijk gezegd niet heel erg bekend met het oeuvre van clipping., ken alleen wat losse nummers van de clipjes die ik op youtube gezien heb. Maar één van die nummers, Nothing Is Safe, vind ik mede door het John Carpenter-achtige muzikale thema en de indringende tekst echt ronduit geniaal. Ik ben dan ook zeer opgetogen dat ze hun set hiermee beginnen.

Wat volgt is een stuk minder toegankelijk. Het muzikale bedje van noise en horrorklanken dat producers William Hutson en Jonathan Snipes neerleggen is er eentje van een voortdurende subtiele dreiging. Soms is er nauwelijks sprake van een ritme of beat en moet de groove vooral komen van de furieuze raps van Daveed Diggs die ons gaandeweg waarschuwt dat ze iets gaan doen dat ze nog nooit gedaan hebben. Zou dat de reden zijn dat er rechts op het podium een keyboard staat? Jawel hoor. Op zeker moment krijgt men op het podium gezelschap van een stevige donkere mevrouw met een roze kuif die achter het keyboard plaatsneemt, een paar noten met de heren meezingt en vervolgens de boel even helemaal overneemt door alleen een liedje te zingen, zichzelf begeleidend op het keyboard. En het is prachtig hoor, de soul- en gospelklanken die deze mevrouw voortbrengt, maar als niet-clipping.-kenner duizelt het me even. Wat gebeurt hier nu toch allemaal? Enfin, zoals me later wordt uitgelegd, de dame in kwestie blijkt dus Counterfeit Madison te heten, ook meegedaan te hebben op de voorlaatste plaat van clipping. en dus kennelijk nogal een begrip te zijn in de clipping.-wereld. Als de show zijn apotheose bereikt gaat dit vergezeld van straffe dance-beats en gaan alsnog de voetjes van de vloer. Al met al een mooie maar ietwat ontregelende show. Het optreden de dag erna in The Terminal schijnt nog beter geweest te zijn.

En dan op een drafje naar de Hall Of Fame waar Spill Gold inmiddels aan hun set is begonnen. Ik was aangenaam verrast door de catchy psychedelische krautpop van dit Amsterdamse damesduo tijdens Roadburn Redux en hun debuutplaat Highway Hypnosis ligt sindsdien regelmatig op de draaitafel. Daar worden nummers van gespeeld alsook werk van hun aankomende nieuwe plaat die Zaza gaat heten. Zangeres/toetseniste Rosa Ronsdorf vertelt tussen twee nummers door op ietwat verlegen wijze dat deze eigenlijk al klaar is maar nog bij het postkantoor ligt, maar dat ze gelukkig wel hele mooie T-shirts hebben meegenomen. Praten met het publiek is duidelijk niet helemaal haar ding maar ach, de muziek staat als het spreekwoordelijke huis dus wat maakt ‘t uit? We kunnen niet allemaal ruige rockers zijn en gelukkig hoeft dat op Roadburn ook niet. Dat gezegd hebbende, de indrukwekkende hoed van dreadlocks op het hoofd van de retestrakke drumster Nina de Jong is dan weer wél heel erg ruig. Enfin, fijne eigenzinnige band en de nieuwe LP is bij deze besteld.

Maar goed, allemaal leuk en aardig, al die hiphop en arty-farty-shizzle en dat herdefiniëren van heaviness en zo maar hoe zit het nou met de Metal? Roadburn is toch een HEAVY festival? Nou, dat treft, in The Terminal gaat het Canadese Thantifaxath aan hun show beginnen. Dit soort bands is de reden dat het me niet helemaal is gelukt om me goed voor te bereiden op Roadburn. Hive Mind Narcosis, hun plaat uit 2023 is namelijk bepaald geen makkelijke kost. Het is geen muziek die je even opzet als achtergrondje bij de afwas zeg maar. Dat is black metal sowieso al niet natuurlijk, maar helemaal niet als het van het progressieve soort is, zoals Thantifaxath dus. En als ik progressief zeg, dan is het in dit geval ook daadwerkelijk hoe die term bedoeld is. Laten we even beginnen met de bezetting. Thantifaxath bestaat uit een drummer, een bassist en een gitarist, allen gehuld in een habijt. Dat geldt ook voor de theremin-speler die in het midden van het podium opgesteld staat en wiens boos turende gezicht als enige te zien is. Dat past mooi bij de creepy handgebaren waarmee hij zijn theremin bespeelt, en de gillende klanken daarvan passen weer mooi bij de met momenten tamelijk onnavolgbare muziek waarin nagenoeg geen vier- dan wel tweekwartsmaat te vinden is. De gitarist verdenk ik met zijn sporadisch frivole riedeltjes van een jazz-achtergrond. Dit alles bij elkaar zorgt voor een sfeertje dat ik vreemd unheimisch zou willen noemen. Progressieve black metal dus. Het is een term die vaak gebezigd wordt maar deze show van Thantifaxath is één van de weinige keren dat ie ook waargemaakt wordt. Ik ga na dit weekend thuis Hive Mind Narcosis nog maar eens aan een luisterbeurt onderwerpen.

Goed, en dan houden we het voor vandaag alvast even voor gezien. Op de main stage gaat Backxwash zo aan haar verrassingsshow beginnen maar de vrijdag en de zaterdag worden het drukste van allemaal en we willen sowieso de openingsshow van Benefits niet missen.

In het volgende deel van ons feuilleton gaan we het hebben over boosheid en gekte en hoe leuk dat allebei eigenlijk is, en eendenfluitjes...

 

vrijdag 26 april 2024

ROADBURN 2024 Dag 0: The Spark

 

Het beste en mooiste festival ter wereld is weer ten einde en zoals jullie van mij gewend zijn ga ik er weer uitgebreid op terugblikken.

Zoals gewoonlijk beginnen we met de pre-party op de woensdagavond, waarbij drie bandjes de festiviteiten zullen openen. Ging dit vorig jaar in muzikaal opzicht nog alle kanten op, dit jaar heeft The Spark vooral een hoog heavy metal-gehalte. Nadat ik me heb geïnstalleerd in mijn Eindhovense hotelkamer, afreis naar Tilburg en eenmaal daar m’n bandje en programmaboekje heb opgehaald betreed ik de 013. Dat voelt toch altijd een beetje als thuiskomen. De DJ draait Emma Ruth Rundle. Ik kom de eerste bekenden tegen. Een klein mannetje met lang haar loopt met gespannen blik driftig door het gebouw te ijsberen. Ik kom er later nog op terug.

Nadat bovenstaand deuntje bij wijze van introtape door de speakers heeft geknald (had ik U al eens verteld hoe dol ik ben op ouwelullenhardrock?) is het Canadese Riot City de eerste band die het podium betreedt. Met name onder het oudere metalvolk heeft dit gezelschap nogal een reputatie als zijnde heel erg goed en zo. En ergens begrijp ik dat wel. Hun jaren 80 speed metal wordt competent gespeeld en met veel energie gebracht. En toch ervaar ik er wat gevoelens van onverschilligheid bij. Ben ik gewoon een verzuurde ouwe lul omdat ik met dit soort muziek ben opgegroeid en de inspiratiebronnen van deze mannen (Agent Steel, Helstar, Toxic, Helloween, noem ze maar op) vrijwel allemaal in hun hoogtijdagen live gezien heb danwel in de platenkast heb staan? Been there done that zogezegd? Dat zal het deels zijn, maar aangezien ik nog steeds erg gesteld ben op dit genre vermoed ik eigenlijk dat het vooral de zanger is. Zeker, hij beschikt over een indrukwekkende kopstem die niet onderdoet voor die van (laten we zeggen) Rob Halford of John Cyriis. Verschil is wel dat deze mannen daar gedoseerd mee omgingen. De zanger van Riot City vindt het nodig om zo’n beetje iedere tekstregel te voorzien van een gierende uithaal. En hoe indrukwekkend dat in technisch opzicht ook mag zijn, om naar te luisteren is het doodvermoeiend en brengt het deze band m.i. gevaarlijk dicht bij het randje van parodie, iets wat volgens mij zeker niet hun bedoeling is. Ik haal mijn schouders op en begeef me naar de bar voor nog een biertje. Het zal allemaal wel.

Waar ik persoonlijk meer naar uitkijk is de show van Sonja. Voor hen die er niet bekend mee zijn, Sonja is het geesteskind van Melissa Moore, een transvrouw die eerst onder de naam Vis Crom in Absu speelde maar prompt uit die band geknikkerd werd toen ze als trans uit de kast kwam. Hun erg lekkere plaatje Loud Arriver draait regelmatig rondjes in huize Dutchman dus ik ben dan ook reuzebenieuwd hoe ze het er live vanaf gaan brengen. Wat vanaf de eerste noot duidelijk wordt is dat het live een stuk minder gelikt klinkt als op plaat. Als mevrouw Moore aankondigt dat het tijd wordt om de beentjes los te gooien (of iets van die strekking) wordt er in ieder geval een redelijk strakke dansbeat ingezet maar over de gehele linie zou ik het optreden willen omschrijven als een charmant rommeltje. Sonja klinkt live een beetje als een garagerockversie van Dokken of Def Leppard, en stellen dat mevrouw Moore niet helemaal toonvast zingt is een understatement. Toch kan ik niet zeggen dat het me stoort. Er worden ook nog leuke covers gespeeld van Danzig’s Devil’s Plaything en Iron Maiden’s Déjà Vu. Sowieso knap om met één gitaar iets van Iron Maiden te spelen dus dat het hier zo’n beetje mijn minst favoriete Maiden-nummer betreft leg ik maar even naast me neer. Als iemand die graag zowel naar heavy metal als naar garagerock luistert kan ik het allemaal prima hebben maar ik kan me best voorstellen dat niet iedereen even enthousiast is (“het is echt niet goed genoeg hoor”, oppert een medeburner).  


En dan zijn we alweer bij de laatste band aanbeland, het Amerikaanse Final Gasp. Ik ben er volstrekt niet bekend mee, wel constateer ik dat het nerveus ijsberende mannetje waar ik het eerder over had nu ineens op het podium staat en de zanger van deze band blijkt te zijn. Van zijn ogenschijnlijke nervositeit is weinig over, als hij niet staat te zingen is hij voortdurend echt furieus aan het headbangen. De jongeman moet nekspieren als scheepskabels hebben. Muzikaal doet het mij erg denken aan het soort ‘alternatieve’ metal zoals dat begin jaren 90 veel gemaakt werd door bands als Prong en Helmet, U kent het wel, van die hoekige riffs met een flinke scheut hardcore. Voeg daar wat Killing Joke-achtige blafzang aan toe en U heeft een aardig compleet plaatje. Wat de band m.i. nog mist is wat beklijvend songmateriaal (het nummer wat er het meest uitspringt is de Hüsker Dü-cover The Girl Who Lives On Heaven Hill) maar dat zou natuurlijk ook aan mijn onbekendheid met hun muziek kunnen liggen. Strak spel en een energieke podiumpresentatie moesten hier het meeste werk doen. Ik heb er geen plaatje van gekocht maar als ze in de buurt zouden spelen dan zou ik ze zeker nog een keer gaan zien.

Zo, de kop is eraf. Het gebouw loopt gestaag leeg en ik zie ook weinig bekenden meer. Van een vriendelijke security-medewerker krijg ik te horen dat de eerste pendelbus richting Eindhoven pas om 01.00 uur vertrekt. De DJ draait een combinatie van hair metal-klassiekers (W.A.S.P., Twisted Sister) en flauwe synthpop-hitjes (A-Ha en zo). Daar heb ik eigenlijk niet zo’n zin in dus ik besluit een treintje eerder naar Eindhoven te nemen. Morgen komt vrouwlief immers ook en we hebben dan nog vier hele dagen te gaan.

In het volgende deel van dit feuilleton gaan we het hebben over zonnebrillen, hoedjes van haar en niet weten wat er gebeurt.


zondag 17 december 2023

Het live-muziekjaar 2023

 


Het is weer die tijd van het jaar waarin er lijstjes en overzichten gemaakt worden dus dan kan ik niet achterblijven natuurlijk. Ik dacht eens te beginnen met een kleine terugblik doen op het concertjaar 2023. Ik heb volgens mij wel eens drukkere jaren gehad in dat opzicht. Hoe dat komt weet ik zelf eigenlijk ook niet. Ik vermoed dat allerlei drukke zaken privé en op het werk hier iets mee te maken hebben gehad maar al met al heb ik nog best veel mooie dingen gezien. Een kleine greep:

6 januari: Heilung + Lili Refrain, 013 Tilburg

We startten concertjaar 2023 voortvarend met Heilung, die ik al eens eerder had gezien op Roadburn 2019. Ik had er toen helemaal niet zulke hoge verwachtingen van, had ze een beetje ingeschat als Wardruna-wannabees maar ik was verrast over hoe gaaf ik het live eigenlijk vond. Ze geven duidelijk een eigen draai aan het zogenaamde pagan folk-genre en gaan net iets verder in het ritualistische gedeelte dan de meeste van hun stijlgenoten in dit inmiddels wat overbevolkte hoekje. Ik heb er inmiddels zelfs twee plaatjes van in de kast staan, die ik echter zelden tot nooit draai. Heilung’s combi van stampende folk en ritualistische performance-art komt pas tot z’n recht als je het zelf ziet, beleeft en ondergaat. Nee, een musical is het zeker niet maar er wordt met behulp van zang, dans en aankleding wel een soort verhaal verteld. En dat een deel van het publiek zich ook in dierenhuiden en allerhande Viking-parafernalia hult doet ook wel iets met de totaalbeleving (“hoe zou het met Kovacs zijn?” vroeg vrouwlief toen we een mevrouw met berenmuts op het hoofd passeerden). Het is natuurlijk makkelijk om er schamper over te doen (en dat gebeurde ook gelijk toen ik er iets over op facebook postte) maar ik heb genoten van deze buitengewoon bezwerende, opzwepende in een apotheose van totale gekte culminerende show.

Ook een eervolle vermelding voor openingsact Lili Refrain. Dit sympathieke Italiaanse bosheksje zette met behulp van wat rudimentair instrumentarium en een loopstation een zeer aanstekelijke set neer. Ik ben fan!

25 Februari: Complexity Fest, Patronaat Haarlem


In december kregen vrouwlief en ondergetekende van de Sinterkestpersoon (ja, wij vieren thuis Sinterkerst) een kaartje voor Complexity Fest, een hartstikke leuk festivalletje in Haarlem gewijd aan (zoals de naam al aangeeft) ‘moelijke’ muziek. De voornaamste reden voor dit kadootje was de aanwezigheid van de bands Neptunian Maximalism en Kayo Dot. Dat waren achteraf bezien niet eens de beste bands op de bill. Kayo Dot bleek zelfs een behoorlijk zware dobber. Ze speelden integraal Choirs Of The Eye, hun debuut uit 2003. Dat is niet de meest toegankelijke plaat die ooit gemaakt is, en nauwelijks te vergelijken met de complexe maar zoetgevooisde art-rock die ze tegenwoordig maken. Eerlijk is eerlijk, live was het met al zijn meanderende improvisaties gewoon niet om door te komen. Jammer maar helaas. Openingsact Oats deed het wat dat betreft een stuk beter. De gemiddelde leeftijd van deze band is volgens mij nog geen 20 maar wat een energie en wat een strakheid! Ook erg genietbaar was Iron Jinn, de gloedjenieuwe band van gitarist Oeds Beydals (The Devil’s Blood, Death Alley) met hun ambachtelijke psychedelische classic rock. Tribulation en Author & Punisher hebben we al vaker gezien en die leverden degelijke sets af. Het als black metal-band uitgedoste tweetal Zetra was zelfs op dit festival een vreemde eend in de bijt met hun mierzoete edoch aanstekelijke synthpop. Het absolute hoogtepunt was echter het Franse Birds In Row met hun werkelijk knoeperharde en furieuze post-hardcore. Oef! Wat een retestrakke band is dit. Het was ook gelijk het hoogtepunt van dit sympathieke kleine festivalletje. Het gabberfeestje dat Klakmatrak in de kleine zaal bouwde lieten we dan ook aan ons voorbij gaan, niet alleen omdat er niets meer over Birds In Row heen zou gaan maar ook omdat onze benen en voeten niet meer wilden. Dat wordt straks nog wat, vijf dagen Roadburn…

11 Maart: Terneuzen On Fire, Podium In Terneuzen Terneuzen (duh!)

Wat een leuk festivalletje is dit in de Terneuzense popzaal Podium In Terneuzen. Naast het hoofdpodium voor de bands-met-drumstel had men in de andere hoek van de zaal een kleiner podium neergezet voor het meer elektronisch georiënteerde beukwerk. Ik heb geen slechte band gezien maar bij de laatste vier kwam het voor mij pas echt op gang. Het geluid bij de lekker boze industrial van het Zeeuwse Designer Violence was af en toe wat dunnetjes maar dat werd ruimschoots gecompenseerd door de intense, naar performance art neigende presentatie van de dames. Toffe band. Gelijk maar de CD gekocht (met de geniale titel We Gave Peace a Chance). Peter Speedrock van Elderen zag ik iets meer dan een half jaar geleden nog met Fire Horse en nu stond ie hier weer met wat anders. In hoeveel bands speelt die man eigenlijk? Nou ja, ‘t is wel iedere keer goed, ook de aanstekelijke garage-hardrock van dit Tankzilla. De donkere techno van BHPL bleek een eveneens erg aanstekelijke combi van een headbangende Bart Jan (wie kent ‘m niet?) en een gruntende meneer die af en toe op een olievat stond the hengsten. Lekker hoor. En dan ALKERDEEL, wat moet men daarover zeggen? Op de laatste Roadburn had ik ze gemist omdat ik heel erg graag Green Lung wilde zien dus ik was blij met deze herkansing want vuiger, smeriger en zompiger wordt black metal simpelweg niet. Kolere, wat is deze muziek vies. Een zeer overtuigende afsluiter, en dat met een invalzanger. Al met al een topavond gehad. Laten we hopen dat dit festival een blijvertje is.

7 April: Stockholm Symphony Orchestra plays The Empire Strikes Back, Waterfront Stockholm

In april togen we met heel het gezin een weekje naar Stockholm, en op zoek naar leuke dingen om te doen stuitten we op een affiche van dit. Science Fiction in het algemeen en Star Wars in het bijzonder speelt op de een of andere manier een bijzondere rol in ons huishouden dus dit was een no-brainer. De zaal bleek niet heel makkelijk te vinden. Nadat de navigatie ons half Stockholm had doorgestuurd kwamen we net op tijd aan in de zaal, waar het zaalpersoneel ons verwelkomde in Star Wars-kostuums. Het Stockholm Symphony Orchestra ging dus live de soundtrack verzorgen bij The Empire Strikes Back. Den gehele film dus, inclusief stiltes en dialogen. Het orkest begon gelijk al met het thema van Universal Pictures, en een vreemde ontroering maakte zich van mij meester. Natuurlijk, filmmuziek heeft doorgaans een ondersteunend karakter dus als het al kunst mag heten dan valt het waarschijnlijk onder de noemer toegepaste kunst maar verdomd, wat zit het allemaal goed in elkaar en wat is het met momenten wonderschoon. Heel gaaf om dit eens meegemaakt te hebben. En ook wil ik nog vermelden dat we ons weekje Stockholm hebben afgesloten met een bezoekje aan het ABBA-museum (wat ook erg de moeite waard was maar natuurlijk geen concert).

19 - 23 april: Roadburn, 013 Tilburg

Jaja, ik ben zoals ieder jaar weer op muzikale bedevaartstocht geweest maar daar heb ik hier, hierhierhier en hier al uitgebreid over geschreven.

16 juni: Swans, Tivoli Utrecht


Vol goede moed begaven vrouwlief, vriend Frank en ondergetekende zich richting Utrecht voor een zittend concert van Swans in Hertz, een zaaltje in het Utrechtse Tivoli. Dat ik m’n oordopjes was vergeten leek me niet zo’n probleem. Zoals gezegd, het was immers een zittend concert dus Michael Gira (hij is Swans) zou vandaag vast z’n folky, ingetogen kant verkennen zoals op zijn soloplaten of zijn werk met Angels Of Light. Dacht ik. Nou, niet dus. Dit was mijn vierde keer Swans en dit was zondermeer de hardste, meest uitzinnige show van ze die ik tot nu toe gezien heb. Vanaf opener The Beggar wordt de toon langzaam maar zeker gezet. De muziek van Swans wordt wel eens aangeduid als post-punk of noise rock maar iedere poging om de sound van Swans te categoriseren is in feite zinloos. Van een rock-idioom is niet of nauwelijks sprake. Wat Swans brengt is pure existentiële en auditieve horror, met de woest gesticulerende dirigent Michael Gira als dreigend middelpunt. Gezeten op een stoel lijkt hij op de een of andere manier nog intimiderender dan tijdens de staande shows die ik van ze gezien heb. Het was apocalyptisch, groots en heel, echt heel erg hard. Eén van de shows van het jaar wat mij betreft. En ik ga echt nooit meer zonder oordopjes de deur uit.

16 augustus: Converge + Dying Fetus + Archspire, 013 Tilburg



Vriend Frank en ondergetekende werden door wat oude bekenden gevraagd om mee te doen aan een metalquiz in 013. Nou, dat lieten we ons natuurlijk geen twee keer zeggen dus wij 29 juni naar Tilburg. En nee, ik schep niet graag op maar het hoeft geen betoog dat we dit met al onze jaren metal-ervaring natuurlijk grandioos wonnen. Het concertkaartje naar keuze werd Converge, één van de weinig hedendaagse hardcore-bands waarvan ik mezelf fan durf te noemen. Maar eerst mocht het Canadese Archspire de boel opwarmen. Normaal gesproken ben ik niet zo van de ‘lollige’ bands, en lolbroeken zijn deze heren zeker. Er kwam zelfs een heuse Twister-mat aan te pas. De bruuskheid van hun death metal gecombineerd met onwaarschijnlijk strak spel dwong echter zeker bewondering af. Eveneens death metal was Dying Fetus, van het soort dat mij persoonlijk altijd een beetje Siberisch heeft gelaten, al werd er zeker een solide set neergezet. De band waar het voor mij allemaal om draaide was echter Converge, die eigenlijk alleen de heftigheid van hun muziek gemeen hebben met de voorgaande bands. Hun brute hardcore klinkt op het eerste gehoor chaotisch maar is dat niet, en op de één of andere manier zit er ook nog eens een behoorlijk emotionele lading in. Althans, dat meen ik er in te horen, en het gekwelde hoofd van de graatmagere, in een veel te grote slobberbloes gehulde frontman Jacob Bannon doet niets om die indruk te ontkrachten. Er werd gelukkig lekker veel gespeeld van mijn favoriete platen Jane Doe en You Fail Me. Fenomenale show van een fenomenale band!

2 september: Roosendaal Open Air, The Loods Roosendaal

Roosendaal Open Air is wat mij betreft één van de leukste lokale festivalletjes. Ik ga er nu inmiddels al weer een paar jaar heen en heb er zelf ook ooit wel eens gestaan met een bandje. Een beetje met de mannen bier drinken en naar metal luisteren, wat is er nou leuker dan dat? Beste band van de dag was voor mij het Britse Hellripper. Ik weet niet wat het is, Britten hebben een heel specifieke manier van herrie bedrijven. Rauw, primitief, gruizig en ietwat onvast maar toch vreemd catchy. Denk Venom, Amebix, Discharge, dat werk. Hellripper hoort voor mij ook in dit hoekje thuis. Ik vond ze dusdanig tof dat ik gewoon weer eens ouderwets de pit ingedoken ben. Dat doe ik niet zo heel vaak meer maar een mens moet af en toe z’n reserves laten varen, nietwaar? Wat je noemt een uitputtende topdag. Ik heb nu al zin in volgend jaar.

7 september: Future Islands, Maassilo Rotterdam


Vrouwlief en ik wilden Future Islands al heel lang live zien. Het was ook ooit bijna zover, volgens mij hadden we zelfs al kaartjes, maar iets gooide roet in het spreekwoordelijke eten. Werk? Corona? Ik weet het niet meer maar dit was onze herkansing. Dat parkeren bij de Maassilo een onmogelijke opgave is waren we even vergeten dus nadat we de halve stad hadden doorkruist op zoek naar een parkeerplaats kwamen we zowaar redelijk op tijd aan. Daar wachtte ons de volgende hobbel. Bij de bar werd ons te verstaan gegeven dat we muntjes nodig hadden, dus voegden we ons in de gangen van dit oude fabriekspand bij de andere verdwaasden die zich zichtbaar ook afvroegen waar je die krengen in vredesnaam moest halen. Enfin, dat lukte uiteindelijk dus konden we ons precies op tijd met onze drankjes in de zaal positioneren voor het grote gebeuren. En groots was het. Naast het melancholieke randje aan hun synthpop is het geheime wapen van Future Islands vooral frontman Samuel T. Herring, die naast een fijne snik in zijn stem ook beschikt over een podiumpresentatie waar menig hardcore-zanger een puntje aan kan zuigen. Hopsend, springend, dramatisch gesticulerend en zijn benen hoog opgooiend gebruikt hij vrijwel iedere centimeter van het podium, zich hierbij bedienend van een ietwat intimiderende oogopslag en hier en daar zelfs een incidentele death grunt. Dhr. Herring is eigenlijk zo aanwezig op het podium dat je bijna zou vergeten dat er ondertussen toch echt hele mooie muziek gemaakt wordt.

9 september: ’t Beest Brult, ´t Beest Goes


Eigenlijk zouden we vandaag naar Baroeg Open Air gaan maar vrouwlief had wat onder de leden dus besloten we onze kaartjes maar op Ticketswap te zetten. Ik had natuurlijk best alleen kunnen gaan maar stiekem vond ik het niet heel erg. De seizoensopener van onze eigen plaatselijke poptempel is altijd een goede gelegenheid om wat bij te kletsen met vrienden en bekenden en bovendien is er ook een klein platenmarktje. Dus na daar wat spul gescoord te hebben (van o.a. Lou Reed, Iggy Pop en de totaal vergeten en obscure noiserock-band Happy Flowers) was het tijd om te bieren en bandjes te kijken. Er stond van alles wat. De eenmans-garagerock van Dead Elvis & His One Man Grave was platvloers op precies de goeie manier. Het Thoolse en piepjonge Grainbait speelde het soort oubollige bluesrock dat vrouwlief altijd liefkozend ‘ribbroekenrock’ noemt. Prima bandje verder hoor, al vraag ik me wel af hoe die blagen er dan bij komen om dit soort muziek te gaan maken. Teveel in de platencollectie van pa gegrasduind zeker? Ach ja, niks mis mee, dat deed ik vroeger ook. De band waar het vandaag echter vooral om draaide was het Kapelse Grote Geelstaart. Ik was hier erg benieuwd naar. Niet alleen omdat de zoon en wat neefjes van een goede vriend er in spelen maar ook omdat er nogal een buzz over ze gaande is in de wandelgangen. Het zou hier een bijzonder bandje betreffen. En dat bleek inderdaad het geval. Gehuld in witte overhemden en stropdassen bracht dit jonge gezelschap een uitzinnige, hysterische maar vooral strak gespeelde combi van mathrock, postpunk en nog een handvol van die onduidelijke genre-aanduidingen. Laten we het er maar op houden dat hun drukke stuitermuziek erg interessant is voor mensen die (laten we zeggen) black midi, King Gizzard & The Lizard Wizard of Nomeansno een warm hart toedragen. Naar ik me heb laten vertellen gaan de mannen in het nieuwe jaar op allemaal verschillende plekken in het land studeren. Laten we hopen dat dit ze er niet van gaat weerhouden om samen muziek te blijven maken. Dat zou zonde zijn van dit eigenzinnige bandje. Afsluiter van de dag was het lekker platvloerse dansfeestje van het Antwerpse Bokorov Bokorov. ’t Beest-seizoen is op een geslaagde manier geopend.

9 Oktober: David Eugene Edwards, De Spot Middelburg 

Als de frontman van 16 Horsepower en Wovenhand een kleine 20 kilometer verderop zijn nieuwe soloplaat komt promoten dan hoeven we daar natuurlijk niet over na te denken, ook niet als het op een doordeweekse maandagavond is. David Eugene staat niet helemaal alleen op het podium vanavond, een voor mij onbekende medemuzikant staat hem bij op elektronica, percussie en tweede stem. Een groot gedeelte van de set van vanavond komt van die nieuwe plaat, Hyacinth geheten, en die had ik op dat moment nog niet gehoord maar dat maakt voor de muziek van David Eugene niet zoveel uit. Er wordt wel wat werk van zijn bands ten gehore gebracht maar ook solo is zijn muziek nog steeds een duistere, onheilspellende combi van folk, Americana en post-punk waarin hij zijn Apocalyptische interpretatie van Het Geloof brengt. Nee, vrolijk is het allemaal niet maar wat maakt dat uit als het zo wonderschoon is? Simpele maar mooie visuals en een niet al te overdadig ingestelde rookmachine maken het geheel af en van de die o zo irritante Dutch Disease is vanavond weinig tot niets te merken. Logisch ook wel. Als David Eugene Edwards spreekt danwel zingt houdt een ieder zich respectvol stil, al is het maar omdat niemand zijn immer priemende blik op zich wil voelen.

12 oktober: Maiden uniteD 1980, ’t Beest Goes


Eigenlijk ben ik niet zo van de tribute-bands maar als originele Iron Maiden-gitarist Dennis Stratton deel uitmaakt van de line-up is het mijns insziens toch interessant genoeg om even een kijkje te nemen. Dat ze de eerste plaat (de enige waar Stratton op meespeelt) integraal gingen spelen was me reeds ter ore gekomen. De memo dat het een volledig akoestische show zou worden is even langs me heen gegaan. Op zang hadden ze Dougie White, iemand die zowel bij Rainbow als Michael Schenker gespeeld heeft en wel wat kan dus. Iron Maiden-baas Steve Harris heeft nooit onder stoelen of banken gestoken dat bands als Jethro Tull en Wishbone Ash tot zijn grootste invloeden behoren. En zo klonken de bewerkingen van het Iron Maiden-repertoire nu ook, als de meer folky momenten van Jethro Tull en Wishbone Ash. Met hier en daar wat vleugjes Moody Blues en ouwe Genesis. Grappig. Sommige interpretaties van het Maiden-werk waren zeker genietbaar. Prowler werd gezongen door Dennis Stratton zelf en die bleek zowaar over een aangenaam stemgeluid te beschikken. Ook leuk was de bamboleo-versie van Sanctuary en de vrolijke Ierse jig die ze van Transylvania hadden gemaakt. Minder te spreken was ik over hun bewerking van Phantom Of The Opera, zo´n beetje mijn favoriete Maiden-nummer maar met deze slome keutelbewerking kon ik persoonlijk niet veel. Vervolgens waagden ze zich nog aan later Maiden-werk, wat natuurlijk hartstikke leuk was al vroeg ik me wel af wat dan de meerwaarde van Dennis Stratton nog was, die daar immers helegaar niets meer mee te maken heeft gehad. Ach, wat maakt het ook uit? Het was een drukbezochte donderdagavond, kennelijk zit de liefde voor Maiden bij veel mensen diep en dat is een fijne constatering.

4 November: Årabrot + Jaye Jayle + Karin Park , Stroomhuis Eindhoven

Fijn dat ze nog bestaan, zaaltjes als Het Stroomhuis. Ze worden immers steeds zeldzamer, dit soort lekker krakkemikkige oude punktenten. We zijn hier vanavond voor het Noorse Årabrot, een bandje waar vrouwlief en ondergetekende erg gecharmeerd van zijn en wiens laatste werkje Of Darkness and Light veel gedraaid wordt hier in huis. De avond word geopend door Karin Park (tevens in hoofdact Årabrot) met een mooie maar m.i. wel ietwat te korte set sfeervolle en duistere electronica. Gelijk gevolgd door Jaye Jayle, het alias van de Amerikaanse singer-songwriter Evan Patterson. Zijn sombere en zwaar dronende mompelcore is op plaat erg mooi maar eerlijk gezegd kan het vanavond m’n aandacht niet echt vasthouden. Waarschijnlijk was ik gewoon ongeduldig voor hoofdact Årabrot, bestaande uit frontman Kjetil Nernes, zijn echtgenote Karin Park en een anonieme huurling op drums. Boven het podium hangt een groot, lichtgevend kruis en beide echtelieden hebben zich gehuld in outfits die ergens het midden houden tussen glamrock en pastorale kledij. Yep, we zijn hier aanwezig bij een soort veredelde kerkdienst en de muzikale omlijsting hierbij is een opzwepende en unieke mix van (post-)punk, noise, metal en gospel. Ofzoiets. Het geluid stond wel ietwat eigenaardig afgesteld. Zodra frontman Kjetil zijn pedaal intrapte verzoop de zang in een ondoordringbare geluidsbrij – dat soort grappen. Het mocht de pret echter niet drukken. Toen we Het Stroomhuis weer verlieten was dat met een brede glimlach op onze gezichten. Daar kon zelfs het ontluisterende beeld van het grote aantal daklozen dat in de nabijgelegen parkeergarage bivakkeerde niets aan veranderen.

10 november: Montis, Goudsmit & Directie, ’t Beest Goes

Organist Frank Montis, gitarist Anton Goudsmit en drummer Cyril Directie behoren tot het spreekwoordelijke neusje van de zalm van de Nederlandse jazz-scene. Dat weet ik van mijn zwager die lange tijd hun geluid heeft gedaan. Als ze dan een showtje komen doen bij het plaatselijke poppodium komen moet dat natuurlijk wel even gezien worden. Goed, jazz dus. Of nou ja, officieel heet dit jazz maar wat ikzelf vooral hoorde was vet groovende funk, en dan van het soort zoals dat vroeger in New Orleans werd gemaakt door artiesten als The Meters en Dr. John. Naast eigen materiaal werd er druk geciteerd uit werk van o.a. The Beatles, Stevie Wonder en Ray Charles en er werd zelfs ergens een koppeling gemaakt tussen John Coltrane’s Giant Steps en Rod Stewart’s Do Ya Think I’m Sexy. Best gewaagd eigenlijk. Het geheel werd kundig aan elkaar gebabbeld door drummer en ADHD-er Cyril Directie die er zowaar in slaagde het grotendeels oudere en zittende publiek aan het klappen en zelfs heel voorzichtig aan het dansen te krijgen. Al met al een zeer geslaagd avondje muzikantenmuziek.

19 november: Perturbator + Carpenter Brut + Ho99o9, 013 Tilburg

De rode draad vanavond is Horror. Sterker nog, de eerste band heet gewoon zo. Ja, je schrijft het als Ho99o9 maar dat spreek je dus uit als Horror. Hun punkerige hiphop is lekker lomp en klinkt als een wat viezig amalgaam van Urban Dance Squad en The Prodigy. Op zich een prima opener al contrasteert het nogal met de wat meer verfijnde klanken die zullen volgen. Carpenter Brut had ik vanwege het relatief hoge handjes-in-de-lucht-gehalte van hun muziek als headliner ingeschat maar die stonden dus als tweede op de bill. Geeft verder niks, hun combi van techno-beats en filmmuziek met een vleugje heavy metal was wederom ijzersterk en gewoontegetrouw werd er afgesloten met een massaal meegezongen versie van Michael Sembello’s 80’s-klassieker Maniac. Wel vroeg ik me af hoe de meer duistere en onvriendelijke klanken van Perturbator het zouden doen na al dit feestgedruis. Een deel van het publiek zag ik inderdaad vertrekken na Carpenter Brut maar dat was their loss, om het eens op zijn Engels te zeggen. Op zijn laatste langspeler Lustful Sacraments (uit 2021 alweer) heeft James Kent a.k.a. Pertubator het kille stampwerk deels ingeruild voor meer etherische postpunk- en new wave-achtige klanken. En dat is ook de kant die hij en zijn drummer vandaag verkennen. Toen we ze een paar jaar geleden in de kleine zaal van 013 zagen was het nog vooral beuken. De set van vandaag was spannend, afwisselend, gelaagd en met momenten werkelijk wonderschoon. Zondermeer één van de shows van het jaar.

1 december: Smudged & Staatseinde, ’t Beest Goes

Over het Rotterdamse Smudged is momenteel nogal wat te doen. Ze zouden op onnavolgbare wijze krautrock, noise-punk, elektro-pop en techno combineren. En dan verven ze ook nog eens hun gezichten groen en dragen ze Victoriaanse pruiken. Maken ze de hype waar? Ach, het is zeker een leuke band. De muziek zou ik eigenlijk gewoon als garagerock willen definiëren. Met drums uit een doosje dus vooruit, met dance-invloeden dan. Behalve op de momenten dat zanger en spring-in-‘t-veld Bart Hoogvliet achter de drums plaatsneemt, dan is het ineens gewoon weer garagerock. Het wordt allemaal lekker energiek en brutaal gebracht. Het doet me eigenlijk wel een beetje aan Aux Raus denken. Kent iemand dat nog? Kan iemand er nog een liedje van reproduceren? Nee, precies. Niettemin, een heel goeie festival-act denk ik. Dit soort stuitermuziek komt het best tot z’n recht bij een kolkende mensenmassa die al een paar biertjes achter de kiezen heeft. Maar ach, daar kwam ik ook eigenlijk helemaal niet voor. Het ging mij het voorprogramma, het Utrechtse duo Staatseinde. De twee heren hadden zich met hun keyboards en andere apparatuur voor het podium geposteerd. Met hun Star Trek-achtige outfits, het matje met snor en jaren ’80-bril van de zanger en hun overduidelijk aan Kraftwerk en DAF referende stamp-electro had het alles in zich om te verworden tot platte en flauwe retro. Maar dat gebeurde niet. Staatseinde heeft gewoon echt goeie nummers, brengt hun Neue Niederländische Welle met een lekker rauw punkrandje en ondanks de hoge dansbaarheidsfactor is het echt niet allemaal één en al vrolijkheid. Songtitels als Grauw en Wir Sind Allein zeggen wat dat betreft genoeg. Kort samengevat: Eén van de leukere Nederlandse bands van dit moment, met een prima naprogramma.

2 december: Descartes a Kant, Ancienne Belgique Brussel

Een goede vriend attendeerde vrouwlief op dit opmerkelijke Mexicaanse bandje en enig online speurwerk leerde dat ze in de buurt speelden. We besloten er gelijk maar een cultureel dagje van te maken. In Brussel was immers ook de tentoonstelling Tim Burton’s Labyrinth gaande. We waren jaren geleden in Genk al naar eens naar de expositie The World of Tim Burton geweest, en sindsdien hangt er een groot schilderij van hem boven ons bankstel (een reproductie overigens). We hebben dus wel iets met de man en zijn werk. Waar genoemde expositie vooral ging over zijn kunst richtte deze tentoonstelling zich vooral op Tim Burton de filmmaker en schrijver. Het was eigenlijk een soort reis langs diverse kamers die allemaal respectievelijk inzoomden op bepaalde aspecten en terugkerende thema’s en archetypen in ’s mans film- en schrijfwerk. Zeer de moeite waard, met veel mogelijkheden tot het schieten van leuke plaatjes (wat we natuurlijk ook hebben gedaan), maar niet zo indrukwekkend als die expositie van een paar jaar geleden.


Toen moesten we nog iets aan de inwendige mens doen natuurlijk. Onze spontane ingeving om iets te gaan eten in een klein restaurantje genaamd La Plume bleek een goeie (mocht je nog eens naar Ancienne Belgique gaan, dit restaurantje is vlakbij en bij deze van harte aanbevolen) dus vervolgens op naar Ancienne Belgique. Nu is dat nogal een complex met meerdere zalen dus het duurde even voor we het juiste zaaltje hadden gevonden. Descartes a Kant bleek dus te spelen in de Witloof Bar, oftewel de kelder. Erg druk was het niet en dat is jammer, dit bandje verdient m.i. best wat meer aandacht. De pauze-DJ zette gelijk al een toepasselijk sfeertje neer door klassieke elektronica te draaien van artiesten als Mort Garson en Jean-Jacques Perrey. Dat sloot mooi aan bij het retro-futuristische concept van Descartes a Kant, een band bestaande uit twee dames, twee heren, allemaal in identieke overalls, en als vijfde bandlid een computer uit het Chriet Titulaer-tijdperk. Uit de bandnaam valt al af te leiden dat het hier een filosofisch ingesteld gezelschap betreft. Hun laatste plaat After Destruction wil ons van alles vertellen over zaken als zaken als depressie, sociaal isolement en de ongemakken van een hyper-individualistische samenleving. Zware thematiek dus maar rockend gebracht. In muzikaal opzicht komt dit neer op een combinatie van de hoekigheid van Devo met de gespierde riffs van Queens Of The Stone Age. Ik moest persoonlijk zelfs een beetje denken aan 70's weirdo progrockbands als Max Webster en Crack the Sky maar dat zal ongetwijfeld aan mij liggen. Anyway, da’s dan alleen nog op plaat. Live komt daar dan nog een lekker rauw punkrandje bij. Vooral frontvrouw Sandrushka Petrova heeft een ronduit venijnige uitstraling en springt op zeker moment tussen het publiek om daar op de grond te gaan liggen kronkelen en rollebollen. Een zeer memorabel concert, maar hoewel ik het ze van harte gun acht ik de kans klein dat deze band ooit groot wordt. Daar zijn ze gewoon een beetje te raar voor ben ik bang.

Goed, dat was dus concertjaar 2023 in een notedop. Nou ja, niet helemaal want aanstaande vrijdag is er nog een leuk new wave-kerstbal in ’t Beest met de Belgische new wave-tributeband Wegsfeer maar dat beschouw ik meer als een feestje dan als een heus concert.

De plannen voor 2024 zijn vooralsnog bescheiden. Natúúrlijk is het kaartje voor Roadburn al in de pocket. Daar staan in ieder geval al gave dingen als Khanate, Lankum, HEALTH, Richard Dawson en Blood Incantation en nog veel meer dus daar verheug ik me nu al op. En we hebben kaartjes voor Mr. Bungle met special guests Oxbow en Spotlights. Over Judas Priest in de AFAS moeten we nog even nadenken.

Wellicht dat ik het in een volgend blogje over de beste platen van 2023 ga hebben, en andere culturele highlights.

Roadburn 2024 Dag 4

  (foto: Jurgen van Hest ) De laatste dag is aangebroken. We hebben er al drie drukke dagen op zitten dus vandaag doen we het rustig aan. Ze...